Add parallel Print Page Options

Chapter 33

Overthrow of Assyria

Woe to you, O destroyer,
    who yourself have not been destroyed!
Woe to you, O traitor,
    who yourself have not been betrayed!
When you have finished destroying,
    you yourself will be destroyed;
when you have ceased betraying,
    you yourself will be betrayed.
Lord, be merciful to us,
    for we have placed our hope in you.
Be our strength every morning,
    our salvation in times of trouble.
At the sound of tumult, peoples flee;
    nations scatter when they behold your majesty.
Your spoil is gathered as if by caterpillars;
    like a swarm of locusts men descend upon it.
The Lord is exalted, for he dwells on high;
    he has filled Zion with justice and righteousness.
Her strength will derive from the Lord’s unchanging stability;
    her deliverance will result from wisdom and knowledge;
    her treasure is the fear of the Lord.
Listen to the valiant cry aloud in the streets for help;
    the ambassadors who seek peace weep bitterly.
The highways are deserted;
    no longer are there any travelers on the road.
Treaties are broken and their terms are ignored;
    no one is deemed worthy of respect.
The land languishes in mourning;
    Lebanon withers in its shame.
Sharon has become a desert;
    Bashan and Carmel are stripped bare.[a]
10 Now I will rise up, says the Lord.
    Now I will be exalted,
    now I will be lifted up.
11 You conceive chaff and give birth to stubble;
    like fire my Spirit will devour you.
12 The peoples will be burned as though by lime,
    like thorns that have been cut
    and consumed in the fire.
13 You who are far away,
    listen to what I have done,
and you who are near,
    acknowledge my strength.
14 The sinners in Zion are filled with terror;
    trembling has seized the godless.
“Can any of us survive the devouring fire?
    Can any of us survive the everlasting flames?”
15 Those who walk righteously and speak honestly,
    who refuse to enrich themselves by extortion,
who reject any bribes offered to them
    and stop their ears from listening to plans for murder
    and shut their eyes from looking on evil—
16 these people will dwell on the heights;
    their refuge will be rocky cliffs,
where they will have an abundance of food and water.

Peace and Prosperity in Zion

17 Your eyes will behold the king in his splendor
    and gaze upon a land that stretches far and wide.
18 Your mind will then meditate on the terror.
    “Where is the man who did the counting?
Where is the man who weighed the tribute?
    Where is the man who counted the towers?”
19 No longer will you encounter the insolent people,
    those who employ an obscure speech
    that you cannot understand
and who stammer in a language
    that you are unable to comprehend.
20 Gaze upon Zion,
    the city of our sacred feasts.
Your eyes will behold Jerusalem as a quiet abode,
    as a tent that will not be moved,
whose stakes will never be pulled up
    and none of whose ropes will be broken.
21 There we will behold the Lord in all his majesty,
    in a place of rivers and broad streams,
upon which no enemy galleys with oars can go
    or a majestic ship can sail.
22 For the Lord is our judge,
    the Lord is our lawgiver.
The Lord is our king;
    he is the one who will save us.
23 If the rigging of an enemy ship is loose,
    unable to hold the mast in place
    or to keep the sails spread out,
then abundant spoils will be divided;
    even the lame will carry off the plunder.
24 No inhabitant will say, “I am sick,”
    for the people who live there
    will be forgiven for their sins.

Footnotes

  1. Isaiah 33:9 The places listed were the most fertile parts of the land of Israel. Sharon is a plain; Bashan and Carmel, wooded mountains.

De Here als rechter, wetgever en koning

33 Wee u, verrader. Alles om u heen hebt u verwoest, maar niet uzelf. U verwacht van anderen dat zij hun beloften aan u houden, terwijl u hen wel bedriegt! Maar nu zult ook u worden bedrogen en verwoest. Maar wilt U, Here, ons genadig zijn, want wij hebben onze hoop op U gevestigd. Wees elke dag onze sterkte en onze redding in moeilijke tijden. De vijand slaat op de vlucht als hij uw stem hoort. Als U opstaat, vluchten de volken. Zoals sprinkhanen de velden en wijngaarden afstropen, zo zal Jeruzalem het verslagen leger afstropen!

De Here is zeer machtig en woont hoog in de hemel. Hij geeft Jeruzalem gerechtigheid, goedheid en rechtvaardigheid. Een overvloed van heil ligt in een veilige plaats voor Juda opgeslagen, samen met wijsheid, kennis en ontzag voor God. Uw gezanten huilen van bittere teleurstelling, want de vredesregeling is verworpen. Uw wegen zijn verlaten en er zijn geen reizigers meer. Het vredesverdrag is verbroken en zij bekommeren zich niet om de beloften die zij in het bijzijn van getuigen hebben gedaan, zij hebben voor niemand respect. Het hele land Israël is in grote nood, de Libanon is verwoest, de Saron is een wildernis geworden, Basan en de Karmel zijn leeggeplunderd.

10 Maar de Here zegt: Ik zal opstaan en mijn kracht en glorie laten zien. 11 U, Assyriërs, zult niets bereiken met al uw inspanningen. Uw adem is een vuur dat u zelf zal verteren. 12 Uw legers zullen tot kalk worden verbrand, als dorens die worden afgesneden en op het vuur gegooid. 13 Luister naar wat Ik heb gedaan, of u ver weg of dichtbij woont, erken mijn macht! 14 De zondaars onder mijn volk beven van angst. ‘Wie van ons,’ schreeuwen zij, ‘kan leven in de nabijheid van dit allesverterende, eeuwige vuur?’

15 Ik zal u vertellen wie hier kan leven: allen die eerlijk en rechtvaardig zijn, die geen winst willen maken door bedrog, die zich niet laten omkopen, die weigeren te luisteren naar hen die moorden beramen en die het kwaad niet kunnen aanzien. 16 Dergelijke mensen zullen worden verhoogd. De rotsen van de bergen zullen hun veilige schuilplaats zijn, zij zullen voedsel krijgen en water naar behoefte. 17 Uw ogen zullen de koning zien in al zijn glorie en zijn uitgestrekte land aanschouwen. 18 U zult terugdenken aan die tijd van onderdrukking, toen de Assyrische aanvoerders buiten uw muren de torens telden en schatten hoeveel de gevallen stad hun zou opleveren. 19 Maar zij zullen binnenkort allemaal weg zijn. Deze harde, gewelddadige mensen met hun onverstaanbare taal zullen verdwijnen. 20 In plaats daarvan zult u een vreedzaam Jeruzalem zien, een plaats waar God wordt aanbeden, een rustige en veilige stad, als een tent die stevig vaststaat. 21 Daar zal de Here ons zijn macht tonen en daar stromen brede rivieren waarop geen vijandelijke schepen te zien zijn. 22 Want de Here is onze rechter, onze wetgever en koning. Hij zal ons redden. 23 De zeilen van de vijand flapperen tegen gebroken masten en kunnen niet meer strak worden gespannen. Hun buit zal worden verdeeld onder het volk van God, zelfs de verlamden zullen hun aandeel krijgen. 24 Het volk van Israël zal niet langer zeggen: ‘Wij zijn ziek en hulpeloos,’ want de Here zal zijn volk de zonden vergeven en het zegenen.