Revised Common Lectionary (Semicontinuous)
God belooft dat de nieuwe tempel uiteindelijk mooier zal zijn dan de eerste tempel
2 Op de 24e dag van de zesde maand van het tweede jaar dat Darius koning van Perzië was, begonnen ze met de herbouw van de tempel. 2 Op de 21e dag van de zevende maand zei de Heer tegen Haggaï: 3 "Zeg tegen bestuurder Zerubbabel, hogepriester Jozua en de andere mensen: 4 Wie van jullie heeft gezien hoe prachtig mijn tempel vroeger was?[a] Wat is daar nu nog van over? Vergeleken daarmee stelt het nu niets voor. 5 Maar de Heer zegt: Houd moed, Zerubbabel! Houd moed, Jozua! Houd moed, volk! Ga aan het werk, want Ik ben met jullie, zegt de Heer van de hemelse legers. 6 Want Ik doe wat Ik heb beloofd toen Ik jullie uit Egypte bevrijdde. En mijn Geest zal bij jullie zijn. Wees dus niet bang. 7 Ik zeg jullie: over korte tijd zal Ik de hemel en de aarde, de zee en het land doen beven, zegt de Heer van de hemelse legers. 8 Ja, Ik zal alle volken doen beven en de kostbaarheden van alle volken zullen hier worden gebracht. Ik zal dit huis vullen met kostbaarheden, zegt de Heer van de hemelse legers. 9 Want van Mij is het zilver en van Mij is het goud, zegt de Heer van de hemelse legers.
Psalm 145
1 Een danklied van David.
Ik zal U eren, mijn God, mijn Koning!
Ik zal U voor altijd en eeuwig prijzen.
2 Alle dagen zal ik U prijzen.
Ik prijs U voor altijd en eeuwig.
3 U bent geweldig.
U verdient het te worden geprezen.
U bent zó machtig, het is niet te begrijpen.
4 Door de eeuwen heen
zullen de mensen blij zijn over wat U heeft gedaan.
Ze zullen vertellen wat U voor geweldige dingen heeft gedaan.
5 Ik zal vertellen over uw macht en majesteit
en over uw wonderen.
17 De Heer is rechtvaardig in alles wat Hij doet.
Aan alles wat Hij doet is zijn liefde te zien.
18 Als iemand Hem werkelijk om hulp roept,
komt de Heer hem helpen.
19 Aan de mensen die ontzag voor Hem hebben,
geeft Hij waar zij om vragen.
Hij redt hen als ze Hem om hulp roepen.
20 De Heer beschermt iedereen die van Hem houdt.
Maar Hij vernietigt de mensen die zich niets van Hem aantrekken.
21 Ik zal de Heer de eer geven waar Hij recht op heeft.
Alles wat leeft, zal Hem prijzen,
voor altijd en eeuwig.
Psalm 98
1 Een lied.
Zing een nieuw lied voor de Heer,
want Hij heeft wonderen gedaan.
Zijn kracht en zijn macht gaven Hem de overwinning.
2 De Heer heeft laten zien dat Hij redt.
Aan alle volken heeft Hij laten zien dat Hij rechtvaardig is.
3 Hij heeft zijn liefde en trouw laten zien aan het volk Israël.
De hele wereld heeft gezien dat onze God redt.
4 Juich voor de Heer, iedereen op aarde!
Roep en zing vrolijk voor de Heer!
5 Zing luid voor de Heer
en maak voor Hem muziek op de harp.
6 Juich voor de Heer onze Koning,
blaas op de ramshorens en de trompetten.
7 Zee, bruis van vreugde!
Aarde, juich met al je bewoners!
8 Klap in je handen, rivieren!
Bergen, juich met elkaar voor de Heer!
9 Want Hij komt rechtspreken over de aarde.
Hij zal rechtvaardig rechtspreken over de wereld, over de volken.
Wat er gebeuren gaat voordat Jezus terugkomt
2 Nu willen we jullie iets schrijven over de komst van onze Heer Jezus Christus. Dat zal het moment zijn dat we weer samen met Hem zullen zijn, broeders en zusters. 2 Denk niet dat die dag nu al is gekomen. Laat je daarover door niemand iets wijsmaken. Niet door een profetie, want die is dan gelogen. Niet door een preek, want die is dan niet waar. En niet door een brief waarvan gezegd wordt dat die door ons is geschreven. 3 Laat je door niemand iets wijsmaken, op wat voor manier dan ook. Want eerst moet er nog iets anders gebeuren: eerst zullen heel veel mensen hun geloof kwijtraken. En eerst zal er een mens aan de macht komen die zich helemaal niets van God aantrekt. Hij zal een slecht mens zijn. 4 Hij is de tegenstander van God. Hij is tegen de aanbidding van God. Hij zal zelfs in Gods tempel gaan zitten en beweren dat hij zelf God is. Hij zal zelf als god aanbeden willen worden.
5 Weten jullie nog dat ik dit ook al een paar keer heb gezegd toen ik bij jullie was?
Volhouden
13 De Heer houdt heel veel van jullie. We zijn God aldoor dankbaar voor jullie. Want Hij heeft jullie van begin af aan uitgekozen. Hij wilde dat jullie zouden worden gered door het werk van de Heilige Geest in jullie en door het geloof in de waarheid. 14 Hij heeft jullie geroepen om dezelfde hemelse macht en majesteit te krijgen als onze Heer Jezus Christus. Hij riep jullie door het goede nieuws dat wij jullie kwamen brengen. 15 Blijf dus stevig vasthouden aan jullie geloof, broeders en zusters. Blijf doen wat we jullie mondeling of in brieven hebben geleerd.
16 God onze Vader houdt van ons. En omdat Hij zoveel van ons houdt, heeft Hij ons eeuwige troost en goede hoop gegeven. De Heer Jezus Christus en God de Vader zullen jullie bemoedigen en sterk maken. 17 Daardoor kunnen jullie altijd in woord en daad het goede doen.
Staan de mensen wel echt uit de dood op?
27 Er kwamen een paar Sadduceeërs[a] naar Jezus toe. Sadduceeërs geloven niet dat de mensen later uit de dood zullen opstaan. 28 Ze vroegen Hem: "Meester, Mozes heeft ons het volgende geleerd. Als een man sterft en een vrouw achterlaat zonder dat ze kinderen hebben gekregen, dan moet zijn broer met die vrouw trouwen. Het eerste kind dat ze dan krijgen, zal tellen als kind van de gestorven eerste man.[b] 29 Nu waren er zeven broers. De eerste trouwde met een vrouw. Maar hij stierf zonder dat ze kinderen hadden gekregen. 30 De tweede broer trouwde met haar, 31 en de derde broer trouwde met haar, en zo alle zeven. Allemaal stierven ze zonder kinderen te krijgen. 32 Ten slotte stierf ook de vrouw. 33 Bij welke broer zal ze dan horen op de dag dat de doden weer levend worden? Want alle zeven broers zijn met haar getrouwd geweest."
34 Jezus zei tegen hen: "De mensen van deze wereld trouwen met elkaar. 35 Maar de mensen die in de komende wereld zullen mogen leven en die uit de dood zullen opstaan, trouwen niet. 36 Want ze kunnen niet meer sterven. Want ze zijn wat dat betreft net als de engelen. Ze zijn kinderen van God. Want ze hebben deel aan de opstanding uit de dood. 37 Ook Mozes zei dat de doden zullen opstaan. Want bij de brandende braamstruik noemde hij de Heer 'de God van Abraham en de God van Izaäk en de God van Jakob'. 38 God is niet een God van doden, maar van levenden. Want voor God leven ze allemaal."
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016