Add parallel Print Page Options

Rust voor Gods kinderen

Hoewel Gods belofte nog altijd geldt, de belofte dat God ons allen in zijn rust op zal nemen, moeten wij ervoor zorgen dat niet sommigen de indruk zouden wekken er geen deel aan te hebben. Want dit goede nieuws heeft ons net zo bereikt als de mensen in de tijd van Mozes. Maar zij hebben er niets aan gehad, omdat zij het niet geloofden. Want alleen als wij God geloven, kunnen wij deel krijgen aan zijn rust. Hij heeft immers gezegd: ‘In mijn toorn heb Ik gezworen dat zij geen rust bij Mij zouden vinden.’ Toch ligt Gods plan om hun die rust te geven, al klaar vanaf het begin van de wereld. Dat weten wij omdat er in de Boeken staat dat God op de zevende dag uitrustte. Alles wat Hij wilde maken, was klaar. Toch kwamen de Israëlieten er niet, want God zei ten slotte: ‘Zij zullen bij Mij geen rust vinden.’ Maar de belofte is niet ingetrokken. Daarom komen sommigen er wel, al zijn dat niet de mensen die het eerst de kans kregen, want die waren God ongehoorzaam. Maar God heeft de mensen een nieuwe kans gegeven om deel te krijgen aan zijn rust en die kans is er nú! Hij heeft dat door de mond van David al aangekondigd met de eerder genoemde woorden: ‘Luister nú naar wat Hij u zegt en sluit uw hart niet af voor Hem.’

Jozua heeft het volk niet in deze rust gebracht. Als dat zo was, zou God niet veel later hebben gezegd dat het ‘nu’ de tijd is om deel te krijgen aan die rust. Er wacht het volk van God dus nog altijd een zuivere, volkomen rust. 10 Wie door geloof die rust ervaart, rust uit van zijn eigen werk, net als God. 11 Laten wij ons best doen deel te krijgen aan die rust. Daarom moeten wij ervoor oppassen God niet ongehoorzaam te zijn zoals het volk Israël, dat daardoor die rust niet kreeg.

12 Want het woord van God is levend en vol van kracht. Het is scherper dan een tweesnijdend zwaard, het dringt zo diep door dat het alles in ons van elkaar lossnijdt, zelfs onze diepste gedachten en verlangens. Daardoor wordt duidelijk wie wij werkelijk zijn. 13 God weet alles over iedereen. Alles in en om ons ligt open en bloot voor zijn ogen, niets kan verborgen blijven voor Hem aan wie wij verantwoording moeten afleggen voor alles wat wij hebben gedaan.

14 Dit betekent dat Jezus, de Zoon van God, onze grote hogepriester is, die naar de hemel is gegaan om ons te helpen. Daarom moeten wij geen ogenblik aan Hem twijfelen. 15 Deze hogepriester begrijpt onze zwakheden, omdat Hij dezelfde verleidingen heeft gekend als wij, maar Hij heeft er geen ogenblik aan toegegeven, Hij heeft nooit gezondigd. 16 Laten wij daarom vrijmoedig naar de troon van God gaan om van Hem genade te ontvangen, om hulp te krijgen, juist in die ogenblikken dat wij het moeilijk hebben.

De rust die God geeft

Zorg er dus voor dat jullie wél die rust binnengaan. Zorg ervoor dat het niet lijkt alsof jullie achterblijven. Want de belofte dat we in Gods rust kunnen binnengaan, bestaat nog steeds. Het zit namelijk zo: Eerst is het goede nieuws aan hén verteld. Maar ze hebben er niets aan gehad, omdat ze het niet geloofden. Nu is het goede nieuws ook aan óns verteld. Maar wíj hebben het geloofd, en daarom gaan wij die rust wél binnen. Want tegen hen die níet geloofden, heeft God gezegd: "Daarom heb Ik in mijn boosheid gezworen: 'Nooit zullen zij mijn rust binnengaan.' " En toch ligt zijn plan om hun die rust te geven al klaar vanaf het moment dat Hij de aarde maakte. Want God heeft ergens van de zevende dag gezegd: "God rustte op de zevende dag van al zijn werk." Maar ergens anders: "Zíj zullen nooit mijn rust binnengaan." Toch zijn er dus mensen die wél die rust kunnen binnengaan. Want dat is wat God had beloofd. Maar de mensen die het goede nieuws het eerst hebben gehoord, zijn die rust niet binnen gegaan. En dat kwam door hun ongehoorzaamheid.

Daarom geeft God de mensen een nieuwe kans. En Hij geeft die kans vandaag. Want veel later zegt Hij door David in de Psalmen, zoals hierboven staat: "Als jullie Mij vandaag horen spreken, wees dan niet koppig en ongehoorzaam." Jozua heeft hen kennelijk niet in Gods rust binnengebracht.[a] Want dan zou God later niet hebben gezegd dat 'vandaag' de tijd is gekomen om Gods rust binnen te gaan. Er bestaat dus nog steeds een belofte van rust voor het volk van God. 10 Want wie Gods rust is binnen gegaan, rust zelf ook van zijn werk, net zoals God rustte van zijn werk. 11 We moeten dus goed ons best doen om die rust binnen te gaan. Want als we ongehoorzaam zijn, zullen we die rust mislopen. Net zoals het volk Israël die rust misliep door zijn ongehoorzaamheid.

12 Want het woord van God is vol leven en kracht. En het is scherper dan het scherpste zwaard. Het dringt zó diep in ons door, dat het ziel en geest van elkaar kan scheiden. Het laat ons zien wat er in ons is, al zit het nóg zo diep verborgen.[b] Het brengt onze diepst verborgen gedachten en plannen aan het licht. 13 Niemand kan zich voor God verbergen. Alles wat we zijn en doen, is zichtbaar voor God. En we zullen tegenover Hem verantwoordelijk zijn voor alles wat we hebben gedaan.

Jezus is een betere Hogepriester dan een aardse hogepriester

14 Maar wij hebben dus een machtige Hogepriester. Hij is de hoogste hemel binnen gegaan. Die Hogepriester is Jezus, de Zoon van God. Aan dat geloof moeten we vasthouden. 15 We hebben een Hogepriester die ons kan begrijpen als we zwak zijn. Want we hebben een Hogepriester die op dezelfde manier als wij met het kwaad te maken heeft gekregen. Maar Híj werd nooit ongehoorzaam aan God. 16 Daarom mogen we altijd vol vertrouwen naar Gods troon komen. God verlangt ernaar om ons te vergeven. Daarom zullen we van Hem vergeving krijgen wanneer we verkeerd hebben gedaan. Want Hij zal altijd goed en vriendelijk voor ons zijn. Hij zal ons op het juiste moment te hulp komen. (lees verder)

Footnotes

  1. Hebreeën 4:8 Jozua bracht het volk het beloofde land Kanaän binnen. De schrijver bedoelt dus: "Het land Kanaän was dus niet de 'rust' waar God het over had."
  2. Hebreeën 4:12 Eigenlijk staat hier: '... het scheidt gewrichten en merg van elkaar.'

A Sabbath-Rest for the People of God

Therefore, since the promise of entering his rest still stands, let us be careful that none of you be found to have fallen short of it.(A) For we also have had the good news proclaimed to us, just as they did; but the message they heard was of no value to them, because they did not share the faith of those who obeyed.[a](B) Now we who have believed enter that rest, just as God has said,

“So I declared on oath in my anger,
    ‘They shall never enter my rest.’”[b](C)

And yet his works have been finished since the creation of the world. For somewhere he has spoken about the seventh day in these words: “On the seventh day God rested from all his works.”[c](D) And again in the passage above he says, “They shall never enter my rest.”(E)

Therefore since it still remains for some to enter that rest, and since those who formerly had the good news proclaimed to them did not go in because of their disobedience,(F) God again set a certain day, calling it “Today.” This he did when a long time later he spoke through David, as in the passage already quoted:

“Today, if you hear his voice,
    do not harden your hearts.”[d](G)

For if Joshua had given them rest,(H) God would not have spoken(I) later about another day. There remains, then, a Sabbath-rest for the people of God; 10 for anyone who enters God’s rest also rests from their works,[e](J) just as God did from his.(K) 11 Let us, therefore, make every effort to enter that rest, so that no one will perish by following their example of disobedience.(L)

12 For the word of God(M) is alive(N) and active.(O) Sharper than any double-edged sword,(P) it penetrates even to dividing soul and spirit, joints and marrow; it judges the thoughts and attitudes of the heart.(Q) 13 Nothing in all creation is hidden from God’s sight.(R) Everything is uncovered and laid bare before the eyes of him to whom we must give account.

Jesus the Great High Priest

14 Therefore, since we have a great high priest(S) who has ascended into heaven,[f](T) Jesus the Son of God,(U) let us hold firmly to the faith we profess.(V) 15 For we do not have a high priest(W) who is unable to empathize with our weaknesses, but we have one who has been tempted in every way, just as we are(X)—yet he did not sin.(Y) 16 Let us then approach(Z) God’s throne of grace with confidence,(AA) so that we may receive mercy and find grace to help us in our time of need.

Footnotes

  1. Hebrews 4:2 Some manuscripts because those who heard did not combine it with faith
  2. Hebrews 4:3 Psalm 95:11; also in verse 5
  3. Hebrews 4:4 Gen. 2:2
  4. Hebrews 4:7 Psalm 95:7,8
  5. Hebrews 4:10 Or labor
  6. Hebrews 4:14 Greek has gone through the heavens