Hebrews 12
Complete Jewish Bible
12 So then, since we are surrounded by such a great cloud of witnesses, let us, too, put aside every impediment — that is, the sin which easily hampers our forward movement — and keep running with endurance in the contest set before us, 2 looking away to the Initiator and Completer of that trusting,[a] Yeshua — who, in exchange for obtaining the joy set before him, endured execution on a stake as a criminal, scorning the shame, and has sat down at the right hand of the throne of God.[b] 3 Yes, think about him who endured such hostility against himself from sinners, so that you won’t grow tired or become despondent. 4 You have not yet resisted to the point of shedding blood in the contest against sin.
5 Also you have forgotten the counsel which speaks with you as sons:
“My son, don’t despise the discipline of Adonai
or become despondent when he corrects you.
6 For Adonai disciplines those he loves
and whips everyone he accepts as a son.”[c]
7 Regard your endurance as discipline; God is dealing with you as sons. For what son goes undisciplined by his father? 8 All legitimate sons undergo discipline; so if you don’t, you’re a mamzer and not a son!
9 Furthermore, we had physical fathers who disciplined us, and we respected them; how much more should we submit to our spiritual Father and live! 10 For they disciplined us only for a short time and only as best they could; but he disciplines us in a way that provides genuine benefit to us and enables us to share in his holiness.
11 Now, all discipline, while it is happening, does indeed seem painful, not enjoyable; but for those who have been trained by it, it later produces its peaceful fruit, which is righteousness. 12 So,
strengthen your drooping arms,
and steady your tottering knees;[d]
13 and
make a level path for your feet;[e]
so that what has been injured will not get wrenched out of joint but rather will be healed.
14 Keep pursuing shalom with everyone and the holiness without which no one will see the Lord. 15 See to it that no one misses out on God’s grace, that no root of bitterness[f] springing up causes trouble and thus contaminates many, 16 and that no one is sexually immoral, or godless like Esav, who in exchange for a single meal gave up his rights as the firstborn. 17 For you know that afterwards, when he wanted to obtain his father’s blessing, he was rejected; indeed, even though he sought it with tears, his change of heart was to no avail.
18 For you have not come to a tangible mountain, to an ignited fire, to darkness, to murk, to a whirlwind, 19 to the sound of a shofar, and to a voice whose words made the hearers beg that no further message be given to them — 20 for they couldn’t bear what was being commanded them, “If even an animal touches the mountain, it is to be stoned to death”;[g] 21 and so terrifying was the sight that Moshe said, “I am quaking with dread.”[h]
22 On the contrary, you have come to Mount Tziyon, that is, the city of the living God, heavenly Yerushalayim; to myriads of angels in festive assembly; 23 to a community of the firstborn whose names have been recorded in heaven; to a Judge who is God of everyone; to spirits of righteous people who have been brought to the goal; 24 to the mediator of a new covenant, Yeshua; and to the sprinkled blood that speaks better things than that of Hevel.
25 See that you don’t reject the One speaking! For if those did not escape who rejected him when he gave divine warning on earth, think how much less we will escape if we turn away from him when he warns from heaven. 26 Even then, his voice shook the earth; but now, he has made this promise:
“One more time I will shake
not only the earth, but heaven too!”[i]
27 And this phrase, “one more time,” makes clear that the things shaken are removed, since they are created things, so that the things not shaken may remain. 28 Therefore, since we have received an unshakeable Kingdom, let us have grace, through which we may offer service that will please God, with reverence and fear. 29 For indeed,
“Our God is a consuming fire!”[j]
Footnotes
- Hebrews 12:2 Habakkuk 2:4
- Hebrews 12:2 Psalm 110:1
- Hebrews 12:6 Proverbs 3:11–12
- Hebrews 12:12 Isaiah 35:3
- Hebrews 12:13 Proverbs 4:26
- Hebrews 12:15 Deuteronomy 29:17(18)
- Hebrews 12:20 Exodus 19:12–13
- Hebrews 12:21 Deuteronomy 9:19
- Hebrews 12:26 Haggai 2:6, 21
- Hebrews 12:29 Deuteronomy 4:24; 9:3; Isaiah 33:14
Hebreeën 12
BasisBijbel
De schrijver moedigt de gelovigen aan om vol te houden
12 Er is dus een grote groep van mensen die ons door hun voorbeeld aanmoedigen. Laten we daarom alles uit ons leven wegdoen wat onze omgang met God in de weg staat, en alles waarin we God ongehoorzaam zijn. Het is alsof we een hardloopwedstrijd lopen die voor ons is uitgezet. We moeten geduldig tot aan het einde doen wat God van ons vraagt. 2 Daarbij moeten we alleen op Jezus letten, want Hij is onze Leider. Hij wijst ons de weg en gaat voor ons uit. Hij is ons voorbeeld in het geloof. Hij verdroeg de dood aan het kruis en alle schande, omdat Hij wist hoe blij Hij daarna zou zijn. Nu zit Hij naast God op de troon. 3 Denk dus alleen aan Hem. Hij heeft het verdragen dat de mensen niet naar Hem wilden luisteren en Hem zelfs hebben gedood. Als jullie daaraan denken, zullen jullie niet moe worden en niet opgeven.
God voedt ons op
4 Maar jullie hebben nog niet op leven en dood tegen het kwaad gestreden. 5 Jullie zijn vergeten dat God jullie als zonen en dochters toespreekt en aanmoedigt. Hij heeft gezegd: "Mijn zoon, doe er iets mee als de Heer je opvoedt en je bestraft. Verlies er niet de moed door. 6 Want Hij doet dat omdat Hij van je houdt en omdat je zijn kind bent geworden." 7 God behandelt jullie dus als zijn kinderen. En elk kind wordt toch door zijn vader opgevoed en bestraft? 8 Als je niet door Hem opgevoed en bestraft wordt, ben je kennelijk niet zíjn kind, maar het kind van iemand anders. 9 Bovendien: we hebben óók gehoorzaamd aan de opvoeding van onze aardse vaders. En we hadden respect voor hen. Dan moeten we toch nog veel méér gehoorzamen aan de opvoeding van de Vader van onze geest? Want dan zullen we leven. 10 Want onze aardse vaders hebben ons een aantal jaren zo goed mogelijk opgevoed. Maar onze hemelse Vader weet wat wérkelijk goed voor ons is. Hij voedt ons op met de bedoeling dat we net zo volmaakt zullen worden als Hij. 11 Als Hij ons bestraft, is dat op het moment zelf niet fijn, maar pijnlijk. Maar uiteindelijk levert het iets goeds op. Want als we aan de opvoeding van onze Vader gehoorzaam zijn, zal Hij blij met ons zijn. 12 Wees dus flink en pak jezelf aan. 13 Leef zoals God het wil. Dan zal je geloof niet zwakker worden, maar juist sterker. Net zoals zwakke benen die goed gebruikt worden, sterker worden.
14 Doe je best om met iedereen in vrede te leven en om een zuiver leven te leiden. Anders zul je nooit dicht bij de Heer kunnen zijn.
15 Let er ook op dat niemand van jullie Gods liefdevolle goedheid misloopt doordat hij iemand iets niet vergeven wil. Want bitterheid is als een zaad waaruit een giftige plant opgroeit. Iedereen raakt erdoor vergiftigd en dat heeft grote gevolgen. Want door ruzie ontstaat er verdeeldheid in de gemeente.
Leer iets van de gebeurtenissen van vroeger
16 Zorg ervoor dat jullie niet ontrouw zijn aan God. Of onverschillig over alles wat Hij je heeft gegeven zoals Ezau.[a] Want Ezau gaf de rechten weg die hij als oudste zoon had, in ruil voor één enkele maaltijd. 17 Maar toen hij later toch van zijn vader de zegen wilde krijgen, kon dat niet meer, ook al huilde en smeekte hij er zelfs om.
18 De Israëlieten in de woestijn waren bij de berg Sinaï bij een groot vuur gekomen, met een donkere wolk en donder en bliksem.[b] Maar jullie niet. 19 Ook hebben jullie niet zoals zij een ramshoorn horen blazen en een stem gehoord. Maar het volk Israël in de woestijn hoorde een stem. Daar werden ze zó bang van, dat ze vroegen of Hij wilde ophouden met spreken. 20 Ze waren zo bang omdat God had gezegd: "Zelfs als een dier de berg aanraakt, moet het met stenen of met een pijl gedood worden." 21 En Mozes was zó onder de indruk van wat hij zag, dat hij zei: "Ik beef helemaal van angst."
22 Maar jullie zijn gekomen bij de berg Sion,[c] bij de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem. En bij ontelbare engelen, 23 en bij de feestelijke en plechtige bijeenkomst van Gods oudste kinderen die in de hemel opgeschreven staan in het Boek van het Leven. Jullie zijn gekomen bij God, de Rechter van alle mensen. En bij de geesten van de mensen die hebben geleefd zoals God het wil en die in de hemel al volmaaktheid hebben gekregen. 24 Jullie zijn gekomen bij Jezus, door wie God een nieuw verbond heeft gesloten. En bij het bloed waarmee jullie zijn besprenkeld en dat een betere boodschap brengt dan het bloed van Abel.[d]
25 Let dan goed op dat jullie gehoorzamen aan Hem die spreekt. Vergeet niet dat het vroeger slecht afliep met de Israëlieten die ongehoorzaam waren aan God toen Hij op aarde sprak. Daarom is het zeker dat het ook met ons slecht zal aflopen, als we niet luisteren nu Hij door Jezus vanuit de hemel spreekt. 26 Toen God vanaf de berg sprak, schudde alleen de aarde van zijn stem. Maar nu heeft Hij gezegd: "Nog één keer zal Ik niet alleen de aarde, maar ook de hemel laten schudden." 27 Dit 'nog één keer' geeft aan dat alles wat kan schudden, dus alles wat is gemaakt, weggeveegd zal worden. En dat is de hele aarde. Zo zal alleen dat wat niet kan schudden, overblijven. 28 Het Koninkrijk dat we hebben gekregen, kan niet schudden. Het staat stevig en vast en zal dus blijven bestaan. Laten we daarom vast vertrouwen op Gods goedheid, en God dienen en aanbidden op een manier waar Hij blij mee is. Dat is dus: vol ontzag. 29 Want onze God is als een vuur dat alles verbrandt.
Footnotes
- Hebreeën 12:16 De schrijver bedoelt dat wij dus ook niet onverschillig moeten zijn over de rechten die we als kinderen van God hebben. We raken die rechten kwijt als we liever willen leven op de manier van de ongelovige mensen.
- Hebreeën 12:18 Lees Exodus 19.
- Hebreeën 12:22 Jeruzalem was gebouwd op de berg Sion. Maar hier heeft de schrijver het over het hemelse Jeruzalem.
- Hebreeën 12:24 Abels bloed riep om straf omdat Abel door zijn broer vermoord was (lees Genesis 4:1-11). Maar Jezus' bloed spreekt juist vrij van schuld en straf.
Hebreeën 12
Het Boek
Uit Gods terechtwijzing blijkt zijn liefde
12 Nu zoʼn grote menigte van getuigen ons ziet en aanmoedigt, moeten wij alles afleggen wat ons hindert en ons bevrijden van de zonde die zich aan ons vastklemt. Wij moeten de wedstrijd voltooien die voor ons ligt, zonder op te geven. 2 Daarbij moeten wij blijven kijken naar Jezus, die ons de weg wijst. Hij is het doel van ons geloof. Hij kon Zich aan het kruis laten slaan en de schande negeren, omdat Hij wist welke blijdschap Hem te wachten stond. En nu zit Hij aan de rechterzijde van de troon van God. 3 Denk aan Hem die zoveel heeft doorstaan, zodat je niet verzwakt of onverschillig wordt. Hij heeft verdragen dat slechte mensen vreselijke dingen van Hem zeiden. 4 Maar u hebt nog niet op leven en dood tegen de zonde gestreden.
5 U bent zeker vergeten hoe God u als zijn kinderen moed gegeven heeft. Hij zei: ‘Denk niet licht over de tucht van de Here, mijn zoon. Laat de moed niet zakken als de Here u terechtwijst. 6 Want daaruit blijkt dat Hij van u houdt. Als Hij u slaat, blijkt dat u zijn zoon bent.’ 7 Laat u door God opvoeden, Hij behandelt u als zijn kinderen. 8 Hebt u ooit gehoord van een kind dat niet gestraft werd? Als God u niet terechtwijst, wanneer u het nodig hebt, betekent het dat u niet zijn kind bent.
9 Vroeger, toen wij nog kinderen waren, kregen wij straf van onze natuurlijke vaders en wij hadden respect voor hen. Moeten wij ons dan niet nog veel meer onderwerpen aan de opvoeding van onze geestelijke Vader? Dan pas zullen wij leven. 10 Onze natuurlijke vaders hebben ons een aantal jaren naar hun beste weten opgevoed. Maar God weet pas echt wat goed voor ons is, Hij voedt ons op om ons te laten delen in zijn volmaaktheid. 11 Niemand vindt het prettig terechtgewezen te worden, op het moment zelf worden wij er alleen maar verdrietig van. Maar later zien wij dat het toch goed is geweest, de terechtwijzing heeft ons geholpen mensen te worden die goed doen en vrede brengen.
12 Steek dus de handen uit de mouwen en ga stevig op uw benen staan. 13 Zet bij het lopen uw voeten recht neer, anders verstuikt u uw kreupele voeten en die moeten nu juist genezen. 14 Probeer de vrede met uw medemensen te bewaren en leef als afgezonderd voor de Here, anders zult u Hem nooit zien. 15 Let erop dat niemand van u de genade van God aan zich voorbij laat gaan. Er mag geen verbittering onder u komen, want als dat gebeurt, zullen velen erdoor aangestoken worden en zijn de gevolgen niet te overzien. 16 Let er ook op dat niemand van u betrokken raakt in seksuele zonden of het heilige zo minacht als Esau, die als oudste zoon zijn rechten ruilde voor een bord eten. 17 Want u weet het! Toen hij die rechten terug wilde hebben, was het te laat. Het hielp niets dat hij huilde, hij kreeg geen kans meer tot inkeer.
18 U bent niet oog in oog komen te staan met iets ontzettends—met laaiend vuur, diepe duisternis en gierende wind—zoals de Israëlieten in de tijd van Mozes, toen God op de berg Sinaï zijn wet gaf. 19 U hebt ook geen luid trompetgeschal gehoord of de donderende stem van God. De Israëlieten werden daar zo bang van dat zij God vroegen niets meer tegen hen te zeggen. 20 Zij trilden van angst, omdat God had gezegd: ‘Zelfs een dier dat de berg aanraakt, zal worden gestenigd.’ 21 Mozes was zo ontzet door wat hij zag en hoorde, dat hij zei: ‘Ik ben zo bang, dat ik sta te trillen op mijn benen.’
22 Nee, u staat voor de berg Sion en voor de stad van de levende God, het hemelse Jeruzalem, waar tienduizenden engelen wonen. 23 U bent gekomen naar een feestelijke samenkomst van Gods oudste kinderen, die in het bevolkingsregister van de hemel staan. U staat voor God, die de rechter van alle mensen is en voor de geesten van de mensen die volmaakt geworden zijn. 24 U bent naar Jezus gekomen, die ervoor gezorgd heeft dat er een nieuw verbond tussen God en de mensen kwam. Hij heeft daarvoor zijn bloed gegeven en zijn bloed roept om vergeving in plaats van om wraak, zoals dat van Abel.
25 Pas op dat u God, die tot u spreekt, niet de rug toekeert! Want toen de Israëlieten weigerden te luisteren naar de waarschuwingen van Mozes, die namens God sprak, liep het niet goed met hen af. Maar als wij niet willen luisteren naar wat Jezus Christus zegt, zal het met ons nog veel slechter aflopen. 26 Toen God vanaf de berg Sinaï sprak, schudde de aarde van zijn stem. ‘Nog één keer,’ zegt Hij nu, ‘zal Ik niet alleen de aarde, maar ook de hemel laten schudden.’ 27 Daarmee bedoelt Hij dat alles wat niet vaststaat, zal verdwijnen, alles wat gemaakt is. Maar alles wat niet aan het wankelen gebracht kan worden, zal blijven.
28 Omdat wij een blijvend vaderland krijgen, moeten wij dankbaar zijn en God dienen zoals Hij het graag wil, met eerbied en ontzag. 29 Want onze God is een verterend vuur.
Mga Hebreo 12
Ang Bagong Tipan: Filipino Standard Version
Ang Pagdisiplina ng Panginoon
12 Kaya nga, dahil napapalibutan tayo ng ganoon karaming mga saksi, iwaksi natin ang bawat bagay na nagpapabigat sa atin at ang kasalanang mahigpit na pumipigil sa atin, at takbuhin nating may pagtitiyaga ang takbuhing inilagay sa ating harapan. 2 Ituon natin kay Jesus ang ating paningin, sa kanya na nagtatag at nagpasakdal ng ating pananampalataya. Dahil sa kagalakang inilagay sa kanyang harapan ay tiniis niya ang krus, ipinagwalang-bahala niya ang kahihiyan nito, at ngayo’y nakaupo sa kanan ng trono ng Diyos. 3 Pag-ukulan ninyo ng pansin si Jesus na nagtiis ng ganoong matinding poot mula sa mga makasalanan, upang kayo'y huwag manghina o manlupaypay.
4 Hindi pa umaabot sa pagdanak ng inyong dugo ang pakikipaglaban ninyo sa kasalanan. 5 Nakalimutan (A) na ninyo ang salitang nagpapalakas ng loob sa inyo bilang mga anak,
“Anak ko, huwag mong ipagwalang-bahala ang pagtutuwid ng Panginoon;
huwag manghina ang iyong loob kung ikaw ay kanyang sinasaway;
6 sapagkat ang minamahal ng Panginoon ay kanyang itinutuwid,
at ang bawat itinuturing na anak ay hinahagupit.”
7 Magtiis kayo alang-alang sa pagtutuwid. Mga anak ang turing sa inyo ng Diyos; mayroon bang anak na hindi dinidisiplina ng kanyang ama? 8 Kung hindi kayo dinidisiplina, at lahat naman ay dinidisiplina, kayo'y mga anak sa labas, at hindi tunay na mga anak. 9 Bukod dito, tayo bilang tao ay mayroong mga magulang na dumidisiplina sa atin, at sila'y ating iginagalang. Hindi ba dapat na tayo'y lalong pasakop sa Ama ng mga espiritu upang tayo'y mabuhay? 10 Dinidisiplina tayo ng ating mga magulang sa maikling panahon ayon sa kung ano ang sa tingin nila ay mabuti sa atin. Gayundin naman, dinidisiplina tayo ng Diyos para sa ikabubuti natin, upang tayo'y maging banal ding katulad niya. 11 Lahat ng disiplina habang dinaranas ay tila hindi kanais-nais kundi masakit; subalit pagkatapos, ito ay magdudulot ng mapayapang bunga ng katuwiran sa mga sinanay dito.
12 Kaya't (B) itaas ninyo ang mga kamay ninyong nanghihina at patataging muli ang mga tuhod ninyong nanlulupaypay. 13 Tuwirin (C) ninyo ang landas na inyong lalakaran, upang huwag malinsad ang pilay, sa halip ay gumaling.
Babala laban sa Pagtanggi sa Biyaya ng Diyos
14 Pagsikapan ninyong mamuhay na may kapayapaan sa lahat ng tao; sikapin din ninyong mamuhay na may kabanalan, sapagkat kung wala nito'y walang sinumang makakakita sa Panginoon. 15 Tiyakin (D) ninyo na walang sinuman ang mahulog mula sa biyaya ng Diyos; pagsikapan ninyong walang sumibol na ugat ng kapaitan at baka mahawa rito ang marami. 16 Tiyakin (E) ninyong walang sinuman sa inyo ang maging mapakiapid at walang galang sa Diyos katulad ni Esau. Sa isang pinggang pagkain ay ipinagbili niya ang kanyang karapatan bilang panganay. 17 Alam (F) ninyo na pagkatapos ng mga ito, nang nais niyang magmana ng pagpapala, siya'y itinakwil sapagkat wala na siyang pagkakataon upang magsisi, bagama't lumuluha pa niyang pinagsikapang makakuha ng pagpapala.
18 Sapagkat (G) hindi pa kayo lumapit sa bundok na nahahawakan, sa apoy na nagliliyab, sa kadiliman, sa kapanglawan, at sa unos, 19 sa tunog ng trumpeta, at sa tinig na ang mga nakarinig ay nakiusap na huwag na itong magsalita pa ng anuman sa kanila. 20 Sapagkat (H) hindi nila makayanan ang ipinag-utos: “Kahit na hayop na tumuntong sa bundok ay babatuhin hanggang mamatay.” 21 Nakasisindak (I) ang tanawin kaya’t sinabi ni Moises, “Nanginginig ako sa takot!” 22 Sa halip, ang nilapitan ninyo'y ang Bundok ng Zion, ang lungsod ng buháy na Diyos, ang makalangit na Jerusalem, ang masayang pagtitipon ng di-mabilang na mga anghel, 23 ang kapulungan ng mga panganay na nakatala sa langit, at ang Diyos na Hukom ng lahat, at ang mga espiritu ng mga matuwid na ginawang sakdal. 24 Lumapit (J) na rin kayo kay Jesus na tagapamagitan ng bagong tipan, at sa dugong iwinisik na nagsasalita ng mas mabuting bagay kaysa sinasabi ng dugo ni Abel.
25 Pag-ingatan (K) ninyong huwag itakwil ang nagsasalita; sapagkat kung hindi nakatakas ang mga nagtakwil sa nagbabala sa kanila dito sa lupa, lalo pa tayo kung tatalikuran natin ang nagbabala buhat sa langit! 26 Sa (L) panahong iyon ay niyanig ng kanyang tinig ang lupa. Subalit ngayo'y ganito ang pangako niya, “Minsan pang yayanigin ko, hindi lamang ang lupa, kundi pati ang langit.” 27 Ang salitang, “Minsan pa,” ay nagpapahiwatig ng pag-aalis ng mga bagay na niyanig, samakatuwid ay ang mga bagay na nilikha, upang manatili ang mga bagay na hindi nayayanig. 28 Kaya't yamang isang kahariang hindi mayayanig ang tinatanggap natin, magpasalamat tayo sa Diyos at mag-alay sa kanya ng kalugud-lugod na pagsamba, kalakip ang paggalang at pagkamangha, 29 sapagkat (M) ang Diyos natin ay isang apoy na tumutupok.
Hebrews 12
New International Version
12 Therefore, since we are surrounded by such a great cloud of witnesses, let us throw off everything that hinders and the sin that so easily entangles. And let us run(A) with perseverance(B) the race marked out for us, 2 fixing our eyes on Jesus,(C) the pioneer(D) and perfecter of faith. For the joy set before him he endured the cross,(E) scorning its shame,(F) and sat down at the right hand of the throne of God.(G) 3 Consider him who endured such opposition from sinners, so that you will not grow weary(H) and lose heart.
God Disciplines His Children
4 In your struggle against sin, you have not yet resisted to the point of shedding your blood.(I) 5 And have you completely forgotten this word of encouragement that addresses you as a father addresses his son? It says,
“My son, do not make light of the Lord’s discipline,
and do not lose heart(J) when he rebukes you,
6 because the Lord disciplines the one he loves,(K)
and he chastens everyone he accepts as his son.”[a](L)
7 Endure hardship as discipline; God is treating you as his children.(M) For what children are not disciplined by their father? 8 If you are not disciplined—and everyone undergoes discipline(N)—then you are not legitimate, not true sons and daughters at all. 9 Moreover, we have all had human fathers who disciplined us and we respected them for it. How much more should we submit to the Father of spirits(O) and live!(P) 10 They disciplined us for a little while as they thought best; but God disciplines us for our good, in order that we may share in his holiness.(Q) 11 No discipline seems pleasant at the time, but painful. Later on, however, it produces a harvest of righteousness and peace(R) for those who have been trained by it.
12 Therefore, strengthen your feeble arms and weak knees.(S) 13 “Make level paths for your feet,”[b](T) so that the lame may not be disabled, but rather healed.(U)
Warning and Encouragement
14 Make every effort to live in peace with everyone(V) and to be holy;(W) without holiness no one will see the Lord.(X) 15 See to it that no one falls short of the grace of God(Y) and that no bitter root(Z) grows up to cause trouble and defile many. 16 See that no one is sexually immoral,(AA) or is godless like Esau, who for a single meal sold his inheritance rights as the oldest son.(AB) 17 Afterward, as you know, when he wanted to inherit this blessing, he was rejected. Even though he sought the blessing with tears,(AC) he could not change what he had done.
The Mountain of Fear and the Mountain of Joy
18 You have not come to a mountain that can be touched and that is burning with fire; to darkness, gloom and storm;(AD) 19 to a trumpet blast(AE) or to such a voice speaking words(AF) that those who heard it begged that no further word be spoken to them,(AG) 20 because they could not bear what was commanded: “If even an animal touches the mountain, it must be stoned to death.”[c](AH) 21 The sight was so terrifying that Moses said, “I am trembling with fear.”[d](AI)
22 But you have come to Mount Zion,(AJ) to the city(AK) of the living God,(AL) the heavenly Jerusalem.(AM) You have come to thousands upon thousands of angels in joyful assembly, 23 to the church of the firstborn,(AN) whose names are written in heaven.(AO) You have come to God, the Judge of all,(AP) to the spirits of the righteous made perfect,(AQ) 24 to Jesus the mediator(AR) of a new covenant, and to the sprinkled blood(AS) that speaks a better word than the blood of Abel.(AT)
25 See to it that you do not refuse(AU) him who speaks.(AV) If they did not escape when they refused him who warned(AW) them on earth, how much less will we, if we turn away from him who warns us from heaven?(AX) 26 At that time his voice shook the earth,(AY) but now he has promised, “Once more I will shake not only the earth but also the heavens.”[e](AZ) 27 The words “once more” indicate the removing of what can be shaken(BA)—that is, created things—so that what cannot be shaken may remain.
28 Therefore, since we are receiving a kingdom that cannot be shaken,(BB) let us be thankful, and so worship God acceptably with reverence and awe,(BC) 29 for our “God is a consuming fire.”[f](BD)
Footnotes
- Hebrews 12:6 Prov. 3:11,12 (see Septuagint)
- Hebrews 12:13 Prov. 4:26
- Hebrews 12:20 Exodus 19:12,13
- Hebrews 12:21 See Deut. 9:19.
- Hebrews 12:26 Haggai 2:6
- Hebrews 12:29 Deut. 4:24
Copyright © 1998 by David H. Stern. All rights reserved.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.
Ang Bagong Tipan: Filipino Standard Version, Copyright © Philippine Bible Society 2009.
Holy Bible, New International Version®, NIV® Copyright ©1973, 1978, 1984, 2011 by Biblica, Inc.® Used by permission. All rights reserved worldwide.
NIV Reverse Interlinear Bible: English to Hebrew and English to Greek. Copyright © 2019 by Zondervan.

