Openbaring 9:13-10:11
Het Boek
13 De zesde engel blies op zijn bazuin: ik hoorde uit de vier horens van het gouden altaar dat voor de troon van God staat, een stem die tegen de zesde engel zei: 14 ‘Maak de vier engelen los die bij de grote rivier de Eufraat vastgehouden worden.’ 15 En de vier engelen werden losgelaten. Zij waren gereedgehouden voor het jaar, de maand, de dag en het uur dat zij een derde deel van alle mensen moesten doden. 16 En ik hoorde hoeveel soldaten te paard met hen mee zouden gaan: miljoenen en miljoenen. 17 In het visioen zag ik dat de soldaten vuurrode, violette en zwavelgele harnassen droegen. De paarden hadden een hoofd als een leeuw en uit hun mond kwam vuur, rook en zwavel. 18 Door het vuur, de rook en de zwavel die de paarden uitspuwden, werd een derde deel van alle mensen gedood, het waren drie vreselijke rampen. 19 De dodelijke macht van de paarden zat niet alleen in hun mond, maar ook in hun staart, die er als een slang uitzag. Aan het einde van die staart zat een slangenkop en daarmee brachten ze anderen schade toe. 20 Maar de mensen die niet bij de rampen waren omgekomen, wilden hun oude manier van leven niet opgeven. Zij bleven doorgaan met het aanbidden van boze geesten en afgoden, goden die zij zelf van goud, zilver, brons, steen en hout hadden gemaakt, goden die niet konden zien, horen of lopen. 21 Zij wilden ook niet ophouden met hun moordpartijen, hun toverij, hun overspel en diefstallen.
Johannes ontvangt het boek
10 Toen zag ik een andere machtige engel uit de hemel komen. Hij was gehuld in een wolk en had een regenboog rondom zijn hoofd. 2 Zijn gezicht straalde als de zon en zijn benen leken op zuilen van vuur. In zijn hand hield hij een open boek. Hij zette zijn rechtervoet op de zee en zijn linkervoet op het land. 3 Hij riep krachtig, zo luid als een brullende leeuw, en toen hij dat deed, lieten de zeven donderslagen hun stem horen.
4 Ik wilde opschrijven wat de zeven donderslagen hadden gezegd, maar een stem uit de hemel zei: ‘Houd geheim wat de donderslagen hebben gezegd. Schrijf het niet op.’
5 De engel die ik op de zee en het land zag staan, stak zijn rechterhand omhoog naar de hemel. 6 Hij zwoer bij Hem die altijd en eeuwig leeft, die de hemel, de aarde en de zee, met al hun bewoners gemaakt heeft en zei: 7 ‘Van uitstel is geen sprake meer. Als de zevende engel op zijn bazuin blaast, zal God zijn verborgen plan uitvoeren, zoals Hij zijn dienaren, de profeten, beloofd had.’
8 De stem uit de hemel die ik eerder gehoord had, zei: ‘Ga het boek halen dat openligt in de hand van de engel die op de zee en het land staat.’ 9 Ik ging naar de engel toe en vroeg hem mij het boek te geven. ‘Hier,’ zei hij, ‘eet het op. Het zal u zwaar op de maag liggen, maar in uw mond zo zoet zijn als honing.’ 10 Ik nam het boek aan van de engel en at het op. Het was inderdaad zoet als honing, maar het lag me zwaar op de maag. 11 Iemand zei tegen mij: ‘U zult nóg eens moeten profeteren over vele volken, naties, taalgroepen en koningen.’
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.