Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

Revised Common Lectionary (Semicontinuous)

Daily Bible readings that follow the church liturgical year, with sequential stories told across multiple weeks.
Duration: 1245 days
BasisBijbel (BB)
Version
Psalmen 117

Psalm 117

Alle landen en volken, prijs de Heer!
Prijs Hem voor zijn geweldige liefde voor ons.
Prijs Hem voor zijn eeuwige trouw!
Halleluja!

Jeremia 30:1-17

Israël zal ook weer worden gered

30 Toen zei de Heer tegen mij: "Dit zegt de Heer, de God van Israël: Schrijf alles wat Ik tegen je gezegd heb op in een boek. Want op een dag zal Ik een einde maken aan de gevangenschap van Israël en Juda, zegt de Heer. Dan zal Ik hen terugbrengen naar het land dat Ik aan hun voorouders gegeven had. Het zal weer van hen zijn."

Dit heeft de Heer over Israël en Juda gezegd: "Dit zegt de Heer: De mensen schreeuwen van angst. Iedereen is bang. Er is geen vrede. Mannen kunnen toch niet in verwachting raken en kinderen krijgen? Waarom houden ze dan hun handen tegen hun buik, zoals een vrouw doet als ze een kind aan het krijgen is? Waarom zien ze allemaal doodsbleek? Pas maar op, want zo'n verschrikkelijke tijd is er nog nooit geweest. Het zal een vreselijke tijd zijn voor het volk Israël, maar het zal worden gered. In die tijd zal Ik het juk van hun nek stukbreken, zegt de Heer van de hemelse legers. En Ik zal de banden ervan stukscheuren. Ze zullen geen vreemden meer hoeven te dienen. Ze zullen voortaan hun Heer God dienen. En ze zullen de koning uit de familie van David dienen die Ik hun zal geven.

10 Mijn volk Israël, wees niet bang, zegt de Heer. Want Ik zal jullie uit verre landen bevrijden. Ik red jullie kinderen uit het land waar ze als gevangenen moesten wonen. Jullie zullen terugkomen en in vrede kunnen wonen. Niemand zal jullie nog opjagen. 11 Want Ik ben met jullie, zegt de Heer. Ik zal jullie redden. Want Ik zal voorgoed afrekenen met alle volken waarheen Ik jullie wegjoeg. Maar met jullie zal Ik niet voorgoed afrekenen. Ik zal jullie alleen rechtvaardig straffen. Want Ik kan niet doen alsof jullie onschuldig zijn.

12 Want de Heer zegt: Vrouwe Jeruzalem, je bent zwaargewond, doodziek. 13 Er is niemand die iets voor je kan doen. Voor jouw ziekte zijn er geen medicijnen. 14 Al je mannen zijn je vergeten.[a] Ze kijken niet meer naar je om. Ik heb je zwaar gestraft, alsof je mijn vijand was. Want je hebt heel veel vreselijke dingen gedaan. 15 Waarom schreeuw je dat je zoveel pijn hebt en dat je doodgaat? Het is je eigen schuld. Ik doe jou dit aan omdat je heel veel vreselijke dingen hebt gedaan.

16 Maar de volken die jou nu verslinden, zullen zelf verslonden worden. Al je vijanden zullen zelf gevangen meegenomen worden. Iedereen die jou berooft en leegplundert, zal zelf beroofd en leeggeplunderd worden. 17 En Ik zal je genezen, zegt de Heer, omdat de mensen jou, Jeruzalem, een weggejaagde vrouw noemen, een vrouw die niemand nog wil hebben."

Openbaring 21:5-27

En Hij die op de troon zit, zei: "Ik maak alles nieuw!" Tegen mij zei Hij: "Schrijf dit op. Want mijn woorden zijn waar. Ik zal doen wat Ik heb gezegd."

Verder zei Hij: "Het is voorbij! IK BEN de Eerste en de Laatste, het Begin en het Einde. De mensen die dorst hebben, zal Ik te drinken geven uit de bron van het water dat leven geeft. Ze hoeven er niets voor te betalen. Iedereen die volhoudt tot het einde zal zijn hele erfenis krijgen. Ik zal zijn God zijn en hij zal mijn zoon zijn. Maar het loon voor de lafaards, ongelovigen, slechte mensen, moordenaars, mensen die allerlei verkeerde dingen op het gebied van seks doen, tovenaars, mensen die afgoden aanbidden en alle leugenaars, is: de zee van brandende zwavel." Dat is de tweede dood.

Het nieuwe Jeruzalem

Eén van de zeven engelen die de zeven schalen met de zeven laatste rampen hadden, kwam naar mij toe. Hij zei tegen mij: "Kom, dan zal ik je de bruid laten zien, de vrouw van het Lam." 10 Hij nam mijn geest mee naar de top van een grote, hoge berg. En hij liet mij de grote, heilige stad Jeruzalem zien die uit de hemel neerdaalde, bij God vandaan. 11 De stad had dezelfde stralende macht en majesteit als God. Ze was zo mooi als een prachtige edelsteen, een rode jaspis, schitterend als kristal.

12 Rond de stad was een grote, hoge muur met twaalf poorten. Bij elke poort stond een engel. Op de poorten stonden de namen van de twaalf stammen van het volk Israël. 13 Aan de oostkant waren drie poorten, aan de noordkant waren drie poorten, aan de zuidkant waren drie poorten en aan de westkant waren drie poorten. 14 En de muur van de stad had twaalf lagen stenen als fundament. Op elk van die lagen stond één van de namen van de twaalf boodschappers van het Lam.

15 De engel die met mij sprak, had een gouden meetstok bij zich. Daarmee ging hij de stad, de poorten en de muur opmeten. 16 De stad was vierkant, net zo lang als breed: 12000 stadiën (2200 km) was de stad. De lengte, de breedte en de hoogte van de stad waren hetzelfde. 17 De dikte van de muur was 144 el (70 m). (De engel gebruikte menselijke maten.) 18 De muur was van jaspis.[a] De stad zelf was van zuiver goud, zó zuiver dat het doorzichtig was als glas. 19 De fundamenten van de muur van de stad waren met allerlei soorten edelstenen versierd. Het onderste fundament was versierd met jaspis, het tweede met saffier, het derde met chalcedon, het vierde met smaragd, 20 het vijfde met sardonyx, het zesde met sardius, het zevende met chrysoliet, het achtste met beril, het negende met topaas, het tiende met chrysopraas, het elfde met hyacinth, het twaalfde met amethist. 21 De twaalf poorten waren twaalf parels: elke poort was gemaakt van één parel. De straat van de stad was van zuiver goud, zo helder als glas.

22 Ik zag geen tempel in de stad. Want de Almachtige Heer God en het Lam zijn Zelf de tempel. 23 En de stad heeft geen zon of maan nodig. Want het licht van de stralende macht en majesteit van God verlicht de stad, en het Lam is de Lamp van de stad. 24 De volken die gered zijn, zullen in dat licht leven. En de koningen van de aarde zullen hun rijkdommen naar de stad brengen. 25 De poorten zullen nooit gesloten worden, want er is geen nacht meer. 26 En de rijkdommen en schatten van de volken zullen naar de stad worden gebracht. 27 Niets onreins of slechts zal in de stad binnen komen. Niemand die misdadige dingen doet of liegt, zal er binnen komen. Alleen de mensen die staan opgeschreven in het Boek van het Leven van het Lam mogen naar binnen. (lees verder)

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016