Daniël 4
Het Boek
Nebukadnezars tweede droom
4 Proclamatie van koning Nebukadnezar aan alle volken van alle talen ter wereld:
Ik wens u vrede toe! 2 Het is mijn uitdrukkelijke wil u allemaal op de hoogte te brengen van de wonderen die God, de Allerhoogste, mij heeft laten meemaken. 3 Wat een grote wonderen en machtige daden verricht Hij! Zijn koningschap is onvergankelijk en Hij regeert over alle generaties. 4 Ik, Nebukadnezar, leefde in rust en goede welstand in mijn paleis. 5 Maar op zekere nacht had ik een vreselijke droom. Voor mijn geestesoog zag ik dingen die mij verschrikten. 6 Ik ontbood alle wijze mannen uit Babel om mij de betekenis van de droom te vertellen. 7 Alle geleerden, bezweerders, astrologen en waarzeggers kwamen en ik vertelde hun mijn droom, maar zij konden hem niet verklaren. 8 Ten slotte kwam Daniël naar mij toe, de man die ik, net als mijn god, Beltsazar heb genoemd. In hem woont de geest van de heilige goden. Ik vertelde hem mijn droom. 9 ‘Beltsazar, meester-geleerde,’ zei ik. ‘Ik weet dat de geest van heilige goden in u woont en dat geen enkel geheim voor u verborgen blijft. Leg mij uit wat deze droom van mij betekent. 10,11 Ik zag in mijn droom een bijzonder hoge boom midden op een veld staan. Zijn sterke takken reikten tot de hemel en hij was tot in alle hoeken der aarde te zien. 12 Hij had prachtige bladeren en de takken bogen door onder het gewicht van de vruchten. Er was genoeg fruit voor iedereen. Alle dieren rustten uit in zijn schaduw en de vogels nestelden in zijn takken. De hele wereld werd door hem gevoed. 13 Toen zag ik in mijn droom een wachter, een heilige engel, uit de hemel neerdalen. 14 Hij riep: “Hak de boom om, kap zijn takken, haal het loof eraf en gooi zijn vruchten weg. Laten de dieren onder hem wegvluchten en de vogels van zijn takken opvliegen. 15 Maar laat zijn wortelstronk in de aarde zitten, bijeengehouden door banden van ijzer en koper en omringd door fris groen gras. Laat de dauw uit de hemel hem bevochtigen en laat hem gras eten met de dieren. 16 Laat hem zeven jaar lang de geest van een dier hebben in plaats van die van een mens. 17 Want zo hebben de wachters het bepaald, zo luidt het besluit van de heiligen. De bedoeling van dit besluit is dat alle mensen zullen inzien dat de Allerhoogste alle koninkrijken ter wereld in zijn macht heeft en deze geeft aan wie Hij wil, zelfs aan de onaanzienlijkste onder de mensen!”
18 Welnu, Beltsazar, dit was mijn droom. Vertel mij nu wat hij betekende, want alle wijzen uit mijn rijk moesten mij het antwoord schuldig blijven. Maar u kunt het wel, want de geest van heilige goden woont in u.’
19 Daniël, bijgenaamd Beltsazar, was voor een moment hevig van streek. Zijn gedachten verontrustten hem. De koning zei: ‘Beltsazar, wees niet bang mij te vertellen wat de droom betekent.’ Beltsazar antwoordde: ‘Majesteit, werden uw vijanden maar getroffen door de komende gebeurtenissen uit deze droom en niet u! 20 Eerst wat die boom betreft: u zag dat hij hoog en sterk was en dat zijn kruin tot de hemel reikte en dat hij over de hele wereld te zien was. 21 U zag dat hij frisse groene bladeren had en zwaarbeladen was met genoeg fruit voor alle mensen. Er lagen ook dieren in zijn schaduw en vogels nestelden in zijn takken. 22 Welnu, majesteit, die boom bent u! Want u bent groot en sterk geworden. Uw grootheid is uitgegroeid tot de hemel en uw heerschappij strekt zich uit tot de einden der aarde. 23 Daarna zag u een engel van God uit de hemel neerdalen en u hoorde hem zeggen: “Hak de boom om en vernietig hem, maar laat zijn wortelstronk in de aarde zitten, bijeengehouden door banden van ijzer en koper en omringd door fris groen gras. Laat de dauw uit de hemel hem bevochtigen en laat hem gras eten met de dieren, zeven jaar lang.”
24 Ik zal het u uitleggen, majesteit. De Allerhoogste heeft dít over u besloten: 25 de samenleving zal u uit haar midden verstoten en u zult in de velden leven als een dier. U zult gras eten als een koe en nat worden van de dauw uit de hemel. Zeven jaar lang zal uw leven er zo uitzien, tot u erkent dat de Allerhoogste alle koninkrijken in zijn macht heeft en die geeft aan wie Hij wil. 26 Uit de woorden van uw droom blijkt echter dat de wortelstronk in de aarde zal blijven staan! Dit betekent dat u uw koningschap blijvend terugkrijgt op het moment waarop u erkent dat de hemel de macht heeft. 27 Majesteit, luister daarom naar mijn advies. Maak een einde aan het onrecht en de zonde in uw leven en wees rechtvaardig. Heb medelijden met de armen. Misschien zal God u dan nog langer voorspoed geven.’
28 Al deze dingen zijn koning Nebukadnezar echter toch overkomen. 29 Twaalf maanden na deze droom maakte hij een wandeling over het platte dak van zijn paleis in Babel. 30 ‘Kijk,’ zei hij, ‘is dit niet het grote Babel dat ik met mijn eigen grote kracht en tot mijn eer tot koninklijke residentie en hoofdstad van mijn rijk heb gemaakt?’ 31 Nauwelijks was hij uitgesproken of er klonk een stem uit de hemel: ‘Koning Nebukadnezar, u wordt meegedeeld dat u niet langer zult regeren over dit rijk. 32 U zult uit de samenleving worden verstoten en wonen bij de dieren in het veld. U zult gras eten als een koe, zeven jaar lang, tot u eindelijk erkent dat alle aardse koninkrijken het eigendom zijn van God, de Allerhoogste, en dat Hij die geeft aan wie Hij wil.’ 33 Op hetzelfde ogenblik werden deze woorden bewaarheid. Hij werd verstoten en at gras als de koeien en zijn lichaam werd nat van de dauw. Zijn haren werden zo lang als arendsveren en zijn nagels als vogelklauwen.
34 Na verloop van zeven jaar keek Nebukadnezar omhoog naar de hemel en zijn verstand keerde terug. Toen prees en aanbad hij de Allerhoogste en bewees Hem, de eeuwig Levende, eer. ‘Want,’ zei hij, ‘Hij heerst tot in eeuwigheid en zijn koningschap houdt voor altijd stand. 35 Alle bewoners van deze aarde zijn niets vergeleken bij Hem. Hij doet wat Hij het beste vindt met de hemelse legers en met de mensen op aarde. Niemand kan Hem tegenhouden of ter verantwoording roepen en vragen: “Wat is uw bedoeling met alles wat U doet?”
36 Toen ik mijn verstand terugkreeg, kwamen ook mijn roemruchte koningschap, majesteit en luister terug. Mijn raadsheren en functionarissen zochten mij weer op en ik kreeg mijn positie als hoofd van het rijk terug onder nog grotere eerbewijzen dan vroeger. 37 Nu prijs en loof en verheerlijk ik, Nebukadnezar, de Koning van de Hemel. Hij is oprecht en leidt ons op juiste en goede wegen. Hij bezit de macht hoogmoedigen te vernederen!’
Daniel 4
New King James Version
Nebuchadnezzar’s Second Dream
4 Nebuchadnezzar the king,
(A)To all peoples, nations, and languages that dwell in all the earth:
Peace be multiplied to you.
2 I thought it good to declare the signs and wonders (B)that the Most High God has worked for me.
3 (C)How great are His signs,
And how mighty His wonders!
His kingdom is (D)an everlasting kingdom,
And His dominion is from generation to generation.
4 I, Nebuchadnezzar, was at rest in my house, and flourishing in my palace. 5 I saw a dream which made me afraid, (E)and the thoughts on my bed and the visions of my head (F)troubled me. 6 Therefore I issued a decree to bring in all the wise men of Babylon before me, that they might make known to me the interpretation of the dream. 7 (G)Then the magicians, the astrologers, the Chaldeans, and the soothsayers came in, and I told them the dream; but they did not make known to me its interpretation. 8 But at last Daniel came before me (H)(his name is Belteshazzar, according to the name of my god; (I)in him is the Spirit of the Holy God), and I told the dream before him, saying: 9 “Belteshazzar, (J)chief of the magicians, because I know that the Spirit of the Holy God is in you, and no secret troubles you, explain to me the visions of my dream that I have seen, and its interpretation.
10 “These were the visions of my head while on my bed:
I was looking, and behold,
(K)A tree in the midst of the earth,
And its height was great.
11 The tree grew and became strong;
Its height reached to the heavens,
And it could be seen to the ends of all the earth.
12 Its leaves were lovely,
Its fruit abundant,
And in it was food for all.
(L)The beasts of the field found shade under it,
The birds of the heavens dwelt in its branches,
And all flesh was fed from it.
13 “I saw in the visions of my head while on my bed, and there was (M)a watcher, (N)a holy one, coming down from heaven. 14 He cried [a]aloud and said thus:
(O)‘Chop down the tree and cut off its branches,
Strip off its leaves and scatter its fruit.
(P)Let the beasts get out from under it,
And the birds from its branches.
15 Nevertheless leave the stump and roots in the earth,
Bound with a band of iron and bronze,
In the tender grass of the field.
Let it be wet with the dew of heaven,
And let him graze with the beasts
On the grass of the earth.
16 Let his heart be changed from that of a man,
Let him be given the heart of a beast,
And let seven (Q)times[b] pass over him.
17 ‘This decision is by the decree of the watchers,
And the sentence by the word of the holy ones,
In order (R)that the living may know
(S)That the Most High rules in the kingdom of men,
(T)Gives it to whomever He will,
And sets over it the (U)lowest of men.’
18 “This dream I, King Nebuchadnezzar, have seen. Now you, Belteshazzar, declare its interpretation, (V)since all the wise men of my kingdom are not able to make known to me the interpretation; but you are able, (W)for the Spirit of the Holy God is in you.”
Daniel Explains the Second Dream
19 Then Daniel, (X)whose name was Belteshazzar, was astonished for a time, and his thoughts (Y)troubled him. So the king spoke, and said, “Belteshazzar, do not let the dream or its interpretation trouble you.”
Belteshazzar answered and said, “My lord, may (Z)the dream [c]concern those who hate you, and its interpretation [d]concern your enemies!
20 (AA)“The tree that you saw, which grew and became strong, whose height reached to the heavens and which could be seen by all the earth, 21 whose leaves were lovely and its fruit abundant, in which was food for all, under which the beasts of the field dwelt, and in whose branches the birds of the heaven had their home— 22 (AB)it is you, O king, who have grown and become strong; for your greatness has grown and reaches to the heavens, (AC)and your dominion to the end of the earth.
23 (AD)“And inasmuch as the king saw a watcher, a holy one, coming down from heaven and saying, ‘Chop down the tree and destroy it, but leave its stump and roots in the earth, bound with a band of iron and bronze in the tender grass of the field; let it be wet with the dew of heaven, (AE)and let him graze with the beasts of the field, till seven [e]times pass over him’; 24 this is the interpretation, O king, and this is the decree of the Most High, which has come upon my lord the king: 25 They shall (AF)drive you from men, your dwelling shall be with the beasts of the field, and they shall make you (AG)eat grass like oxen. They shall wet you with the dew of heaven, and seven [f]times shall pass over you, (AH)till you know that the Most High rules in the kingdom of men, and (AI)gives it to whomever He chooses.
26 “And inasmuch as they gave the command to leave the stump and roots of the tree, your kingdom shall be assured to you, after you come to know that (AJ)Heaven[g] rules. 27 Therefore, O king, let my advice be acceptable to you; (AK)break off your sins by being righteous, and your iniquities by showing mercy to the poor. (AL)Perhaps there may be (AM)a [h]lengthening of your prosperity.”
Nebuchadnezzar’s Humiliation
28 All this came upon King Nebuchadnezzar. 29 At the end of the twelve months he was walking [i]about the royal palace of Babylon. 30 The king (AN)spoke, saying, “Is not this great Babylon, that I have built for a royal dwelling by my mighty power and for the honor of my majesty?”
31 (AO)While the word was still in the king’s mouth, (AP)a voice fell from heaven: “King Nebuchadnezzar, to you it is spoken: the kingdom has departed from you! 32 And (AQ)they shall drive you from men, and your dwelling shall be with the beasts of the field. They shall make you eat grass like oxen; and seven [j]times shall pass over you, until you know that the Most High rules in the kingdom of men, and gives it to whomever He chooses.”
33 That very hour the word was fulfilled concerning Nebuchadnezzar; he was driven from men and ate grass like oxen; his body was wet with the dew of heaven till his hair had grown like eagles’ feathers and his nails like birds’ claws.
Nebuchadnezzar Praises God
34 And (AR)at the end of the [k]time I, Nebuchadnezzar, lifted my eyes to heaven, and my understanding returned to me; and I blessed the Most High and praised and honored Him (AS)who lives forever:
For His dominion is (AT)an everlasting dominion,
And His kingdom is from generation to generation.
35 (AU)All the inhabitants of the earth are reputed as nothing;
(AV)He does according to His will in the army of heaven
And among the inhabitants of the earth.
(AW)No one can restrain His hand
Or say to Him, (AX)“What have You done?”
36 At the same time my reason returned to me, (AY)and for the glory of my kingdom, my honor and splendor returned to me. My counselors and nobles resorted to me, I was (AZ)restored to my kingdom, and excellent majesty was (BA)added to me. 37 Now I, Nebuchadnezzar, (BB)praise and extol and honor the King of heaven, (BC)all of whose works are truth, and His ways justice. (BD)And those who walk in pride He is able to put down.
Footnotes
- Daniel 4:14 Lit. with strength
- Daniel 4:16 Possibly years
- Daniel 4:19 be for
- Daniel 4:19 for
- Daniel 4:23 Possibly years
- Daniel 4:25 Possibly years
- Daniel 4:26 God
- Daniel 4:27 prolonging
- Daniel 4:29 Or upon
- Daniel 4:32 Possibly years
- Daniel 4:34 Lit. days
Daniel 4
Wycliffe Bible
4 Nebuchadnezzar, the king, writeth thus to all peoples, [folks,] and languages, that dwell in all earth, peace be multiplied to you. (King Nebuchadnezzar writeth this to all the peoples, and nations, of every language, who live on all the earth, peace be multiplied to you.)
2 (The) High God made at me miracles and marvels; therefore it pleased me to preach his miracles, (The Most High God made miracles and marvels before me; and so it pleased me to preach about his miracles,)
3 for those be great, and his marvels, for those be strong; and his realm is an everlasting realm, and his power is into generation and into generation. (for they be great, and his marvels, for they be overwhelming; and his kingdom is an everlasting kingdom, and his power is forever and ever.)
4 I, Nebuchadnezzar, was restful in mine house (was comfortable in my house), and flourishing in my palace;
5 I saw a dream that made me afeared; and my thoughts in my bed, and the sights of mine head, disturbed me. (I had a dream that made me afraid; and my thoughts on my bed, and the sights in my head, greatly disturbed me.)
6 And a decree was set forth by me, that all the wise men of Babylon should be brought in before my sight, and that they should show to me the solving of the dream (and that they should tell me the dream’s interpretation).
7 Then false diviners, astronomers, Chaldees, and beholders of altars entered; and I told the dream in the sight of them, and they showed not to me the solving thereof, (Then the fortunetellers, the astrologers, the Chaldeans, and the beholders on altars entered; and I told them the dream, but they could not tell me its interpretation,)
8 till the fellow in office, Daniel, to whom the name was Belteshazzar, by the name of my god, entered in my sight, the which Daniel hath the spirit of (the) holy gods in himself; and I spake the dream before him. (And I said,)
9 Belteshazzar, prince of (false) diviners, whom I know, that thou hast in thee the spirit of holy gods, and each sacrament, either private, is not impossible to thee, tell thou to me the visions of my dreams which I saw, and the solving of those. (O Belteshazzar, the chief of the fortunetellers, whom I know, that thou hast in thee the spirit of the holy gods, and every secret, or mystery, or hidden truth, is not impossible to thee, listen thou to me about the vision of my dream which I saw, and then tell me its interpretation.)
10 This is the vision of mine head in my bed. I saw, and lo! a tree was in the midst of (the) earth, and the highness thereof was full great. (This is the vision that I had in my head on my bed. I saw, and lo! a tree was in the midst of the earth, and its height was very great.)
11 And the tree was great and strong, and the height thereof touched heaven (and its height touched the heavens, or the sky), and the beholding thereof was unto the ends of all (the) earth.
12 The leaves thereof were full fair, and the fruit thereof was full much, and the meat of all was in it; beasts and wild beasts dwelled under it, and birds of the air lived in the branches thereof, and each man ate of it. (Its leaves were beautiful, and its fruit was bountiful, and there was food on it for all; the wild beasts lived under it, and the birds of the air lived in its branches, and all who were alive ate from it.)
13 Thus I saw in the vision of mine head, on my bed. And lo! a waker, and holy came down from heaven, (This I saw in the vision in my head, on my bed. And lo! a watcher, yea, a holy one, came down from heaven,)
14 and he cried (out) strongly, and said thus, Hew ye down the tree, and cut ye down the boughs thereof, and shake ye away the leaves thereof, and scatter ye abroad the fruits thereof; beasts flee away, that be under it, and birds from the boughs thereof. (and he cried out loudly, and said this, Cut ye down the tree, and cut ye off its branches, and shake ye away its leaves, and scatter ye abroad its fruits; let the beasts flee away, that be under it, and the birds fly away from its branches.)
15 Nevertheless suffer ye the seed of the roots thereof in [the] earth, and be he bound with a band of iron and of brass, in herbs that be withoutforth; and in the dew of heaven be he dyed, and his part be with wild beasts in the herb of the earth. (But allow ye the stump of the tree, with its roots, to remain in the ground, and be it bound with a band of iron and of bronze, amidst the herbs that be outside; and let the man be sprinkled with the dew of heaven, and his part be with the wild beasts amidst the herbs, or upon the pastures, of the land.)
16 His heart be changed from man’s heart, and the heart of a wild beast be given to him, and seven times be changed on him. (And let his heart be changed from a man’s heart, and the heart of a wild beast be given to him, and then let seven years pass over him.)
17 In the sentence of wakers it is deemed, and it is the word and asking of saints, till living men know, that [the] high God is Lord in the realm of men; and he shall give it to whomever he will, and he shall ordain on it the meekest man. (In the decision of the watchers so it is determined, and it is the word and the asking of the saints, until all those living know, that the Most High God is Lord over the kingdom of people; and he shall give it to whomever he will, and he may ordain upon it even the most humble person.)
18 I, Nebuchadnezzar, the king, saw this dream. Therefore thou, Belteshazzar, tell hastily the interpreting, for all the wise men of my realm be not able to say to me the solving; but thou mayest, for the spirit of [the] holy gods is in thee. (I, King Nebuchadnezzar, had this dream. And so, O Belteshazzar, quickly tell me its interpretation, for all the wise men of my kingdom cannot tell me its interpretation; but I know that thou can, for the spirit of the holy gods is in thee.)
19 Then Daniel, to whom the name was Belteshazzar, began to think privily within himself, as in one hour, and his thoughts disturbed him. Forsooth the king answered, and said, Belteshazzar, the dream and the interpreting thereof, disturb not thee. Belteshazzar answered, and said, My lord, the dream be to them that hate thee, and the interpreting thereof be to thine enemies. (Then Daniel, who was called Belteshazzar, began to think privately within himself, for one hour, and his thoughts disturbed him. And the king said, Belteshazzar, do not let the dream, or its interpretation, disturb thee. And Belteshazzar answered, My lord, I wish that the dream was for those who hate thee, and its interpretation was for thy enemies, and not for thee.)
20 The tree which thou sawest high and strong, whose height stretched till to heaven (whose height stretched unto the heavens, or up to the sky), and the beholding thereof into each land,
21 and the fairest branches thereof, and the fruit thereof full much, and the meat of all in it, and (the) beasts of the field dwelling under it, and the birds of the air dwelling in the boughs thereof, (and its beautiful branches, and its bountiful fruit, and the food on it for all, and the beasts of the field living under it, and the birds of the air living in its branches,)
22 thou art, king, that art magnified, and waxedest strong, and thy greatness increased, and came till to heaven, and thy power into the ends of all earth. (thou art it, O king, who was magnified, and grewest strong, and thy greatness increased, and came unto the heavens, or up to the sky, and thy power unto the ends of all the earth.)
23 Soothly that the king saw a waker and holy come down from heaven, and say, Hew ye down the tree, and destroy ye it, nevertheless leave ye the seed of (the) roots thereof in (the) earth, and be he bound with iron and brass, in herbs withoutforth; and be he besprinkled with the dew of heaven, and his meat be with wild beasts, till seven times be changed on him; (Truly that the king saw a watcher, yea, a holy one, come down from heaven, and say, Cut ye down the tree, and destroy ye it, but leave ye the stump of the tree, with its roots, in the ground, and be it bound with a band of iron and of bronze, amidst the herbs that be outside; and let the man be sprinkled with the dew of heaven, and his food be with the wild beasts, until seven years pass over him;)
24 this is the interpreting of the sentence of the Highest, which sentence is come on my lord, the king. (this is the interpretation of the decree from the Most High God, which decree is come upon my lord, the king.)
25 They shall cast thee out from men, and thy dwelling shall be with beasts and wild beasts, and thou shalt eat hay, as an ox doeth, but also thou shalt be beshed with the dew of heaven, also seven times shall be changed on thee, till thou know that [the] high God is Lord over the realm of men, and giveth it to whomever he will. (They shall throw thee out from among people, and thy habitation shall be with the beasts and the wild beasts, and thou shalt eat grass, like an ox doeth, but also thou shalt be sprinkled with the dew of heaven, and seven years shall pass over thee, until thou knoweth, or thou acknowledgeth, that the Most High God is Lord over the kingdom of people, and giveth it to whomever he will.)
26 Forsooth that he commanded that the seed of (the) roots thereof, that is, of the tree, should be left, thy realm shall (still) dwell to thee, after that thou knowest that the power is of heaven. (And that he commanded that the stump of the tree, with its roots, should be left, so thy kingdom shall still remain with thee, after that thou knowest, or thou acknowledgest, that the power is from heaven.)
27 Wherefore, king, my counsel please thee, and again-buy thy sins with alms-deeds, and again-buy thy wickednesses with mercies of poor men; in hap God shall forgive thy trespasses. (And so, O king, let my counsel please thee, and redeem thy sins with alms-deeds, and redeem thy wickednesses with mercies for the poor; perhaps God shall forgive thy trespasses.)
28 All these things came on Nebuchadnezzar, the king. (And indeed all these things came upon King Nebuchadnezzar.)
29 After the end of twelve months he walked in the hall (of the palace) of Babylon; (Yea, after twelve months, when he walked in the hall of the palace in Babylon;)
30 and the king answered, and said, Whether this is not Babylon, the great city, which I builded into the house of (the) realm, in the might of my strength, and in the glory of my fairness? (and the king said to himself, Is this not Babylon, the great city, which I have built into the capital of my kingdom, or of my empire, by the might of my strength, and in the glory of my beauty?)
31 When the word was yet in the mouth of the king, a voice fell down from heaven, (and said,) Nebuchadnezzar, king, it is said to thee, Thy realm is passed from thee, (And when these words were still in the king’s mouth, a voice came down from heaven, and said, King Nebuchadnezzar, it is said to thee, Thy kingdom hath now passed from thee/Thy kingdom is now taken away from thee,)
32 and they shall cast thee out from men, and thy dwelling shall be with beasts and wild beasts; thou shalt eat hay, as an ox doeth, and seven times shall be changed on thee, till thou know that [the] high God is Lord in the realm of men, and giveth it to whomever he will. (and they shall throw thee out from among people, and thy habitation shall be with the beasts and the wild beasts; thou shalt eat grass, like an ox doeth, and seven years shall pass over thee, until thou knowest, or thou acknowledgest, that the Most High God is the Lord over the kingdom of people, and giveth it to whomever he will.)
33 In the same hour the word was fulfilled [up]on Nebuchadnezzar, and he was cast out from men, and he ate hay, as an ox doeth, and his body was coloured with the dew of heaven, till his hairs waxed at the likeness of eagles’ (feathers), and his nails as the nails, [or (the) claws,] of birds. (In that same hour the word was fulfilled upon Nebuchadnezzar, and he was thrown out from among people, and he ate grass, like an ox doeth, and his body was sprinkled with the dew of heaven, until his hair grew into the likeness of eagles’ feathers, and his nails like birds’ claws.)
34 Therefore after the end of days, I, Nebuchadnezzar, raised mine eyes to heaven, and my wit was yielded to me; and I blessed the Highest, and I praised, and glorified him that liveth without end; for why his power is everlasting power, and his realm is in generation and into generation. (And so at the end of these days, I, Nebuchadnezzar, raised up my eyes to heaven, and my mind, or my sanity, was restored to me; and I blessed the Most High God, and I praised, and glorified him who liveth forever; because his power is everlasting power, and his kingdom is forever and ever.)
35 And all the dwellers of earth be areckoned into nought at him; for by his will he doeth, both in the hosts of heaven, and in the dwellers of earth, and none is that (may) against-standeth his hand, and saith to him, Why didest thou so? (And all the inhabitants of the earth be reckoned as nothing by him; for he doeth by his will, both to the armies of heaven, and to the inhabitants of the earth, and there is no one who can stand against his power, and can say to him, Why didest thou so?)
36 In that time my wit turned again to me, and I came fully to the honour and fairness of my realm, and my figure turned again to me (At that time my mind, or my sanity, returned to me, and I was fully restored to the honour and beauty and glory of my kingdom); and my best men and my magistrates sought me (out), and I was set in my realm, and my great doing was increased (even) greater to me.
37 Now therefore I Nebuchadnezzar praise, and magnify, and glorify the King of heaven; for all his works be true, and all his ways be dooms; and he may make meek, [or (make) low,] them that go in pride. (And so now I, Nebuchadnezzar, praise, and magnify, and glorify the King of heaven; for all his works be true, and all his ways be right and just; and he can humble, or make low, all those who go in pride.)
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.
Scripture taken from the New King James Version®. Copyright © 1982 by Thomas Nelson. Used by permission. All rights reserved.
2001 by Terence P. Noble
Ang Bagong Tipan: Filipino Standard Version, Copyright © Philippine Bible Society 2009.
