Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

Book of Common Prayer

Daily Old and New Testament readings based on the Book of Common Prayer.
Duration: 861 days
Het Boek (HTB)
Version
Psalmen 121-123

121 Een bedevaartslied.

Ik kijk omhoog naar de bergen.
Waar vandaan kan ik hulp verwachten?
De Here helpt mij.
Hij heeft immers de hemel en de aarde gemaakt?
Hij zal voorkomen dat u valt,
want Hij is uw beschermer en slaapt nooit.
Werkelijk, de beschermer van het volk Israël
slaapt nooit!
De Here is uw beschermer.
Zoals uw schaduw u nooit verlaat,
blijft ook Hij altijd bij u.
Overdag zal de zon u geen kwaad doen,
ʼs nachts de maan niet.
Altijd is Hij bij u.
De Here beschermt u tegen elk kwaad,
Hij beschermt uw leven.
De Here beschermt u, waar u ook gaat.
Niet alleen vandaag, maar altijd,
tot in eeuwigheid.

122 Een bedevaartslied van David.

Wat was ik blij toen men mij voorstelde
samen naar het huis van de Here te gaan.
Jeruzalem, wij staan in uw poorten.
Jeruzalem is een goed gebouwde stad,
waar de stammen van het volk naar toe gaan.
Alle stammen die bij de Here horen.
Het is een voorschrift voor het volk de Here te prijzen.
Want in Jeruzalem wordt rechtgesproken
en het huis van David is er gevestigd.
Bid voor de vrede van Jeruzalem,
dat ieder die van de stad houdt,
rust mag ervaren.
Laat er vrede heersen binnen de muren
en rust in elke stadswijk.
Ter wille van mijn broers
en vrienden zeg ik tot de stad:
‘laat er vrede in u zijn.’
En ter wille van het huis van onze Here God
zal ik het goede zoeken
voor de stad Jeruzalem.

123 Een bedevaartslied.

Ik kijk omhoog naar mijn God,
die in de hemel woont.
Zoals knechten wachten op het bevel van hun meester
en een dienstmeisje wacht op het teken van haar meesteres,
richten wij onze ogen op de Here, onze God,
en verwachten van Hem genade.
Geeft U ons genade, Here, en helpt U ons.
Want wij hebben al te veel minachting ontmoet.
Wij werden overladen met spot van ongelovigen
en trotse mensen hebben ons met minachting behandeld.
Meer kunnen wij niet verdragen.

Psalmen 131-132

131 Een bedevaartslied van David.

Here, ik stel mijzelf niet boven anderen
en kijk niet trots om mij heen.
Ik bemoei mij niet met zaken die te hoog gegrepen zijn
of die ik niet kan begrijpen.
Innerlijk ben ik tot rust gekomen
en ik houd van de stilte.
Zo rustig als een kind zit op zijn moeders schoot,
zo rustig voel ik mij van binnen.
Laat het volk Israël al zijn vertrouwen op de Here stellen,
nu en voor altijd.

132 Een bedevaartslied.

Here, denk toch aan alle moeite
die David heeft doorstaan.
Hoe hij heeft gezworen aan de Here
en een belofte heeft gedaan aan de machtige God van Jakob.
Hij zei: ‘Ik meen het,
ik zal mijn huis niet meer binnengaan
en niet meer naar bed gaan,
en ik zal de slaap niet vatten
eer ik voor de Here een plaats heb gevonden,
waar Hij kan wonen.
Een woonplaats voor de machtige God van Jakob.’
Weet u,
wij hoorden in Efrata al
over zijn woning spreken
en vonden haar in de velden van Jaär.
Laten wij zijn huis binnengaan
en ons diep voor Hem buigen.
Here, sta op en ga naar uw rustplaats,
U en de ark die spreekt van uw kracht.
Laten uw priesters zich kleden in rechtvaardigheid
en uw volgelingen jubelen over uw grootheid.
10 Keer U niet af van uw uitverkorene,
ter wille van uw dienaar David.
11 De Here heeft David een kostbare belofte gedaan
die Hij nooit zal verbreken.
Hij zei: een van uw eigen nakomelingen
zal Ik koning maken.
12 Als uw zonen zich aan mijn wet houden
en spreken over alles wat Ik hun leer,
zullen ook hun kinderen weer regeren.
13 Want de Here heeft Jeruzalem uitgekozen.
Daar wilde Hij graag wonen.
14 Hij zei: ‘Dit is de plaats
waar Ik altijd rust zal vinden.
Hier wil ik graag wonen.
15 Het eten in deze stad zal Ik zegenen
en de armen die er wonen,
zal Ik volop te eten geven.
16 De priesters van Jeruzalem
zullen mijn bevrijding kennen
en de gelovigen zullen blij jubelen.
17 In Jeruzalem zal Ik David sterk maken.
Door hem die Ik uitkies,
zal het licht schijnen.
18 Zijn vijanden zal Ik met schande overladen,
maar hij zelf zal een stralende kroon dragen.’

Jesaja 63:1-5

De ontfermende liefde van God

63 Wie komt daar vanuit Edom aan, uit de stad Bosra, in zijn prachtige donkerrode kledij? Wie is dat in zijn koninklijke gewaden, rustig voortlopend met grootse kracht? ‘Ik ben het, de Here, die uw heil aankondigt, degene die de macht heeft u te redden!’ ‘Waarom is uw kleding zo rood als van iemand die in de wijnpers de druiven uitperst?’ ‘Ik heb de wijnpers alleen getreden. Er was niemand die Mij hielp. In mijn toorn heb Ik mijn vijanden als druiven vertrapt. In mijn toorn vertrapte Ik mijn tegenstanders. U ziet hun bloed op mijn kleding. Want de tijd is aangebroken dat Ik mijn volk moet wreken, het uit de handen van zijn onderdrukkers moet verlossen. Ik keek maar niemand kwam het te hulp, Ik was verbaasd en geschokt. Daarom voerde Ik de wraak alleen uit, zonder hulp velde Ik de vonnissen.

Openbaring 2:18-29

18 Thyatira

Schrijf aan de boodschapper van de gemeente in Thyatira:

Dit zijn de woorden van de Zoon van God, die ogen heeft als vlammend vuur en voeten die gloeien als brons: 19 Ik ken uw doen en laten, uw liefde, uw geloof en hulpvaardigheid en ik weet hoe moedig u volhoudt. Ik weet ook dat u nu nog meer doet dan eerst. 20 Toch heb Ik iets tegen u. U laat die vrouw Izebel maar haar gang gaan. Zij beweert namens Mij te spreken, maar leert de vreselijkste dingen. Zij verleidt mijn dienaren tot ontucht en het eten van vlees dat aan afgoden geofferd is. 21 Ik heb haar de tijd gegeven om zich te bekeren van haar ontucht, maar zij wil niet. 22 Daarom zal Ik haar op bed doen liggen en hen die ontucht met haar bedrijven laten lijden, tenzij zij met haar breken. 23 Ik zal haar kinderen doden. Alle gemeenten zullen weten dat Ik de diepste gedachten en wensen van de mens ken en dat Ik ieder zal geven wat hij verdient. 24 Maar gelukkig zijn er in Thyatira nog mensen die deze verderfelijke leer niet volgen, die niet de zogenaamde diepten van Satan hebben leren kennen. Van u vraag Ik niets meer 25 dan dat u vasthoudt wat u hebt, totdat Ik kom.

26 Wie overwint en tot het einde doet wat Ik van hem vraag, zal Ik macht geven over vreemde volken. 27 Hij zal met een ijzeren staf over hen regeren, zij worden verbrijzeld als bros aardewerk. 28 Dat is de macht die Ik ook van mijn Vader gekregen heb. Wie overwint, zal Ik de morgenster geven.

29 Als u oren hebt, luister dan naar wat de Geest tegen de gemeenten zegt.

Johannes 5:1-15

De genezing bij de vijver Betzata

Jezus ging enige tijd later terug naar Jeruzalem om een van de Joodse feesten bij te wonen. Bij de Schaapspoort in Jeruzalem was de vijver Betzata met vijf zuilengalerijen. In die zuilengalerijen lagen talloze zieke mensen, zoals blinden, lammen en kreupelen, te wachten tot het water in beweging zou komen. Want van tijd tot tijd raakte een engel uit de hemel het water aan. Wie dan het eerst in het water stapte werd genezen, wat voor ziekte hij ook had. Er lag ook een man die al achtendertig jaar ziek was. Jezus zag hem daar liggen en wist dat hij al heel lang ziek was. Hij vroeg: ‘Wilt u gezond worden?’ De zieke man antwoordde Hem: ‘Ja, Here, maar ik heb niemand die mij het bad inhelpt als het water in beweging komt. En als ik het alleen probeer, ben ik altijd te laat.’ Jezus zei tegen hem: ‘Sta op! Pak uw matras en loop!’ De man werd direct gezond. Hij pakte zijn matras op en liep!

Nu was het die dag sabbat. 10 Daarom zeiden de Joden tegen de man die net genezen was: ‘Het is sabbat! Dan mag u die matras niet dragen.’ 11 Hij antwoordde: ‘De man die mij genezen heeft, zei dat ik mijn matras moest oppakken en lopen.’ 12 ‘Wie was dat?’ vroegen zij. 13 De man wist het niet, omdat Jezus ongemerkt was weggegaan toen de mensen van alle kanten kwamen aanlopen.

14 Later ontmoette Jezus hem in de tempel en zei tegen hem: ‘Nu u gezond bent geworden, wil Ik u dit nog zeggen: zondig niet meer, want anders zal u iets ergers overkomen.’ 15 De man verliet de tempel en vertelde de Joden dat het Jezus was die hem had genezen.

Het Boek (HTB)

Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.