Revised Common Lectionary (Semicontinuous)
Psalm 3
1 Een lied van David, toen hij vluchtte voor zijn zoon Absalom.[a]
2 Heer, wat heb ik toch veel vijanden!
Zoveel mensen zijn tégen mij!
3 De mensen zeggen over mij:
"God komt hem tóch niet helpen."
4 Maar Heer, U beschermt mij als een schild.
Mijn eer is in U. Daardoor kan ik met opgeheven hoofd lopen.
5 Als ik de Heer om hulp roep,
antwoordt Hij mij vanaf zijn heilige berg.
6 Ik kan rustig gaan slapen en weer wakker worden,
want de Heer zorgt voor mij.
7 Ik ben niet bang,
zelfs niet als tienduizenden mensen mij bedreigen.
8 Kom Heer! Red mij, mijn God!
Versla mijn vijanden voor mij!
Maak hen machteloos, zodat ze me niets kunnen doen!
9 Ik weet dat U mij zal redden.
Heer, wees goed voor uw volk.
19 Samuel groeide op en de Heer was met hem. De Heer gaf hem veel wijsheid in alles wat hij zei. 20 Zo begreep heel Israël, vanaf Dan in het noorden tot aan Berseba in het zuiden, dat Samuel door de Heer was aangewezen als profeet. 21 En de Heer maakte Zichzelf aan Samuel bekend doordat Hij in Silo met hem sprak.
De Filistijnen veroveren de kist van Gods verbond
4 Op een keer gingen de Israëlieten strijden tegen de Filistijnen. Ze zetten hun kamp op bij Eben-Haëzer. De Filistijnen hadden hun kamp opgezet bij Afek. 2 De twee legers stelden zich tegenover elkaar op. De strijd begon en Israël werd verslagen. Ongeveer 4000 Israëlieten werden gedood.
26 Want als we de waarheid hebben gevonden, maar tóch expres ongehoorzaam blijven aan God, is er geen één offer meer wat daar nog vergeving voor kan brengen. 27 Dan blijft er alleen een vreselijke toekomst over: het oordeel van God en het hete vuur dat de mensen zal verbranden die niet willen gehoorzamen. 28 Als iemand expres ongehoorzaam is aan de wet van Mozes, wordt hij zonder genade gedood. Tenminste, als twee of drie mensen hetzelfde zeggen over wat er is gebeurd. 29 Dan kunnen jullie wel begrijpen dat de straf nog veel zwaarder is als mensen zich helemaal niets meer willen aantrekken van de Zoon van God. Ze vinden het bloed van het verbond waardoor ze gered waren, niets bijzonders meer. Daarmee hebben ze de Geest van Gods goedheid zwaar beledigd. 30 En we weten Wie het was die zei: "Ik heb het recht om te straffen. En Ik zal het ook doen!" En ergens anders staat: "De Heer zal rechtspreken over zijn volk." 31 Het is vreselijk om door de levende God gestraft te worden!
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016