Add parallel Print Page Options

See how much the Father has loved us! We are called God's children. It is true, we are God's children. People in this world did not know him and so they do not know us.

My dear brothers, we are God's children now. No one knows yet what we shall be like. But we know that when Jesus comes, we will be like him. We will see him as he really is.

Everyone who has this hope about Christ makes his life holy. He makes his life holy and clean, just as Christ is holy.

Everyone who does wrong things is breaking God's law. Doing wrong things is breaking the law.

You know that Christ came to take away the wrong things people have done. He is the one who has done no wrong.

Everyone who stays with him does not do wrong things. Everyone who does wrong things has never seen him and has never known him.

My children, do not let anyone fool you. Anyone who does what is good, is good just as Christ is good.

Anyone who does what is wrong belongs to the devil. The devil has done what is wrong from the beginning. That is why God's Son came. He came to stop what the devil does.

No one who is God's child does wrong things, because God's life is in him. And he cannot keep on doing wrong things, because he is God's child.

10 This is how people can know who are God's children and who are the devil's children. Everyone who does not do right is not God's child. And anyone who does not love his brother is not God's child.

11 This is the word you have heard from the beginning. `We must love one another.'

12 We must not be like Cain. He was a child of the devil and killed his brother. Why did he kill him? He killed him because the things he himself did were wrong, and the things his brother did were right with God.

13 My brothers, do not be surprised if people in this world hate you.

14 We know that we have gone from death to life. We know this because we love the Christian brothers. Anyone who does not love them has not gone from death to life.

15 Everyone who hates his brother is like a man who kills a person. And you know that no one who kills a person has life that will live for ever.

16 Christ died for us. That is how we know what love is. We also should be willing to die for our brothers.

17 Perhaps a man has plenty of food and things. He sees that his brother needs some. If he does not want to help his brother, does he love God?

18 My children, we must not only talk about loving people; we must show we love people by what we do for them. We must really love them.

19 And this is how we will know that we are true. This is why we will not be afraid in front of God.

20 Even if our hearts think we are wrong, God is greater than our hearts and he knows everything.

21 My dear brothers, if our hearts do not think we are wrong, we will not be afraid in front of God.

22 If we ask God for something, we get it. We get it because we obey his laws. We get it because we do what pleases him.

23 This is his law. We must believe in the name of his Son Jesus Christ. And we must love one another as he told us to do.

24 If anyone obeys his laws, he belongs to God and God belongs to him. God has given us the Holy Spirit. That is how we know that God is with us.

Echte kinderen van God

Kijk eens hoe ontzettend veel de Vader van ons houdt: Hij noemt ons 'kinderen van God'. De mensen die niet geloven, begrijpen ons niet. Dat komt omdat ze Hem niet kennen. Lieve broeders en zusters, nu zijn we kinderen van God. En we kunnen ons nog niet voorstellen hoe het later allemaal zal zijn. Maar we weten dit: wanneer Hij komt, zullen we zijn zoals Hij. Dan zullen we Hem zien zoals Hij werkelijk is. Als je Hem verwacht, ga je op een zuivere manier leven, net zoals Hij Zelf zuiver is.

Als iemand ongehoorzaam is aan God, houdt hij zich niet aan de wet van God. Ongehoorzaamheid aan God is hetzelfde als ongehoorzaamheid aan de wet. En jullie weten dat Jezus is gekomen om alle ongehoorzaamheid weg te nemen. Dat kon Hij doen doordat Hij Zelf nooit ongehoorzaam aan God is geweest. Als je je best doet om één te blijven met Hem, ga je dus niet door met Hem aldoor ongehoorzaam te zijn. Maar als je Hem aldoor ongehoorzaam bent, heb je Hem niet gezien en ken je Hem niet echt.

Kinderen, laat je door niemand iets wijsmaken. Mensen die leven zoals God het wil, zijn rechtvaardig, net zoals Hij rechtvaardig is. Mensen die doorgaan met ongehoorzaam zijn aan God, horen bij de duivel. Want de duivel is al vanaf het begin ongehoorzaam aan God. Maar de Zoon van God is gekomen om het werk van de duivel te vernietigen.

Mensen die uit God geboren zijn, gaan niet door met Hem ongehoorzaam te zijn. Want Gods leven is in hen. Ze kunnen niet langer expres een ongehoorzaam leven leiden. Want ze zijn uit God geboren.

Liefde voor elkaar

10 Hieraan kunnen jullie de kinderen van God en de kinderen van de duivel herkennen: iedereen die niet leeft zoals God het wil, is niet uit God geboren. En iedereen die niet van zijn broeder of zuster houdt, is ook niet uit God geboren. 11 Want dit is de boodschap die jullie vanaf het begin hebben gehoord: dat we van elkaar moeten houden. 12 We moeten niet zijn als Kaïn. Hij hoorde bij de duivel en vermoordde zijn broer Abel. Waarom vermoordde hij hem? Omdat hij niet leefde zoals God het wil en Abel wél. 13 Wees dus niet verbaasd, broeders en zusters, als jullie gehaat worden door de mensen die niet geloven.

14 We weten dat we zijn overgebracht van de dood naar het leven. Dat is te zien aan onze liefde voor de broeders en zusters. 15 Als iemand niet van de broeders en zusters houdt, is hij nog steeds in de dood. Als hij een broeder haat, heeft hij hem in gedachten al vermoord. En jullie weten dat een moordenaar geen eeuwig leven heeft. 16 Jezus heeft ons laten zien wat werkelijke liefde is: Hij heeft zijn leven voor ons gegeven. Ook wij moeten ons leven voor onze broeders en zusters over hebben. 17 Als je het goed hebt in deze wereld, maar je wil een arme broeder of zuster niet helpen, hoe kan Gods liefde dan in je wonen?

18 Kinderen, we moeten niet alleen zéggen dat we van elkaar houden, maar we moeten dat óók laten zien met wat we doen. 19 Daaraan moet te zien zijn dat we uit de waarheid zijn geboren. En dan kunnen we een gerust geweten hebben. 20 Maar als ons geweten toch ongerust is, mogen we er zeker van zijn dat God belangrijker is dan ons geweten. Hij weet alles. 21 Lieve broeders en zusters, als ons geweten ons niet veroordeelt, kunnen we vol vertrouwen en zonder vrees naar God toe gaan. 22 Dan ontvangen we alles wat we van Hem bidden, omdat we Hem in alles gehoorzaam zijn en doen wat Hij van ons vraagt. 23 Wat vraagt Hij van ons? Dat we geloven in zijn Zoon Jezus Christus. En Hij vraagt óók dat we van elkaar houden, zoals Jezus ons heeft bevolen. 24 Als jullie gehoorzaam doen wat Hij vraagt, blijven jullie één met Hem en Hij met jullie. En we weten dat Hij één met ons is, doordat Hij ons zijn Geest heeft gegeven.