Add parallel Print Page Options

De liefde van God

13 Als ik wel de talen van mensen en engelen zou spreken, maar geen liefde heb, klink ik als een dreunende gong of een schelle cimbaal. Als ik Gods woord doorgeef, alle geheimen doorgrond, alles weet wat er te weten is en al het geloof heb, zodat ik bergen kan verzetten, maar geen liefde heb, ben ik niets. Als ik mijn bezittingen stuk voor stuk uitdeel en mijn lichaam geef om te worden verbrand, maar geen liefde heb, dan heb ik er niets aan.

De liefde is geduldig, de liefde is vriendelijk, de liefde is niet jaloers. Zij doet niet gewichtig en is niet trots, zij kwetst niet, is niet egoïstisch en voelt zich nooit beledigd, zij neemt niemand iets kwalijk, zij is niet blij met onrecht, maar juist met de waarheid.

De liefde beschermt altijd, heeft altijd vertrouwen, verwacht het altijd van God en houdt stand. Aan de liefde komt nooit een einde. Het spreken namens God zal eens niet meer nodig zijn, het spreken in klanktalen zal ophouden, kennis zal dan niet meer worden gevraagd. Want wat wij weten, is onvolledig, en wat wij namens God zeggen, is gebrekkig. 10 Maar wanneer het blijvende en volmaakte komt, is dat het einde van het gebrekkige en onvolmaakte.

11 Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, dacht ik als een kind en redeneerde ik als een kind. Maar nu ik volwassen ben, heb ik het kinderlijke voorgoed achter mij gelaten. 12 Nu hebben wij nog geen heldere kijk op Christus, maar later zullen wij oog in oog met Hem staan. Ik ken Hem nu nog niet volkomen, maar dan zal ik Hem volledig kennen, zoals Hij mij door en door kent. 13 Kortom, er zijn drie dingen die blijven: geloof, hoop en liefde. Maar de liefde is het voornaamste.

Ang Pag-ibig

13 Kung makapagsalita man ako ng mga wika ng mga tao at ng mga anghel, wala naman akong pag-ibig, ako'y nagiging isang maingay na pompiyang, o batingaw na umaalingawngaw. Kung mayroon man akong kaloob ng propesiya at nauunawaan ko ang lahat ng mga hiwaga at ang lahat ng mga kaalaman, at taglayin ko man ang lahat ng pananampalataya upang mapalipat ko ang mga bundok, ngunit wala naman akong pag-ibig, ako ay walang kabuluhan. Kahit ipamigay ko pa ang lahat ng aking ari-arian, at ibigay ko ang aking katawan upang sunugin,[a] ngunit wala naman akong pag-ibig, wala itong pakinabang sa akin.

Ang pag-ibig ay matiyaga at mabait; hindi mapanibughuin, hindi mapagmalaki o mayabang; hindi magaspang ang asal; hindi nag-iisip para sa sariling kapakanan, hindi mayayamutin, hindi nagbibilang ng kamalian. Hindi ito nagagalak sa kasamaan, kundi nakikigalak sa katotohanan. Ang pag-ibig ay nagtitiis sa lahat, nagtitiwala sa lahat, may pag-asa sa lahat at may tiyaga sa lahat.

Ang pag-ibig ay walang katapusan. Ngunit maging ang mga propesiya ay matatapos; maging ang iba't ibang wika ay titigil; maging ang kaalaman ay lilipas. Sapagkat bahagi lamang ang ating nalalaman at bahagi lamang ang ipinahahayag nating propesiya; 10 ngunit kapag ang lubusan ay dumating na, lilipas na ang bahagi lamang. 11 Nang ako'y bata pa, nagsasalita ako tulad ng isang bata, nag-iisip ako tulad ng isang bata, nangangatwiran ako tulad ng isang bata. Nang sumapit na ako sa hustong gulang ay tinalikuran ko na ang mga bagay ng pagkabata. 12 Sapagkat malabo pa ang ating nakikita sa salamin, ngunit pagkatapos nito ay makakakita tayo nang mukhaan. Ang nalalaman ko ngayon ay bahagi lamang, ngunit pagkatapos ay lubos akong makauunawa kung paanong ako ay lubos na nauunawaan. 13 Samantala, nananatili ang tatlong ito: pananampalataya, pag-asa, at pag-ibig, ngunit ang pinakadakila sa mga ito ay ang pag-ibig.

Footnotes

  1. 1 Corinto 13:3 Sa ibang manuskrito upang ako ay magmalaki.

Beschrijving van echte liefde

13 Stel dat ik de talen van de mensen en van de engelen kon spreken. Maar als ik dat zonder liefde deed, was het alleen maar lawaai. Stel dat ik kon profeteren, al Gods verborgen plannen kende, alles wist wat er te weten valt en zoveel geloof had dat ik bergen kon verplaatsen. Maar als ik dat zonder liefde deed, stelde ik niets voor. Stel dat ik alles wat ik had weggaf aan de arme mensen, en stel dat ik er trots op kon zijn dat ik mijn lichaam opofferde vanwege mijn geloof in de Heer. Maar als ik dat zonder liefde deed, had ik er niets aan.

De liefde is geduldig en vriendelijk. Liefde wordt niet jaloers. Liefde schept niet op en vindt zichzelf niet vreselijk belangrijk. Liefde zegt of doet geen onaardige dingen en denkt niet alleen maar aan zichzelf. Liefde raakt niet verbitterd. Liefde vergeeft als een ander iets verkeerds heeft gedaan. Liefde is niet blij met oneerlijke dingen, maar met de waarheid. Liefde vertelt fouten van andere mensen niet door, denkt altijd het beste van een ander en blijft altijd geduldig. De liefde schiet nooit tekort en verdwijnt nooit.

Maar profetieën zullen op een dag niet meer nodig zijn. Talen van de Geest zullen er niet meer zijn. Kennis zal onbelangrijk worden. Want nu zijn onze kennis en ons profeteren nog onvolmaakt. 10 Maar als het volmaakte gekomen zal zijn, worden alle onvolmaakte dingen weggedaan. 11 Je kan het hiermee vergelijken: Toen ik nog een kind was, praatte ik als een kind, reageerde ik als een kind, dacht ik als een kind. Nu ik een man ben geworden, heb ik de kinderlijke manieren van doen weggedaan. 12 Nu is het nog net alsof we in een beslagen spiegel kijken en niet precies weten wat we zien. Maar straks zullen we God in de ogen kijken. Nu ken ik God nog niet echt. Maar dan zal ik God werkelijk kennen, net zoals Hij mij werkelijk kent.

13 We hebben dus deze drie dingen: geloof, hoop en liefde. Maar de belangrijkste van deze drie is de liefde.

The Way of Love

13 If I speak in the tongues of men and of angels, but have not love, I am a noisy gong or a clanging cymbal. And if I have (A)prophetic powers, and understand all mysteries and all knowledge, and if I have all faith, (B)so as to remove mountains, but have not love, I am nothing. (C)If I give away all I have, and (D)if I deliver up my body to be burned,[a] but have not love, I gain nothing.

(E)Love is patient and (F)kind; love (G)does not envy or boast; it (H)is not arrogant or rude. It (I)does not insist on its own way; it (J)is not irritable or resentful;[b] it (K)does not rejoice at wrongdoing, but (L)rejoices with the truth. (M)Love bears all things, believes all things, hopes all things, (N)endures all things.

Love never ends. As for prophecies, they will pass away; as for tongues, they will cease; as for knowledge, it will pass away. For (O)we know in part and we prophesy in part, 10 but (P)when the perfect comes, the partial will pass away. 11 When I was a child, I spoke like a child, I thought like a child, I reasoned like a child. When I became a man, I gave up childish ways. 12 For (Q)now we see in a mirror dimly, but (R)then face to face. Now I know in part; then I shall know fully, even as (S)I have been fully known.

13 So now faith, hope, and love abide, these three; but the greatest of these is love.

Footnotes

  1. 1 Corinthians 13:3 Some manuscripts deliver up my body [to death] that I may boast
  2. 1 Corinthians 13:5 Greek irritable and does not count up wrongdoing