Job 40
BasisBijbel
Het tweede antwoord van God
40 Toen antwoordde de Heer Job vanuit het onweer. Hij zei:
2 Ga nu als een man op je benen staan,
dan zal Ik je een paar vragen stellen.
Ik wil van jou daarop een antwoord krijgen.
3 Wil jij beweren dat Ik niet eerlijk ben?
Vind jij dat Ik ongelijk heb,
omdat je zelf gelijk wil hebben?
4 Ben jij soms zo sterk als Ik?
Kun jij net zo met je stem donderen als Ik?
5 Laat Mij nu maar eens zien hoe geweldig je bent.
Bekleed je met macht en majesteit.
6 Straf dan de mensen die zich niets van Mij aantrekken.
Werp ze allemaal in het stof.
7 Verneder alle trotse en eigenwijze mensen.
Verpletter de schurken allemaal onmiddellijk.
8 Bedek hen met aarde,
sluit hen op in het dodenrijk.
9 Dan zal ook Ik jou prijzen,
omdat jij hen met je eigen kracht overwonnen hebt.
10 Kijk eens naar de behemot,[a]
die Ik gemaakt heb net zoals Ik jou heb gemaakt.
Hij eet gras als een koe.
11 Kijk eens wat een sterke poten hij heeft.
Kijk eens wat een gespierde buik!
12 Hij heeft een staart als een cederboom.
De spieren op zijn dijbenen zijn te zien.
13 Zijn ribben zijn zo sterk als koperen buizen,
zijn botten zo sterk als ijzeren staven.
14 Het is één van de geweldigste dieren die Ik heb gemaakt.
Alleen Ikzelf kan hem bedwingen.
15 Hij leeft van wat er groeit in de bergen,
waar de wilde dieren spelen.
16 Hij verschuilt zich in de schaduw van de bomen,
tussen het riet van het moeras.
17 De boomtakken geven hem schaduw.
Hij ligt midden tussen de wilgen.
18 Al stroomt de rivier nog zo snel, hij is er niet bang voor.
Hij zou de hele rivier wel kunnen opdrinken.
19 Wie durft hem bij de kop te grijpen?
Wie durft een ring door zijn snuit te halen om hem te vangen?
20 Kun jij een leviatan[b] met een vishaak optrekken?
Kun jij hem met een hengel uit het water halen?
21 Kun jij een ring door zijn neus steken,
of een haak door zijn kaak slaan?
22 Zal hij je smeken om hem met rust te laten?
Zal hij proberen om je met vriendelijke woorden over te halen?
23 Zal hij proberen een verbond met je te sluiten
om voortaan voor jou te werken?
24 Kun je met hem spelen zoals je met een vogeltje speelt?
Kun je hem vastbinden als huisdier voor je kinderen?
25 Zullen vrienden hem klaarmaken als maaltijd?
Zullen ze hem te koop aanbieden aan de handelaars?
26 Kun je hem doorsteken met speren,
of een harpoen in zijn kop steken?
27 Leg je hand eens op zijn kop.
Kijk wat er gebeurt, en je doet het nooit meer.
28 Als je denkt hem te kunnen vangen, vergis je je!
Alleen al als je hem ziet, val je van schrik achterover. (lees verder)
Footnotes
- Job 40:10 Het is niet duidelijk wat voor soort dier er met de 'behemot' bedoeld wordt. In de meeste vertalingen van het boek JOB wordt dit Hebreeuwse woord vertaald met nijlpaard. Maar een aantal dingen in de tekst maken dat wat onwaarschijnlijk. Bijvoorbeeld: een nijlpaard heeft maar een heel klein staartje en zijn spieren zijn niet echt te zien. Ook is een nijlpaard duidelijk niet het 'geweldigste dier,' want een olifant is veel groter. Ook komen nijlpaarden niet in de bergen voor.
- Job 40:20 Het is niet duidelijk welk dier er met de 'leviatan' bedoeld wordt. In de meeste vertalingen van het boek JOB wordt dit Hebreeuwse woord vertaald met krokodil. Maar een aantal dingen in de tekst maken dat wat onwaarschijnlijk. Bijvoorbeeld dat hij zo vreselijk angstaanjagend is, dat hij niet te doden zou zijn met zwaard, speer of pijl en boog, en vooral: dat hij neerkijkt op alle wilde dieren! Dat is moeilijk voor een dier op zulke korte poten.
Jób 40
Hungarian New Translation
Jób első válasza: Megalázza magát Isten előtt
40 Szólott az Úr, és ezt mondta Jóbnak:
2 Mit perlekedik a Mindenhatóval az akadékoskodó? Aki Istennel akar vitatkozni, feleljen neki!
3 Jób pedig felelt, és ezt mondta az Úrnak:
4 Bizony, könnyelmű voltam! Mit felelhetnék neked? Kezemet a számra teszem.
5 Egyszer beszéltem, de ezután nem szólok, vagy ha kétszer: többé nem teszem.
Isten második beszéde: Ő az emberiség ura
6 Az Úr válaszolt Jóbnak a viharból, és mondta:
7 Övezd csak föl derekadat férfiasan! Én kérdezlek, te meg oktass engem!
8 Semmivé akarod tenni az én igazságomat? Bűnösnek mondasz engem, hogy te lehess igaz?
9 Van-e olyan karod, mint az Istennek? Tudsz-e olyan hangon mennydörögni, mint ő?
10 Ékesítsd föl magad fenséggel és méltósággal, öltözz ékességbe és pompába!
11 Öntsd ki dühös haragodat, láss meg minden gőgöst, és alázd meg!
12 Láss meg minden gőgöst, és igázd le, tipord el a bűnösöket, ahol csak vannak!
13 Ásd el valamennyit a föld alá, zárd el őket rejtett helyre!
14 Akkor még én is dicsérlek téged, mert megsegített a jobbod.
A víziló és a krokodil ereje is Istentől van
15 Nézd csak a vízilovat! Én teremtettem, mint téged. Füvet eszik, mint a szarvasmarha.
16 Nézd, milyen erős a dereka, milyen kemények testén az izmok!
17 Merev a farka, mint a cédrus, combjának inai egymásba fonódnak.
18 Csontjai, mint az érc-csövek, lábszárai, mint a vasrudak.
19 Isten remekműve ez! Fegyverrel is ellátta alkotója,
20 mégis a hegyek adják meg táplálékát; mellette játszadozik a mező minden vada.
21 Lótuszbokrok alatt hever, nádas és mocsaras rejtekhelyen.
22 Lótuszbokrok árnyéka borul rá, körülveszik a parti füzek.
23 Ha árad is a folyó, nem nyugtalankodik: biztonságban van, még ha szájáig ér is a Jordán.
24 El lehet-e fogni szemtől szembe, lehet-e karikát tenni az orrába?
25 Ki tudod-e fogni horoggal a krokodilt, le tudod-e szorítani a nyelvét kötéllel?
26 Tudsz-e kákát húzni az orrába, át tudod-e fúrni kampóval az állát?
27 Fog-e sokat könyörögni neked, vagy beszél-e hozzád szelíden?
28 Köt-e veled szövetséget, hogy fogadd fel állandó szolgádnak?
29 Játszadozhatsz-e vele, mint a madárral, és megkötözheted-e leánykáid kedvéért?
30 Alkudozhatnak-e rajta a cimborák, osztozkodhatnak-e rajta a kereskedők?
31 Teletűzdelheted-e nyársakkal a bőrét, és halászó szigonnyal a fejét?
32 Nyúlj csak hozzá, majd nem gondolsz többé a harcra!
Job 40
Het Boek
God spreekt opnieuw
40 Toen sprak God vanuit een wervelwind opnieuw tot Job en zei:
2 ‘Maak u maar klaar, zet u schrap, Ik zal u opnieuw vragen stellen en daarop verwacht Ik wel een antwoord van u.
3 Wilt u mijn rechtvaardigheid in twijfel trekken en Mij veroordelen, zodat u zichzelf vrij kunt pleiten?
4 Bent u net zo sterk als God en kunt u net zo donderen met uw stem als Hij?
5 Goed, trek uw staatsiegewaad dan maar aan en hul uzelf in majesteit en pracht.
6 Geef uw woede de vrije loop! Laat hem losbarsten tegen alle trotse mensen.
7 Verneder de hooghartigen met een enkele blik en vertrap de goddelozen op de plaats waar zij staan.
8 Begraaf hen in het stof en laat de dood hun gezicht verstijven.
9 Als u daartoe in staat bent, ben Ik het met u eens als u zegt dat uw eigen kracht u kan redden.
10 Kijk eens naar het nijlpaard. Ik heb hem gemaakt, net zoals Ik u heb gemaakt. Hij eet gras als een os.
11 Let eens op zijn krachtige lendenen en op zijn buikspieren.
12 Zijn staart is zo recht als een ceder. De pezen van zijn dijen zijn stevig verstrengeld.
13 Zijn botten lijken op koperen buizen en zijn ribben zien eruit als ijzeren staven.
14 Hij is een van mijn eerste meesterwerken, alleen Ik kan hem in toom houden.
15 De bergen geven hem hun beste voedsel, de andere wilde dieren spelen rustig bij hem in de buurt.
16 Hij ligt onder de lotus, verscholen in het riet en
17 in de schaduw van de wilgen aan de waterkant.
18 Hij schrikt niet terug voor snelstromende rivieren, zelfs niet als de machtige stroomversnellingen van de Jordaan op hem af zouden komen.
19 Niemand krijgt de kans hem in een ogenblik van onoplettendheid te overmeesteren door zijn ogen te bedekken of hem een ring door de neus te doen en hem daaraan weg te leiden.
20 Kunt u het zeemonster Leviatan met een haak en een vislijn vangen? Of een lasso om zijn tong leggen?
21 Kunt u hem met een touw door zijn neus in bedwang houden of zijn kaak met een pin doorboren?
22 Zal hij u smeken om medelijden of u door vleiende woorden proberen om te praten?
23 Zal hij zich er bij neerleggen dat u hem voor zijn verdere leven tot slaaf maakt?
24 Kunt u hem net als een vogel in een huisdier veranderen en uw dochtertjes met hem laten spelen?
25 Zullen de mannen die samen vissen hem aan de vishandelaren verkopen en zullen deze hem onder zich verdelen?
26 Zal zijn huid worden doorboord met pijlen of kan iemand een harpoen in zijn kop planten?
27 Als u hem met de hand wilt aanraken, zal het gevecht dat volgt u nog lang heugen en u zult dat geen tweede maal proberen.
28 Nee, het is onmogelijk hem te vangen. Alleen al wanneer je naar hem kijkt, deins je terug.’
Job 40
English Standard Version
40 And the Lord (A)said to Job:
2 “Shall a faultfinder (B)contend with the Almighty?
He who argues with God, let him answer it.”
Job Promises Silence
3 Then Job answered the Lord and said:
4 “Behold, I am (C)of small account; what shall I answer you?
(D)I lay my hand on my mouth.
5 I have spoken (E)once, and I will not answer;
(F)twice, but I will proceed no further.”
The Lord Challenges Job
6 Then the Lord (G)answered Job out of the whirlwind and said:
7 (H)“Dress for action[a] like a man;
(I)I will question you, and you make it known to me.
8 Will you even put me in the wrong?
Will you condemn me that (J)you may be in the right?
9 Have you (K)an arm like God,
and can you thunder with (L)a voice like his?
10 “Adorn yourself with majesty and dignity;
(M)clothe yourself with glory and splendor.
11 Pour out the overflowings of your anger,
and look on everyone who is (N)proud and abase him.
12 Look on everyone who is proud and bring him low
and (O)tread down the wicked (P)where they stand.
13 (Q)Hide them all in (R)the dust together;
bind their faces in the world below.[b]
14 Then will I also acknowledge to you
that your own (S)right hand can save you.
15 “Behold, Behemoth,[c]
which I made as I made you;
he eats (T)grass like an ox.
16 Behold, his strength in his loins,
and his power in the muscles of his belly.
17 He makes his tail stiff like a cedar;
the sinews of his thighs are knit together.
18 His bones are tubes of bronze,
his limbs like bars of iron.
19 “He is (U)the first of (V)the works[d] of God;
let him who made him bring near his sword!
20 For the mountains yield food for him
where all the wild beasts play.
21 Under the lotus plants he lies,
in the shelter of (W)the reeds and in the marsh.
22 For his shade the lotus trees cover him;
the willows of the brook surround him.
23 Behold, if the river is turbulent he is not frightened;
he is confident though Jordan rushes against his mouth.
24 Can one take him by his eyes,[e]
or pierce his nose with a snare?
Job 40
New International Version
40 The Lord said to Job:(A)
2 “Will the one who contends with the Almighty(B) correct him?(C)
Let him who accuses God answer him!”(D)
3 Then Job answered the Lord:
4 “I am unworthy(E)—how can I reply to you?
I put my hand over my mouth.(F)
5 I spoke once, but I have no answer(G)—
twice, but I will say no more.”(H)
6 Then the Lord spoke to Job out of the storm:(I)
7 “Brace yourself like a man;
I will question you,
and you shall answer me.(J)
8 “Would you discredit my justice?(K)
Would you condemn me to justify yourself?(L)
9 Do you have an arm like God’s,(M)
and can your voice(N) thunder like his?(O)
10 Then adorn yourself with glory and splendor,
and clothe yourself in honor and majesty.(P)
11 Unleash the fury of your wrath,(Q)
look at all who are proud and bring them low,(R)
12 look at all who are proud(S) and humble them,(T)
crush(U) the wicked where they stand.
13 Bury them all in the dust together;(V)
shroud their faces in the grave.(W)
14 Then I myself will admit to you
that your own right hand can save you.(X)
15 “Look at Behemoth,
which I made(Y) along with you
and which feeds on grass like an ox.(Z)
16 What strength(AA) it has in its loins,
what power in the muscles of its belly!(AB)
17 Its tail sways like a cedar;
the sinews of its thighs are close-knit.(AC)
18 Its bones are tubes of bronze,
its limbs(AD) like rods of iron.(AE)
19 It ranks first among the works of God,(AF)
yet its Maker(AG) can approach it with his sword.(AH)
20 The hills bring it their produce,(AI)
and all the wild animals play(AJ) nearby.(AK)
21 Under the lotus plants it lies,
hidden among the reeds(AL) in the marsh.(AM)
22 The lotuses conceal it in their shadow;
the poplars by the stream(AN) surround it.
23 A raging river(AO) does not alarm it;
it is secure, though the Jordan(AP) should surge against its mouth.
24 Can anyone capture it by the eyes,
or trap it and pierce its nose?(AQ)
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016
Copyright © 1975, 1990 Hungarian Bible Society
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.
The ESV® Bible (The Holy Bible, English Standard Version®), © 2001 by Crossway, a publishing ministry of Good News Publishers. ESV Text Edition: 2025.
Holy Bible, New International Version®, NIV® Copyright ©1973, 1978, 1984, 2011 by Biblica, Inc.® Used by permission. All rights reserved worldwide.
NIV Reverse Interlinear Bible: English to Hebrew and English to Greek. Copyright © 2019 by Zondervan.

