Revised Common Lectionary (Semicontinuous)
34 Een lied van David, gemaakt nadat hij zich bij Abimelech gedroeg als een krankzinnige, waardoor deze hem wegstuurde en hij ontkwam.
2 Ik wil de Here voortdurend prijzen,
mijn mond moet steeds overlopen van zijn eer.
3 Mijn hele wezen beroemt zich op Hem,
laten allen die bij Hem horen, zich met mij verheugen.
4 Laten wij samen de Here grootmaken
en zijn naam eren en prijzen.
5 Toen ik de Here zocht,
heeft Hij mij geantwoord.
Hij heeft mij uit mijn vreselijke kwelling gered.
6 Wie naar Hem opziet,
straalt van vreugde
en kan Hem met blijdschap aanzien.
7 Ik was er zo ellendig aan toe,
maar toen ik naar de Here riep,
heeft Hij naar mij geluisterd.
Hij verloste mij uit alle ellende.
8 De Engel van de Here
staat hen die ontzag voor Hem hebben, altijd bij
en verlost hen.
19 De Here is heel dicht bij mensen met groot verdriet,
Hij helpt hen die terneergeslagen zijn.
20 Vele zorgen en problemen kunnen de gelovige treffen,
maar de Here zal altijd voor uitredding zorgen.
21 Hij beschermt zijn gebeente,
er zal geen bot worden gebroken.
22 De ongelovige zal sterven door het onheil
en wie Gods kinderen haten, zullen daarvoor boeten.
7 Nadat de Here tegen Job was uitgesproken, wendde Hij zich tot Elifaz uit Teman en zei: ‘Ik ben toornig op u en uw twee vrienden, want u had geen gelijk met wat u over Mij zei. Job had het wel bij het rechte eind. 8 Neem nu zeven jonge stieren en zeven rammen, ga naar mijn dienaar Job en breng een brandoffer voor uzelf. Mijn dienaar Job zal voor u bidden en Ik zal naar hem luisteren, terwijl hij voor u bidt, en u niet straffen zoals Ik eigenlijk zou moeten doen om uw zonde en omdat u niet op de juiste wijze over Mij hebt gesproken, in tegenstelling tot mijn dienaar Job.’ 9 Elifaz uit Teman, Bildad uit Suach en Zofar uit Naäma deden wat de Here hun had opgedragen. En de Here aanvaardde het gebed dat Job voor hen uitsprak.
De genezing van een blinde man
22 Ze kwamen in Betsaïda. Enkele mensen brachten een blinde man bij Jezus en vroegen of Hij hem wilde aanraken. 23 Hij pakte de blinde man bij de hand en nam hem mee buiten het dorp. Hij spuugde hem in de ogen, legde zijn handen erop en vroeg: ‘Ziet u al iets?’ 24 De man keek om zich heen en zei: ‘Ja, ik zie de mensen lopen. Maar, wat raar, het lijken net bomen.’ 25 Jezus legde zijn handen nog eens op de ogen van de man. Hierna kon hij weer normaal zien. Hij was genezen en zag alles duidelijk. 26 Jezus stuurde hem naar huis en zei: ‘Ga het dorp niet in.’
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.