Revised Common Lectionary (Semicontinuous)
Psalm 122
1 Een pelgrimslied van David.[a]
Ik was blij toen de mensen tegen me zeiden:
"Laten we naar het huis van de Heer gaan."
2 Nu staan we in je poorten, Jeruzalem.
3 Jeruzalem, stevig gebouwde stad,
4 naar jou komen de stammen van Israël,
de stammen van de Heer,
om de Heer in zijn heiligdom te prijzen.
5 Hier regeert de koning uit de familie van David,
hier spreekt hij recht over het volk.
6 Bid om vrede voor Jeruzalem.
Jeruzalem, ik wens je vrede toe,
en vrede voor de mensen die van jou houden.
7 Ik wens je vrede toe binnen je muren,
en welvaart voor de mensen in je huizen.
8 Uit liefde voor mijn familie en vrienden
wens ik je vrede toe, Jeruzalem.
9 Uit liefde voor het heiligdom van onze Heer God,
wens ik je al het goede toe.
15 Onze Heer God, U heeft ons vroeger op een machtige manier uit Egypte bevrijd. U heeft er toen voor gezorgd dat U overal beroemd werd. Iedereen heeft van U gehoord. Toch zijn wij U ongehoorzaam geweest. We hebben vreselijke dingen gedaan. 16 Maar, Heer, wilt U nu voor ons opkomen en niet langer boos op ons zijn. Heer, straf Jeruzalem en uw heilige berg alstublieft niet langer. Want omdat wij en onze ouders U ongehoorzaam zijn geweest, worden wij en Jeruzalem nu door iedereen uitgelachen en bespot. 17 Heer onze God, luister alstublieft naar mijn gebed! Wilt U alstublieft weer goed zijn voor uw verwoeste tempel. Niet omdat wij dat verdienen, maar vanwege uw eer. 18 Wilt U alstublieft naar mij luisteren! Kijk toch hoe de stad waar U wilde wonen helemaal verwoest is! Ik smeek U dit niet omdat wij verdienen dat U weer goed voor ons bent! Maar ik smeek U dit omdat ik weet hoe goed en liefdevol U bent. 19 Heer, luister alstublieft! Heer, vergeef ons! Heer, zie eens hoe vreselijk we er aan toe zijn! Doe alstublieft iets, mijn God, vanwege uw eer! Wacht niet langer, want wij zijn uw stad en uw volk."
Wees gehoorzaam aan God
4 Hoe komt het dat jullie van binnen en onder elkaar zoveel strijd hebben? Dat komt doordat jullie in je hart verdeeld zijn over wat jullie wíllen doen en dat wat jullie zouden móeten doen. 2 Jullie willen van alles, maar jullie hebben niets. Jullie haten elkaar en zijn jaloers op elkaar, maar krijgen nog steeds niet wat jullie willen hebben. Jullie doen vreselijk je best om van alles te bereiken. Maar jullie bereiken niets, omdat jullie niet bidden. 3 Of jullie bidden misschien wel, maar dan krijgen jullie het niet omdat jullie verkeerd bidden. De reden dat jullie om iets bidden is namelijk verkeerd: jullie denken alleen maar aan jezelf.
4 Jullie zijn ontrouw aan God! Weten jullie niet, dat je geen vriend kan zijn van de wereld én van God? Als je dus een vriend van de wereld wil zijn, ben je vanzelf een vijand van God. 5 Of denken jullie dat de Boeken zómaar zeggen: "De geest die Hij aan de mens heeft gegeven, wil Hij helemaal voor Zich alleen." 6 Maar daarom helpt Hij ons daar dan ook bij. Er staat immers in de Boeken: "God is tégen de trotse mensen, maar Hij is goed voor de mensen die Hem willen gehoorzamen."
7 Wees dus gehoorzaam aan God, maar verzet je tegen de duivel. Dan zal de duivel van je wegvluchten. 8 Ga naar God toe, dan zal Hij naar jou toe komen. Stop met het doen van slechte dingen, ongehoorzame mensen! Leef voortaan zoals God het wil, twijfelaars![a] 9 Begrijp dan toch hoe erg jullie er aan toe zijn. Huil van spijt! Jullie vrolijkheid moet veranderen in verdriet. Jullie maken plezier, maar wees liever bedroefd! 10 Laat zien dat jullie spijt hebben en de Heer willen gaan gehoorzamen. Dan zal Hij ervoor zorgen dat het weer goed met jullie gaat.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016