Book of Common Prayer
75 Een psalm van Asaf. Een lied voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van: ‘Verderf niet.’
2 Wij loven en prijzen uw naam, o God,
want uw naam is onder ons.
Er wordt veel gesproken
over alle wonderen die U doet.
3 Wanneer Ik de tijd daarvoor gekomen acht,
zal Ik volmaakt rechtspreken.
4 Al schudt de aarde op haar grondvesten
en wankelen alle mensen,
toch heb Ik haar vast neergezet op haar pilaren.
5 Ik heb de trotse mensen gewaarschuwd:
‘Wees niet hoogmoedig’
en zei tegen de ongelovigen:
‘Wees niet koppig,
6 gedraag u niet weerbarstig tegenover Mij
en wees niet trots.’
7 Want uw waarde wordt niet bepaald
door een invloed van deze aarde,
niet uit dit of dat land of uit die woestijn.
8 God is de Rechter.
De een wordt door Hem teruggewezen
en op zijn plaats gezet,
de ander wordt door Hem geprezen
en hooggeacht.
9 In de hand van de Here bevindt zich een beker.
Daarin bruist de rijk gemengde wijn.
God schenkt die beker helemaal leeg,
tot op de bodem toe.
Alle ongelovigen op deze aarde moeten daaruit drinken.
10 Maar ik?
Ik wil alles wat ik over God weet, bekendmaken.
Ik wil lofliederen zingen voor de God van Jakob.
11 Alle koppigheid en hoogmoed van de ongelovigen
doe ik ver van mij.
Maar oprechte mensen
zullen in ere worden hersteld.
76 Een psalm van Asaf. Een lied voor de koordirigent. Te begeleiden met snaarinstrumenten.
2 Iedereen in Juda kent God.
Heel Israël eert en verheerlijkt Hem.
3 Zijn huis staat immers in Jeruzalem
en Hij woont op de berg Sion.
4 Daar heeft Hij de wapens van de vijand vernietigd.
5 De geweldige bergen kunnen zich niet met U meten
in pracht en heerlijkheid.
6 U versloeg de sterke vijanden.
Zij sliepen gewoon in.
Geen van al die dappere krijgers had nog kracht
om tegen U op te staan.
7 Toen U Zich liet zien, God van Jakob,
konden noch paarden noch strijdwagens
meer iets beginnen.
8 U bent groot en beroemd,
niemand kan in leven blijven
als uw toorn ontbrandt.
9 Vanuit de hemel hebt U geoordeeld
en de aarde werd helemaal stil van ontzag.
10 Toen stond God op als rechter
en bevrijdde al de oprechte mensen op aarde.
11 Werkelijk, zelfs uw tegenstanders moeten U eer brengen.
U houdt ze in toom.
12 Doe uw geloften aan de Here, uw God.
Kom ze ook na.
Iedereen moet Hem offers en gaven brengen,
want Hij is beroemd en gevreesd.
13 God verslaat alle tegenstanders,
allen vrezen Hem.
23 Een psalm van David.
De Here is mijn herder,
dus heb ik alles wat ik nodig heb!
2 Hij laat mij uitrusten in een groene weide
en wijst mij de weg langs kabbelende beekjes.
3 Hij verfrist mijn innerlijk
en leidt mij op de weg waar zijn recht geldt,
tot eer van zijn naam.
4 Zelfs als ik door een donker dal moet lopen,
ben ik niet bang,
want U bent dicht bij mij.
Uw herdersstaf beschermt mij
en begeleidt mij heel de weg.
5 U bereidt een feestmaal voor mij,
waar mijn vijanden bij zijn.
U zalft mijn hoofd,
als bij een persoonlijke gast,
mijn beker vloeit over van uw zegen!
6 Uw goedheid, liefde en trouw
mag ik mijn hele leven ervaren
en daarna mag ik voor eeuwig
bij U wonen in uw huis.
27 Een lied van David.
De Here is mijn licht en mijn redder.
Voor wie zou ik dan bang zijn?
De Here is mijn levenskracht.
Zou ik dan nog angst voor iemand hebben?
2 Toen de misdadigers, mijn vijanden,
kwamen om mij te vernietigen,
zijn zij zelf gestruikeld en gevallen.
3 Al komt een heel leger op mij af,
ik word niet bang.
Al wordt er oorlog tegen mij gevoerd,
ik blijf toch vertrouwen!
4 Ik heb de Here slechts één ding gevraagd,
daar gaat mijn hele hart naar uit:
dat ik mijn hele leven in het huis van de Here mag blijven.
Om de lieflijkheid van de Here te kunnen zien
en steeds meer over Hem te leren in zijn tempel.
5 Want wanneer kwade tijden aanbreken,
verbergt Hij mij in zijn hut.
Hij verstopt mij in zijn tent,
op een plaats die niemand kent.
Hij zet mij hoog op een rots.
6 Daarom kan ik mijn hoofd opheffen.
Ik kijk over al mijn vijanden heen.
Daarom wil ik Hem offers brengen met luid trompetgeschal.
Ik wil zingen voor de Here,
psalmen zingen voor Hem.
7 Luister Here, hoe ik hardop naar U roep!
Wees zo goed mij te antwoorden
en geef mij genade.
8 U Zelf laat mijn hart naar U vragen.
Ik wil U zoeken, Here.
9 Verberg U niet voor mij
en stuur mij niet toornig weg.
U bent altijd mijn hulp.
Laat mij niet in de steek
en stoot mij niet van U af,
God van mijn heil.
10 Al zouden mijn vader en moeder mij in de steek laten,
de Here laat mij nooit alleen.
11 Leer mij uw bedoelingen, Here,
en laat mij op een vlakke weg lopen,
zodat mijn vijanden mij niet kunnen pakken.
12 Geef mij niet over aan mijn tegenstanders.
Er wordt vals tegen mij getuigd
en geweldenaars bedreigen mij.
13 Gelukkig wist ik zeker
dat de goedheid van de Here mij zou redden.
Hij spaarde mijn leven!
14 Wees sterk en wacht op de Here.
Laat uw hart sterk zijn en krachtig
door altijd op de Here te wachten.
23,24 Het Feest van de Bazuinen. De eerste dag van de zevende maand is een dag van rust voor alle mensen, waarop zij moeten bijeenkomen in een heilige samenkomst. Die dag zal worden aangekondigd met een luid bazuingeschal. 25 Doe geen werk op die dag, maar breng de Here een brandoffer.
26,27 De Grote Verzoendag. Deze dag valt negen dagen na het Feest van de Bazuinen. Alle mensen moeten bijeenkomen in een heilige samenkomst voor de Here, met berouw over de zonden die zij deden, zij zullen brandoffers aan de Here brengen. 28 Werk die dag niet, want het is een speciale dag om verzoening te doen voor de Here, uw God. 29 Degene die deze dag niet berouwvol en ootmoedig doorbrengt, zal worden verbannen. 30,31 Ieder die op die dag toch werkt, zal Ik vernietigen. Dit is een wet voor Israël en voor alle komende generaties. 32 Want dit is een sabbat van volledige rust, waarop iedereen moet vasten en zich verootmoedigen met een berouwvol hart. Deze tijd voor verzoening begint op de voorafgaande avond en duurt tot de avond daarop.
33,34 Het Loofhuttenfeest. Vijf dagen later, op de vijftiende dag van de zevende maand, moet zeven dagen lang het Loofhuttenfeest voor de Here worden gevierd. 35 De eerste dag wordt een heilige samenkomst gehouden, op die dag mag het gewone werk niet worden gedaan. 36 Op elk van de zeven feestdagen moet u met vuur een offer aan de Here brengen. Op de achtste dag wordt opnieuw een heilige samenkomst gehouden voor alle mensen en daar zal weer met vuur aan de Here worden geofferd. Het is een vrolijk feest en het gewone werk wordt niet gedaan.
37 Dit zijn de jaarlijkse feesten—heilige samenkomsten van het hele volk—waarbij brandoffers aan de Here worden geofferd. 38 Deze jaarlijkse feesten worden gevierd naast de normale rustdagen die u elke week hebt. De offers die op deze feesten worden gebracht, komen bij uw gewone offergaven en de normale inlossing van uw beloften. 39 Welnu, deze vijftiende dag van de zevende maand aan het einde van de oogsttijd, is het begin van de viering van dit zevendaagse feest voor de Here. Onthoud dat de eerste en achtste dag van het feest dagen van volledige rust zijn. 40 Neem op de eerste dag takken van fruitbomen, palmbomen en twijgen van beekwilgen en bouw er loofhutten van en vier zeven dagen lang een vrolijk feest voor de Here. 41 Dit jaarlijkse zevendaagse feest is een wet voor alle volgende generaties. 42 Gedurende die zeven dagen zal iedere geboren Israëliet in een loofhut wonen. 43 Het doel van dit feest is dat het volk Israël van generatie op generatie eraan wordt herinnerd dat Ik het uit Egypte heb bevrijd en het in loofhutten heb laten wonen. Ik ben de Here, uw God.’
44 Zo maakte Mozes de feesten van de Here aan de Israëlieten bekend.
Blijf het goede doen
3 Broeders en zusters, ik vraag u voor ons te blijven bidden. Bid dat het goede nieuws van de Here zich snel zal verspreiden en overal zoʼn invloed op de mensen zal hebben dat zij Hem gaan eren, zoals ook bij u het geval is. 2 Bid ook dat wij bewaard mogen blijven voor slechte en kwaadaardige mensen, want niet iedereen is te vertrouwen.
3 Wij weten dat de Here wel te vertrouwen is. Hij zal u sterk maken en u tegen de aanvallen van de duivel beschermen. 4 De Here geeft ons de overtuiging dat u altijd zult doen wat wij u zeggen. 5 De Here moge u een steeds beter begrip geven van Gods liefde en Christusʼ geduld.
6 Broeders en zusters, namens de Here Jezus Christus moeten wij u zeggen dat u geen contact meer mag hebben met christenen die hun plicht verzaken en niet doen wat wij u hebben geleerd. 7 U weet zelf hoe wij bij u hebben geleefd. Daaraan kunt u een voorbeeld nemen. U hebt gezien hoe wij onze plicht vervuld hebben. 8 Wij hebben van niemand geprofiteerd, dag en nacht hebben wij hard gewerkt om niemand tot last te zijn. 9 Wij hadden dat overigens best van u mogen vragen, maar hebben het niet gedaan om u tot een voorbeeld te zijn. Leef daar dan ook naar! 10 Toen wij nog bij u waren, hebben we u er al op gewezen dat wie niet wil werken, ook niet zal eten. 11 Want wij horen dat er sommigen onder u zijn die hun plichten niet vervullen. Zij willen zich niet vermoeien met werken, maar zich wel bemoeien met andermans zaken. 12 In de naam van de Here Jezus Christus dragen wij zulke mensen op rustig aan het werk te gaan en hun eigen brood te verdienen.
13 Wat uzelf betreft, broeders en zusters, laat u niet ontmoedigen en blijf het goede doen. 14 Als iemand niet luistert naar wat wij in deze brief zeggen, moet u hem als ongehoorzaam bestempelen en links laten liggen, dan zal hij zich wel schamen.
15 Behandel hem niet als een vijand, maar als een broeder die gewaarschuwd moet worden.
16 Ik wens u toe dat de Here van de vrede u altijd zijn vrede zal laten ervaren, wat er ook gebeurt. Laat Hij bij u allen zijn. 17 Zoals aan het slot van al mijn brieven, schrijf ik, Paulus, zelf de groet. Daaraan kunt u zien dat een brief van mij komt. Kijk, zo schrijf ik. 18 Ik wens u allen de genade van onze Here Jezus Christus toe.
13 Ga door de smalle poort het Koninkrijk van de hemelen binnen. De weg naar de vernietiging is breed en komt uit bij een wijde poort. En wat gaan daar veel mensen door! 14 Maar de poort naar het leven is nauw. En de weg erheen smal. Weinig mensen vinden hem. 15 Pas op voor valse profeten. Zij komen naar u toe en doen zich voor als onschuldige schapen. Maar in werkelijkheid zijn het verscheurende wolven. 16 Aan hun doen en laten kunt u zien wat zij zijn, zoals men een boom kan herkennen aan zijn vruchten. U hoeft aan doornstruiken geen druiven te zoeken en aan distels geen vijgen. 17 Als u wilt weten of een boom goed of slecht is, kijk dan naar zijn vruchten. 18 Aan een goede boom komen geen slechte vruchten en aan een slechte boom geen goede. 19 Alle bomen waar geen goede vruchten aan komen, worden omgehakt en verbrand. 20 Ik bedoel dit: aan zijn doen en laten kunt u zien hoe iemand is. 21 Niet alle mensen die Here tegen Mij zeggen, komen in het hemelse Koninkrijk. Want daar komt u alleen als u doet wat mijn hemelse Vader wil.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.