Revised Common Lectionary (Semicontinuous)
Psalm 11
1 Een lied van David. Voor de leider van het koor.
Ik vertrouw op de Heer, want bij Hem ben ik veilig.
Hoe kunnen jullie dan tegen mij zeggen:
"Vlucht als een vogel naar de bergen!
2 Schurken hebben hun boog al gespannen.
Ze hebben hun pijl er al op gelegd.
Ze wachten tot het donker wordt
om onschuldige mensen neer te schieten.
3 Als het kwaad zóveel macht heeft, wankelt de aarde.
Wat kan een eerlijk mens dan nog doen?"
4 De Heer woont in zijn heilige paleis.
Zijn troon staat in de hemel.
Hij beoordeelt alles wat er gebeurt.
Hij ziet alles wat de mensen doen en denken.
5 De Heer stelt goede mensen op de proef.
Maar Hij haat mensen die van geweld houden.
6 Hen straft Hij met een regen van gloeiende houtskool en zwavel.
Een zware storm is hun straf.
7 Want de Heer is rechtvaardig.
Hij houdt van rechtvaardigheid.
Eerlijke mensen zullen Hem zien.
Vrede voor alle volken
2 Dit is wat Jesaja in zijn geest zag over wat er met Juda en Jeruzalem gaat gebeuren.
2 Als het eind van de tijd is gekomen, zal de berg waarop de tempel van de Heer staat de hoogste berg zijn. Hij zal hoger zijn dan de hoogste bergen, indrukwekkender dan de hoogste heuvels. Alle volken zullen daarheen gaan. 3 Ze zullen zeggen: 'Kom, laten we naar de berg van de Heer gaan, naar de tempel van de God van Jakob.[a] Want we willen van Hem leren hoe we moeten leven. We willen leven zoals Hij het wil. Want vanuit Jeruzalem zal de Heer zijn wil bekend maken.'
4 Hij zal rechtspreken over de landen en volken. Dan zullen zij hun zwaarden omsmeden tot ploegen. En hun speren zullen ze omsmeden tot snoeischaren. De volken zullen niet meer tegen elkaar strijden. Ze zullen hun bewoners niet meer leren oorlogvoeren.
Voorbeelden van geloof door de geschiedenis heen
11 Het geloof is de zekerheid dat de dingen die we verwachten, ook werkelijkheid zullen worden. Het is het bewijs van de dingen die we nog niet zien. 2 Veel van onze voorouders zijn door hun geloof een voorbeeld voor ons geworden.
3 Doordat we God geloven, begrijpen we dat de wereld door het woord van God is ontstaan. Wat we nu zien, is niet ontstaan uit iets zichtbaars, maar uit iets onzichtbaars, namelijk het woord van God.
4 Doordat Abel God geloofde, bracht hij een beter offer aan God dan Kaïn. Want God zei dat Hij blij was met Abels offer. Dat geeft aan dat Abel leefde zoals God het wil. Zo spreekt Abel nog steeds tegen ons, ook al is hij al gestorven. Door zijn geloof is hij een voorbeeld voor ons.
5 Doordat Henoch God geloofde, is hij door God van de aarde weggenomen. Hij is dus niet gestorven. De mensen konden hem nergens meer vinden, want God had hem meegenomen. Want al voordat hij door God werd meegenomen, werd van hem gezegd dat God blij met hem was. 6 Maar als iemand geen geloof heeft, kan God onmogelijk blij met hem zijn. Want als iemand naar God toe komt, moet hij geloven dat HIJ IS[a] wie Hij zegt dat Hij is, en dat Hij de mensen beloont die werkelijk naar Hem verlangen.
7 Doordat Noach God geloofde, heeft hij zijn gezin gered. Want toen God tegen hem had gesproken over iets wat nog niet te zien was, heeft hij vol ontzag gehoorzaam de boot gebouwd om zijn gezin te redden. En daarmee liet hij zien hoe slecht de andere mensen waren. Want zij geloofden God níet. En omdat hij God geloofde, was God blij met hem en heeft God hem beloond.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016