Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

Book of Common Prayer

Daily Old and New Testament readings based on the Book of Common Prayer.
Duration: 861 days
Het Boek (HTB)
Version
Psalmen 68

68 Een psalm van David. Een lied voor de koordirigent.

Als God aantreedt,
vluchten zijn vijanden alle kanten uit,
zij snellen weg om Hem niet te hoeven zien,
alle mensen die Hem haten.
U verdrijft hen.
Zoals rook uit elkaar drijft
en was in de warmte smelt,
zo blijft van de ongelovigen niets over
als God eraan komt.
Maar de gelovigen zijn blij
als zij God zien
en juichen voor Hem.
Met veel vertoon van blijdschap
laten zij dat blijken.
Zing voor God,
zing psalmen ter ere van zijn naam.
Maak een effen weg
voor Hem die door de vlakten nadert.
Zijn naam is Here,
jubel het uit voor Hem.
Hij is een vader voor ouderloze kinderen
en komt op voor de rechten van de weduwen,
Hij is God, die woont in zijn heilig huis.
God, die eenzame mensen weer familie geeft
en gevangenen bevrijdt en welstand geeft,
maar opstandigen laat Hij achter Zich
in een dor en droog land.
Mijn God, toen U voor ons volk uittrok
en ons voorging in de wildernis,
toen trilde de aarde en de hemel droop
omdat U Zich toonde,
zelfs de Sinaï beefde toen zij U zag,
U, de God van Israël.
10 U gaf ons een overvloed,
vele goede dingen gaf U ons, o God.
Toen het land uitgeput was,
gaf U het nieuwe kracht.
11 Uw volk putte daaruit.
U hielp ons
die er zo ellendig aan toe waren,
met uw goedheid en trouw.
12 Het machtige woord van de Here
werd over ons uitgesproken
en het goede nieuws
werd ons door velen gebracht.
13 De koningen van de vijandelijke legers vluchtten allemaal
en de vrouwen konden de buit verdelen.
14 Zou u tussen de schaapskooien blijven liggen?
U zult zijn als duiven
met zilveren vleugels en gouden slagpennen.
15 Toen de Almachtige God de koningen verjoeg,
leek de berg Salmon wit als sneeuw.
16 De berg van God lijkt op de bergen van Basan,
met hun vele toppen.
17 Waarom kijken jullie, toppen van Basan, zo jaloers
naar de berg die God uitkoos om er te wonen?
Luister, de Here zal daar voor eeuwig blijven wonen.
18 God bezit vele duizenden strijdwagens.
Vanaf de Sinaï is de Here zijn huis binnengegaan.
19 U bent naar de hemel gegaan
en hebt gevangenen met U meegenomen.
U hebt geschenken ontvangen voor de mensen,
zelfs voor de opstandigen onder hen.
U wilt bij hen wonen, Here God.
20 Wij prijzen de Here,
elke dag opnieuw staat Hij ons bij.
Deze God geeft ons bevrijding.
21 Die God is een God die altijd voor uitkomst zorgt.
De Oppermachtige Here bewaart ons voor de ondergang.
22 Luister, God vernietigt zijn vijanden,
Hij doodt de mensen die blijven zondigen.
23 De Here heeft beloofd
onze vijanden aan ons over te leveren,
waar dan ook vandaan.
Al moest Hij hen van de zeebodem weghalen.
24 Opdat Israël de overwinning heeft
en zelfs de honden hun deel krijgen van de vijand.
25 O God, ik zie de feestelijke optocht ter ere van U gaan,
iedereen loopt voor U, mijn God en mijn Koning,
naar uw heilig huis.
26 Vooraan lopen de zangers,
daarachter de muzikanten met de snaarinstrumenten.
Dan de jonge meisjes met hun tamboerijnen.
27 Met prachtige liederen prijzen zij God, de Here,
die Israël steeds weer kracht en leven geeft.
28 Ik zie daar de jongste stam,
Benjamin, die een groot regeerder is.
En de leiders van Juda, wat zijn het er veel!
En daar de leiders van Zebulon en Naftali.
29 Uw God gaf u de macht.
O God, laat ons maar zien hoe groot uw macht is,
waardoor U ons de overwinning gaf.
30 De koningen bieden U geschenken aan
voor uw tempel in Jeruzalem.
31 Bedreig het ongedierte in het riet,
de talloze stieren en kalveren van de volken.
Allen die uit zijn op geldelijk gewin.
Laat de volken die op oorlog uit zijn,
uitzwermen naar alle kanten.
32 Er komen hooggeplaatsten uit Egypte aan
en de mensen uit Ethiopië wenden zich tot God
en roepen Hem aan.
33 Laten alle koninkrijken die er zijn,
voor God lofliederen zingen.
Zing psalmen voor de Here.
34 Hij is meester over alle hemelen en alomtegenwoordig.
Luister! Zijn machtige stem klinkt.
35 Geef God alle eer.
Hij is onze sterkte.
Hij regeert over Israël.
Zijn kracht omspant alles.
36 O God, uw roem en eer zijn befaamd.
Men weet dat U in uw heilig huis woont.
De God van Israël geeft alle kracht en sterkte aan zijn volk.
Wij loven en prijzen onze God!

Psalmen 72

72 Een psalm van Salomo.

O God, doe recht aan de koning
en toon uw rechtvaardigheid aan zijn zoon.
Laat hij rechtvaardig over uw volk regeren
en zuiver rechtspreken, ook over de armen.
Laten de bergen de vrede voor het volk aandragen
en de heuvels spreken over de zuivere rechtspraak.
Laat de koning de armsten uit de samenleving
hun rechten geven en hen werkelijk helpen.
Maar laat hij de onderdrukker veroordelen.
Laat ieder,
zolang de zon schijnt
en de maan ʼs nachts aan de hemel staat,
ontzag voor U hebben.
Van generatie op generatie.
Laat de koning zijn als een milde regenbui
die neerdaalt op de akkers en de aarde bevochtigt.
Laat onder zijn regering
de oprechte mens tot bloei komen
en laat er altijd vrede zijn.
Laat hem heersen van oost tot west
en van noord tot zuid.
Laten de nomaden in de woestijn
zich voor hem buigen
en zijn tegenstanders
voorover in het stof vallen.
10 Laten de koningen uit Tarsis en de andere buurlanden
hem geschenken brengen.
De koningen van Seba en Saba
moeten hem belasting betalen.
11 Laten alle koningen
zich voor hem buigen
en alle volken
aan hem onderworpen zijn.
12 De koning zal zeker
de arme die om hulp roept, bevrijden
en ook de armzalige
die door niemand wordt geholpen.
13 Hij zal zich ontfermen
over ieder die klein en arm is,
hen allen nabij zijn en bevrijden.
14 Elke vorm van onderdrukking en geweld
zal hij voor hen wegnemen.
Zij zullen kostbaar zijn in zijn ogen.
15 De koning zal grote voorspoed kennen.
Men zal hem goud uit Seba brengen.
Ook zal men voor hem bidden, dag in, dag uit.
De hele dag door zal men hem het goede toewensen.
16 Het land zal overvloedige graanoogsten kennen.
Op de bergen bloeien de gewassen met rijke vruchten,
net als op de Libanon.
De mensen in de stad bloeien
als de gewassen op aarde.
17 De naam van de koning zal niet worden vergeten.
Zolang de zon haar licht op aarde geeft,
zal men zijn naam kennen.
Laten alle volken
elkaar het beste wensen met zijn naam en hem eren.
18 Alle lof en eer is voor de Here God,
de God van Israël, tot in eeuwigheid.
Alleen Hij doet wonderen.
19 Voor eeuwig zal zijn heerlijke naam
worden geloofd en geprezen.
Laat de hele aarde vol zijn met zijn aanwezigheid.
Ja, laat het zo zijn. Amen.
20 Hier eindigen de gebeden van David, de zoon van Isaï.

Genesis 28:10-22

10 Jakob was inmiddels uit Berseba vertrokken en reisde naar Haran. 11 Toen hij op een avond stopte om zijn kamp op te slaan, vond hij een steen die hij als hoofdkussen gebruikte en viel in slaap. 12 Hij droomde en zag een ladder die vanuit de hemel naar de aarde liep. Engelen van God klommen op en neer langs de ladder. 13 Bovenaan de ladder stond de Here. ‘Ik ben de Here,’ zei Hij, ‘de God van Abraham en van uw vader Isaak. De grond waarop u ligt, is van u! Ik zal hem u en uw nakomelingen geven. 14 Want uw nageslacht zal talrijk zijn als het stof. Zij zullen het land bewonen van oost naar west en van zuid naar noord. Alle volken op aarde zullen via u en uw nageslacht worden gezegend. 15 Ja, Ik zal bij u blijven en u beschermen, waar u ook gaat of staat. Ik zal u veilig terugbrengen naar dit land en voortdurend aan uw zijde blijven, net zolang tot Ik u alles heb gegeven wat Ik u heb beloofd.’

16 Toen werd Jakob wakker. ‘Dit is beslist de plaats waar de Here woont,’ riep hij vol eerbied. 17 ‘Dit is een ontzagwekkende plaats, dit moet wel de poort van de hemel zijn!’ 18 De volgende morgen stond hij vroeg op en zette zijn stenen hoofdkussen rechtop als een gedenksteen en goot er olie overheen. 19 Hij noemde die plaats Betel (Huis van God), hoewel het voorheen Luz heette. 20,21 Jakob deed een gelofte: ‘Als God mij op deze reis helpt en beschermt, voor eten en kleding zorgt zodat ik veilig zal terugkeren bij mijn vader, en als de Here mijn God zal zijn, 22 dan zal deze gedenksteen een heilige plaats, een huis van God zijn. Van alles wat God mij geeft, zal ik Hem een tiende deel teruggeven.’

Hebreeën 11:13-22

13 Al deze mensen zijn in het vertrouwen op God gestorven, zonder te krijgen wat hun beloofd was. Zij hebben het alleen uit de verte gezien en waren blij. Zij kwamen er openlijk voor uit dat zij hier op aarde alleen maar gasten en vreemdelingen waren. 14 En wie dat zeggen, maken daarmee duidelijk dat zij uitkijken naar een vaderland. 15 Als zij hadden gewild, zouden zij naar hun vroegere land hebben kunnen terugkeren. 16 Maar nee, zij verlangden naar een beter, hemels vaderland. Daarom schaamt God Zich er ook niet voor hun God genoemd te worden, want Hij heeft een hemelse stad voor hen gebouwd.

17 Omdat Abraham op God vertrouwde, heeft hij, toen God hem op de proef stelde, zijn zoon Isaak op het altaar gelegd om hem te offeren. Hij was bereid zijn enige zoon aan God te offeren, 18 hoewel God hem had beloofd: ‘Door Isaak zult u veel nakomelingen krijgen.’ Hij rekende erop dat God Isaak ook weer levend zou kunnen maken. 19 En dat is in zekere zin ook gebeurd. Voor Abraham was Isaak eigenlijk al dood, maar hij kreeg hem van God terug.

20 Omdat Isaak op God vertrouwde, kon hij zijn twee zonen, Jakob en Esau, zegen voor de toekomst beloven.

21 Omdat Jakob op God vertrouwde, zegende hij kort voor zijn dood de twee zonen van Jozef. Leunend op zijn stok, boog hij vol ontzag voor God.

22 Omdat Jozef op God vertrouwde, heeft hij aan het einde van zijn leven gezegd dat de Israëlieten eens uit Egypte zouden wegtrekken. Hij was daar zo zeker van, dat hij hen plechtig liet beloven zijn beenderen uit Egypte te zullen meenemen.

Johannes 10:7-17

‘Wat Ik u zeg, is de waarheid. Ik ben de deur van de schaapskooi. Al die zogenaamde profeten en verlossers zijn dieven en rovers. Maar de schapen hebben niet naar hen geluisterd. Ik ben de deur en wie door Mij binnenkomt, zal gered worden. Hij zal in en uit kunnen gaan en voedsel vinden. 10 De dief komt alleen om te stelen, te doden en te vernietigen. Ik ben gekomen om mijn schapen leven in overvloed te geven.

11 Ik ben de goede herder. De goede herder geeft zijn leven voor zijn schapen. 12 Een ingehuurde knecht laat de schapen in de steek zodra hij een wolf ziet aankomen. Want hij is de herder niet. De schapen zijn niet van hem. De wolf pakt er een en jaagt de andere uiteen. 13 Zoʼn herdersknecht denkt alleen aan zichzelf. Het interesseert hem niet wat er met de schapen gebeurt. 14 Ik ben de goede herder. Ik ken mijn schapen en zij kennen Mij, 15 zoals Ik de Vader ken en Hij Mij kent. Ik geef mijn leven voor mijn schapen. 16 Ik heb nog meer schapen, die niet bij deze stal horen. Ik moet zorgen dat die er ook bijkomen. Zij zullen mijn stem horen en dan zal het één kudde zijn met één herder. 17 De Vader houdt van Mij, omdat Ik mijn leven geef en het later zal terugnemen.

Het Boek (HTB)

Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.