Revised Common Lectionary (Semicontinuous)
71 Bij U kan ik wegschuilen, Here.
Stel mij nooit teleur.
2 Verlos mij door uw rechtvaardigheid.
Luister naar mij en bevrijd mij.
3 U bent voor mij als een rots, waarin ik wonen kan,
als een huis waar ik met vertrouwen naar toe ga.
U stelt mij dat huis ter beschikking,
zodat ik veilig kan wonen.
Want U bent mijn bevrijder en mijn rots.
4 O God, verlos mij
uit de handen van de ongelovigen,
uit de beklemmende greep van de gewelddadige misdadigers.
5 Ik verwacht alles van U.
Almachtige Here, van kindsbeen af
heb ik alleen op U vertrouwd.
6 Toen mijn moeder mij nog verwachtte,
steunde ik al op U.
Vanaf die tijd hebt U mij al geholpen.
Al mijn lofliederen zijn alleen voor U.
Josia, koning naar het voorbeeld van zijn voorvader David
34 Josia was pas acht jaar oud toen hij koning werd. Hij regeerde eenendertig jaar vanuit Jeruzalem. 2 Zijn bewind was een goed bewind, want hij volgde stipt het voorbeeld van zijn voorvader David.
3 Toen hij zestien was en dus nog jong, begon hij de God van zijn voorvader David te zoeken en vier jaar later hield hij een grote schoonmaak in Juda en Jeruzalem door de heidense tempels en Asjéra-beelden en andere gesneden en gegoten afgodsbeelden te verwijderen.
4 Onder zijn leiding werden de altaren van Baäl in stukken geslagen, evenals de reukwerkaltaren die daarop stonden. Ook alle afgodsbeelden werden verbrijzeld om daarna te worden uitgestrooid over de graven van degenen die ervoor hadden geofferd. 5 Hij liet ook de beenderen van de heidense priesters op hun eigen altaren verbranden en reinigde zo Juda en Jeruzalem. 6 Hetzelfde deed hij in de steden van Manasse, Efraïm en Simeon en zelfs in het afgelegen Naftali en in de nabijgelegen plaatsen in dat onherbergzame gebied. 7 Hij verwoestte de heidense altaren, sloeg de afgodsbeelden in stukken en haalde de reukwerkaltaren omver. Die actie voerde hij door het hele land Israël uit, waarna hij terugkeerde naar Jeruzalem.
44 Terwijl Petrus nog sprak, viel de Heilige Geest op allen die naar hem luisterden. 45 De Joodse volgelingen van Jezus die met Petrus waren meegekomen, waren verbaasd dat de Heilige Geest ook aan mensen van een ander volk was gegeven. 46 Maar er was geen twijfel mogelijk, want zij hoorden hen in vreemde talen spreken en God verheerlijken. 47 ‘Wie kan er nog bezwaar tegen hebben dat deze mensen gedoopt worden,’ zei Petrus, ‘nu zij, net als wij, de Heilige Geest hebben ontvangen?’ 48 Hij gaf de andere volgelingen van Jezus opdracht hen in de naam van Jezus Christus te dopen. Cornelius vroeg hem nog een paar dagen te blijven.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.