Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

Book of Common Prayer

Daily Old and New Testament readings based on the Book of Common Prayer.
Duration: 861 days
Het Boek (HTB)
Version
Psalmen 85-86

85 Een psalm van de Korachieten voor de koordirigent.

U bent altijd goed geweest voor uw land, Here.
U hebt het volk van Jakob uit de ellende gered.
U hebt de zonden van het volk vergeven en bedekt.
U hebt uw verontwaardiging laten varen
en U afgekeerd van uw grote toorn.
Bevrijd ons nu weer, o God,
U bent onze verlosser.
Laat uw weerzin tegen ons varen.
Blijft U altijd tegen ons?
Geldt uw toorn ook voor alle komende geslachten?
Wilt U ons volk weer tot leven brengen,
zodat alle mensen over U kunnen juichen?
Och Here, laat uw goedheid en trouw toch zien,
verlos ons.
Ik wil luisteren naar wat de Here God zegt.
Hij spreekt over vrede tot de Israëlieten
en tot allen die bij hen horen.
Maar zijn oordeel wacht hun,
als zij zich weer van Hem afkeren.
10 Het is werkelijk waar dat Hij mensen bevrijdt
die ontzag voor Hem hebben.
Waar zij wonen, heerst vrede en geluk.
11 Daar komt men goedheid, liefde en trouw tegen.
Er heerst vrede omdat er rechtvaardig wordt geregeerd.
12 Uit de aarde komt trouw voort
en vanuit de hemel komt de rechtvaardigheid.
13 De Here geeft altijd het goede
en op onze akkers groeien de gewassen overvloedig.
14 De rechtvaardigheid gaat voor God uit.
Die bepaalt zijn weg.

86 Een gebed van David.

Buig U tot mij over, Here,
en geef mij antwoord.
Ik ben in grote moeilijkheden
en zeer te beklagen.
Bescherm mij,
ik heb immers diep ontzag voor U?
U bent mijn God.
Bevrijd uw dienaar
die zijn vertrouwen op U stelt.
Mijn God, geef mij uw genade.
De hele dag door roep ik naar U.
Geef mij uw vreugde, mijn God,
ik richt mij helemaal op U.
Here, U bent zo goed
en vergeeft graag.
Ieder die U aanroept,
mag zich koesteren in uw goedheid en liefde.
Here, luister toch naar mijn gebed,
neem mijn smeken ter harte.
In tijden van grote moeite en zorgen
roep ik naar U,
omdat U mij altijd antwoord geeft.
Geen van de afgoden
kan zich met U meten, Here.
Niemand kan uw werk evenaren.
Eenmaal zullen alle volken,
die allemaal door U zijn gemaakt,
naar U toekomen
en voor U neerknielen, Here.
Dan zullen zij allemaal
uw naam eren.
10 Want U bent een grote God
en U doet wonderen.
Alleen U, mijn God, kunt dat doen.
11 Here, leer mij hoe ik uw wil kan doen,
zodat ik oprecht zal leven.
Geef dat ik niet innerlijk verdeeld zal zijn,
maar alleen U zal dienen.
12 Here, mijn God,
ik wil U met mijn hele hart prijzen
en altijd alleen uw naam de eer geven.
13 U bewijst mij zoveel goedheid en liefde,
U hebt mij gered van de godverlatenheid.
14 Help mij, God,
want mijn tegenstanders keren zich tegen mij.
Misdadigers willen mij doden.
Aan U denken zij niet.
15 Here, U bent een God die genade geeft
en vol medelijden en liefde naar mij omziet.
Ook bent U heel geduldig
en toont mij uw liefde, goedheid en trouw.
16 Kom naar mij toe en geef mij uw genade.
Geef uw dienaar kracht
en bevrijd de zoon van uw dienares.
17 Laten mijn vijanden zien dat U mij helpt en redt.
Dan zullen zij zich schamen
omdat U, Here, mij hebt geholpen en getroost.

Psalmen 91-92

91 Wie schuilt bij God, de Allerhoogste,
kan rustig slapen,
want de Almachtige beschermt hem.
Ik getuig daarvan en zeg tegen de Here:
U bent mijn toevlucht,
bij U ben ik veilig en geborgen.
U bent mijn God
en ik vertrouw alleen op U.
Hij beschermt u tegen verraderlijke vallen
en houdt vreselijke ziekten ver van u.
Onder zijn vleugels vindt u
bescherming en een toevluchtsoord.
Zijn trouw is uw schild
en weert de aanvallen van de tegenstander.
U hoeft niet te vrezen
voor de angsten van de nacht,
noch voor de scherpe aanvallen overdag.
En ook niet voor de pest,
die zich in de duisternis verspreidt
of voor de vernietiging
die in de middag toeslaat.
Al sneuvelen duizend mensen aan uw linkerkant
of tienduizend rechts van u,
u wordt gered.
U zult het zelf zien,
de straf treft alleen de ongelovigen.
U, Here, bent mijn toevluchtsoord.
U hebt God, de Allerhoogste,
als beschermer gekozen.
10 Tegenslag zal u niet treffen
en ziekten zullen ver van u blijven.
11 Hij zal zijn engelen bevelen
voor u te zorgen en u te beschermen,
waar u ook gaat.
12 Zij zullen u op handen dragen
en u zult niet struikelen.
13 Zelfs als u een leeuw tegenkomt
of op een adder trapt,
gebeurt er niets.
14 De Here zegt:
Ik zal hem verlossen,
omdat hij zoveel van Mij houdt.
Ik zal hem beschermen,
omdat hij Mij kent en mijn naam eert.
15 Als hij Mij roept,
zal Ik hem antwoord geven.
Als hij het moeilijk heeft,
zal Ik bij hem zijn.
Ik zal hem bevrijden
en in ere herstellen.
16 Ik zal hem een lang leven geven
en hem mijn grootheid tonen.

92 Een psalm voor de sabbat.

Het is goed de Here te prijzen.
God, Allerhoogste,
het is goed lofliederen te zingen
tot eer van uw naam.
Het is goed ʼs morgens vroeg al te spreken
over uw goedheid en liefde
en ʼs nachts over uw trouw.
Het is goed om U te loven
met de snaarinstrumenten:
de harp en de citer
of het tiensnarige instrument.
Er is grote blijdschap in mijn hart, Here,
als ik denk aan alles wat U doet.
Ik juich over alles wat U hebt gemaakt.
Here, alles wat U doet is ontzagwekkend,
uw gedachten zijn heel diep en wijs.
Een mens zonder verstand begrijpt het niet
en ook dwazen kunnen er niet bij.
Het lijkt wel
of bij de ongelovigen alles voor de wind gaat,
of zondaars alleen maar gezondheid en voorspoed kennen.
Maar toch zult U ze vernietigen.
Alleen U, Here, neemt de hoogste positie in.
Voor eeuwig.
10 Kijk, Here, uw vijanden
zullen vernietigd worden.
Alle zondaars
zullen worden verspreid over de aarde.
11 U hebt mij sterk gemaakt
en mij U toegeëigend.
12 Als mensen het op mij voorzien hebben,
ken ik geen angst.
Inderdaad hoor ik verhalen over zondaars
die uit zijn op mijn ondergang.
13 Gods volgelingen
zullen groeien en bloeien als palmbomen,
hoog opgroeien als de cipressen
in de bossen van de Libanon.
14 Als zij eenmaal zijn geplant in het huis van de Here,
groeien zij dichtbij Hem op.
15 Ook als zij al heel oud zijn,
zal hun leven nog vruchtbaar zijn,
zij lijken op gezonde, jonge mensen.
16 Zij vertellen over de Here,
hoe rechtvaardig en oprecht Hij is.
Hij is de rots waarop ik leun.
Hij kent geen onrecht.

Ezechiël 1:28-3:3

27,28 Boven zijn middel glansde zijn lichaam als wit goud, flakkerend als vuur. Onder zijn middel leek hij uit vlammen te bestaan en een stralenkrans van licht omlijnde zijn lichaam. De schittering van die krans had iets weg van een regenboog in de wolken bij regenachtig weer. Zo zag de verschijning van de heerlijkheid van de Here eruit. Toen ik dit zag, liet ik mij met mijn gezicht naar beneden op de grond vallen. Op dat moment hoorde ik de stem van Iemand die tegen mij sprak.

Ezechiël door God geroepen

Hij zei tegen mij: ‘Sta op, mensenzoon, dan zal Ik met u spreken.’ Terwijl Hij sprak, kwam de Geest in mij en kon ik weer rechtop staan. ‘Mensenzoon,’ zei Hij, ‘Ik stuur u naar de Israëlieten, naar een volk dat tegen Mij in opstand is gekomen. Zij en hun voorouders hebben zich tegen Mij verzet tot op dit moment. Het zijn mensen met verharde harten, stijfkoppen. Maar Ik stuur u om hun mijn boodschappen te geven, de boodschappen van de Oppermachtige Here. En of zij nu luisteren of niet—want vergeet niet dat het rebellen zijn—zij zullen in elk geval weten dat zij een profeet in hun midden hebben gehad. En u, mensenzoon, wees niet bang voor hen, schrik niet terug als zij dreigementen uiten die als schorpioenen steken. Laat u niet ontmoedigen door hun kwade gezichten. Want vergeet niet: het zijn rebellen! Laat hun weten wat Ik te zeggen heb, of ze nu willen luisteren of niet. En bedenk: het is een tegendraads volk.

Luister, mensenzoon, naar wat Ik tegen u zeg. Word niet zelf ook opstandig, zoals zij. Open uw mond en eet wat Ik u geef.’ 9,10 Toen keek ik op en zag een hand die mij een boekrol aanreikte. Een boekrol die aan beide kanten was beschreven. Hij ontrolde hem en ik zag dat de rol vol stond met klaagzangen en rouwklachten.

Ezechiël als wachter over Israël aangesteld

Hij zei tegen mij: ‘Mensenzoon, eet wat Ik u geef, eet deze boekrol op! Ga dan en geef mijn boodschap door aan het volk van Israël.’ Ik deed mijn mond open en Hij liet mij die rol opeten. ‘Vul uw maag ermee en laat uw lichaam deze boekrol in zich opnemen.’ Hij smaakte zoet als honing.

Hebreeën 4:14-5:6

14 Dit betekent dat Jezus, de Zoon van God, onze grote hogepriester is, die naar de hemel is gegaan om ons te helpen. Daarom moeten wij geen ogenblik aan Hem twijfelen. 15 Deze hogepriester begrijpt onze zwakheden, omdat Hij dezelfde verleidingen heeft gekend als wij, maar Hij heeft er geen ogenblik aan toegegeven, Hij heeft nooit gezondigd. 16 Laten wij daarom vrijmoedig naar de troon van God gaan om van Hem genade te ontvangen, om hulp te krijgen, juist in die ogenblikken dat wij het moeilijk hebben.

Jezus Christus is onze hogepriester

De hogepriester van Israël is een mens die de speciale taak heeft zijn medemensen bij God te vertegenwoordigen. Hij biedt God hun gaven aan en offert Hem de dieren die zijn gegeven om niet alleen de zonden van de mensen, maar ook die van hemzelf te bedekken. Omdat hij ook zelf in de menselijke zwakheid deelt, kan hij mensen die onwetend en dwalende zijn, vriendelijk tegemoet treden. Hij staat immers aan dezelfde verleidingen bloot en begrijpt hun problemen daarom heel goed. Niemand kan hogepriester worden omdat hij dat zelf zo graag wil. Hij moet door God voor dit werk geroepen zijn, net als Aäron. Ook Christus heeft Zichzelf niet uitgekozen om hogepriester te worden. God koos Hem en zei tegen Hem: ‘Jij bent mijn Zoon, Ik heb Je vandaag het leven gegeven.’ Een andere keer zei God tegen Hem: ‘U bent de eeuwige priester, zoals ook Melchisedek mijn priester was.’

Lukas 9:28-36

Jezus, Gods geliefde Zoon

28 Acht dagen later nam Hij Petrus, Jakobus en Johannes mee de berg op om te bidden. 29 Terwijl Hij aan het bidden was, begon zijn gezicht te glanzen. 30 Zijn kleren werden verblindend wit. Ineens stonden twee mannen met Hem te praten. Het waren Mozes en Elia! 31 Zij waren gekomen in een hemels licht en spraken er met Hem over dat Hij zijn levenseinde te Jeruzalem zou volbrengen.

32 Petrus en de anderen die in slaap waren gevallen, schrokken wakker. Ze zagen Jezus in het hemelse licht staan met de twee mannen bij Zich. 33 Toen Mozes en Elia op het punt stonden te vertrekken, zei Petrus tegen Jezus: ‘Meester, het is maar goed dat wij hier zijn! Wij zullen drie tenten opzetten. Eén voor U, één voor Mozes en één voor Elia!’ Hij was zo in de war dat hij niet wist wat hij zei. 34 Maar hij was nog niet uitgesproken of er vormde zich een wolk boven hen die hen overschaduwde. Zij werden vreselijk bang toen zij zagen dat de mannen in de wolk werden opgenomen. 35 Er kwam een stem uit de wolk: ‘Dit is mijn Zoon! Hem heb Ik uitgekozen! Luister naar Hem!’ 36 Ineens was Jezus weer alleen met zijn leerlingen. Tot lang na die tijd vertelden zij niemand wat ze gezien hadden.

Het Boek (HTB)

Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.