Add parallel Print Page Options

De reactie van Elifaz

Op deze klacht antwoordde Elifaz uit Teman:

‘Kun je het verdragen als iemand in deze situatie tegen je spreekt? Maar wie zou nu kunnen zwijgen?
3,4 Jij bent altijd iemand geweest die mensen die in moeilijkheden zaten, vertelde dat zij op God moesten vertrouwen. Je bemoedigde mensen die zwak waren of op het punt stonden te struikelen, die wanhopig waren of van vertwijfeling niet meer wisten wat zij moesten doen.
Maar nu de tegenslagen jou treffen, ben je verdrietig en geef je de moed op.
Moet jij in een tijd als deze niet juist steun zoeken bij God en op Hem vertrouwen? Heb je dan niets aan het geloof dat God de oprechte mens helpt?
7,8 Denk eens goed na! Heb je ooit gehoord van een werkelijk oprecht en onschuldig mens die werd gestraft? De ervaring leert dat zij die zonde en moeilijkheden zaaien, die ook oogsten.
Door Gods adem worden zij uit dit leven weggevaagd.
10 Hoewel zij brullen als jonge leeuwen, zullen zij worden gebroken en vernietigd.
11 De leeuw komt om door gebrek aan prooi en de welpen van de leeuwin worden verspreid en verdwalen.
12 Er werd mij in het geheim iets toevertrouwd, als het ware in mijn oor gefluisterd.
13,14 Tussen onrustige dromen in de nacht, toen de mensen sliepen, vloog plotseling de angst mij naar de keel en ik beefde over mijn hele lichaam.
15 Een adem streek langs mijn gezicht, de wind deed mij huiveren.
16 Hij stond stil, maar ik kon hem niet goed zien en ik hoorde een gedempte stem zeggen:
17 “Is een gewone sterveling rechtvaardiger dan God? Reiner dan zijn Schepper?”
18,19 Als God niet eens zijn eigen boodschappers kan vertrouwen en zelfs engelen fouten maken, zou Hij dat dan wel kunnen bij stoffelijke wezens, die in lemen hutten wonen en nog gemakkelijker dan motten kunnen worden doodgedrukt?
20 ʼs Morgens leven zij, maar ʼs avonds zijn zij al dood. Voor altijd verdwenen, zonder dat ook maar iemand een gedachte aan hen schenkt.
21 Hun levensdraad wordt doorgeknipt en zij sterven zonder iets bij het leven gewonnen te hebben.’

And Eliphaz the Temanite answereth and saith: --

Hath one tried a word with thee? -- Thou art weary! And to keep in words who is able?

Lo, thou hast instructed many, And feeble hands thou makest strong.

The stumbling one do thy words raise up, And bowing knees thou dost strengthen.

But now, it cometh in unto thee, And thou art weary; It striketh unto thee, and thou art troubled.

Is not thy reverence thy confidence? Thy hope -- the perfection of thy ways?

Remember, I pray thee, Who, being innocent, hath perished? And where have the upright been cut off?

As I have seen -- ploughers of iniquity, And sowers of misery, reap it!

From the breath of God they perish, And from the spirit of His anger consumed.

10 The roaring of a lion, And the voice of a fierce lion, And teeth of young lions have been broken.

11 An old lion is perishing without prey, And the whelps of the lioness do separate.

12 And unto me a thing is secretly brought, And receive doth mine ear a little of it.

13 In thoughts from visions of the night, In the falling of deep sleep on men,

14 Fear hath met me, and trembling, And the multitude of my bones caused to fear.

15 And a spirit before my face doth pass, Stand up doth the hair of my flesh;

16 It standeth, and I discern not its aspect, A similitude [is] over-against mine eyes, Silence! and a voice I hear:

17 `Is mortal man than God more righteous? Than his Maker is a man cleaner?

18 Lo, in His servants He putteth no credence, Nor in His messengers setteth praise.'

19 Also -- the inhabitants of houses of clay, (Whose foundation [is] in the dust, They bruise them before a moth.)

20 From morning to evening are beaten down, Without any regarding, for ever they perish.

21 Hath not their excellency been removed with them? They die, and not in wisdom!