Revised Common Lectionary (Semicontinuous)
Psalm 128
1 Een pelgrimslied.[a]
Het is heerlijk voor je om diep ontzag voor God te hebben.
Het is heerlijk voor je als je Hem in alles gehoorzaamt.
2 Want dan zul je kunnen leven
van het werk dat je handen hebben gedaan.
Je zal gelukkig zijn en het zal goed met je gaan.
3 Je vrouw zal zijn als een wijnstruik vol druiventrossen tegen de muur van je huis:
ze zal je veel kinderen geven.
Er zullen net zoveel zonen en dochters rond je tafel zitten
als dat er druiventrossen zitten aan een wijnstruik
en olijven aan een olijfboom.
4 Zó goed zal de Heer voor je zijn
als je diep ontzag voor Hem hebt.
5 De Heer die in Jeruzalem woont, zal goed voor je zijn.
Je zal je leven lang genieten van de welvaart van Jeruzalem.
6 Je zal lang genoeg leven om je kleinkinderen te zien.
Ik wens Israël vrede toe!
9 Het is beter om met z'n tweeën te zijn dan alleen. Want met z'n tweeën hebben ze een goede beloning bij hun gezwoeg. 10 Want als ze vallen, helpt de één de ander weer overeind. Maar als iemand alleen is en valt, wie helpt hem dan weer overeind? 11 En als ze liggen te slapen, houdt de één de ander warm. Maar hoe kan een mens warm worden als hij alleen is? 12 En als iemand alleen is, kan hij door iemand anders overwonnen worden. Maar twee mensen kunnen tegen een vijand standhouden. En als ze met z'n drieën zijn, zijn ze nóg sterker. Net zoals een driedubbel touw niet gauw zal breken.
Macht bederft je
13 Beter een arme jonge man die wijs is, dan een oude, onverstandige koning die van niemand goede raad wil aannemen. 14 Want de arme, wijze jonge man komt uit de gevangenis en wordt koning, terwijl de man die als koning geboren was, arm zal worden. 15 Ik zag alle mensen onder de zon meelopen met de jonge man die de koning zou opvolgen. 16 Eindeloos veel mensen hebben vóór hem geleefd en weten dus niets van hem. En heel veel mensen zullen ná hem leven en niets van hem weten. Dus ook dit is maar lucht en teleurstellend.
Waarschuwing voor de rijke mensen
5 Zeg, rijke mensen, huil en jammer over alle ellende die jullie gaat overkomen. 2 Jullie geld is niets meer waard. Jullie kleren worden door de motten opgegeten. Jullie goud en zilver roesten. 3 Die roest is het bewijs dat jullie verkeerd bezig zijn. Het veroordeelt jullie. Want jullie hebben schatten opgepot, en dat terwijl het eind van de tijd in zicht is. 4 Jullie hebben de arbeiders die op jullie akkers hebben gewerkt, niet betaald. Luister: dat schreeuwt om rechtvaardigheid! En de arbeiders die voor jullie de oogst hebben binnengehaald, roepen tot de Almachtige God omdat jullie hen er niet voor betaald hebben. 5 Jullie hebben op aarde een lekker leventje gehad. Jullie hebben gedaan waar jullie zin in hadden. Zo hebben jullie je geweten langzaam doodgemaakt, net zoals je een kalf langzaam vetmest vóór je het slacht. 6 Jullie hebben onschuldige mensen veroordeeld en zelfs vermoord, zonder dat ze zich tegen jullie konden verdedigen.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016