Revised Common Lectionary (Semicontinuous)
21 Toen ik er boos en bitter over was, dat het zo goed met hen gaat,
22 was ik een grote dwaas.
Ik was als een dier zonder verstand.
23 Want ik mag altijd dicht bij U zijn.
U houdt mijn hand vast.
24 Zo leidt U mij en geeft U mij raad.
Later zult U mij eervol ontvangen.
25 Wie heb ik in de hemel behalve U?
Ook op aarde verlang ik niets anders dan U.
26 Zelfs als ik zou sterven, bent U alles voor mij.
U bent de rots onder mijn voeten.
Voor eeuwig bent U alles voor mij.
27 Maar het loopt slecht af met de mensen
die zich niets van U aantrekken.
U vernietigt de mensen die ontrouw aan U zijn en U verlaten.
28 Maar ik, ik vind het heerlijk om dicht bij U te zijn.
Ik vertrouw op U en ik zal vertellen over alles wat U heeft gedaan.
Nog meer spreuken van koning Salomo (vervolg)
29 Als iemand koppig blijft nadat hij al meerdere keren is gewaarschuwd,
loopt het slecht met hem af. Er blijft niets van hem over.
2 Als er goede mensen heersen, is het volk gelukkig.
Maar als het volk wordt geregeerd door een slecht mens, zuchten de mensen.
3 Als je van wijsheid houdt, maak je je ouders blij.
Maar als je ervan houdt om naar de hoeren te gaan, verspil je al je geld.
4 Als een koning rechtvaardig regeert, gaat het goed met zijn land.
Maar als hij zich tot oneerlijkheid laat omkopen, maakt hij zijn land kapot.
5 Als je andere mensen vleit,
loopt het uiteindelijk slecht met hen af.
6 Met een slecht mens loopt het slecht af.
Maar een goed mens is vrolijk en blij.
7 Goede mensen hebben oog voor de rechten van arme mensen.
Maar slechte mensen letten daar niet op.
8 Een slecht mens kan een hele stad in rep en roer brengen.
Maar iemand die wijs is, brengt mensen juist tot rust.
9 Het heeft voor een wijs mens geen zin een rechtszaak aan te gaan met een dwaas.
Want of hij nu kwaad op hem wordt of om hem lacht, er komt geen duidelijkheid.
10 Moordenaars haten rechtvaardige mensen.
Maar eerlijke mensen proberen hen juist te redden.
11 Dwaze mensen zeggen alles wat ze denken.
Maar wijze mensen houden hun gedachten voor zich.
12 Als een heerser naar leugens luistert,
worden al zijn dienaren onbetrouwbaar.
13 Onderdrukte mensen en mensen die onderdrukken hebben één ding gemeenschappelijk:
allebei hebben zij hun leven van de Heer gekregen.
14 Een koning die eerlijk rechtspreekt over arme mensen,
zal lang regeren.
15 Stokslagen en waarschuwingen maken iemand wijs.
Maar een kind dat nooit straf krijgt, is een schande voor zijn ouders.
16 Als er steeds meer slechte mensen komen, is er ook steeds meer misdaad.
Maar de goede mensen zullen zien hoe de slechte mensen ten val komen.
17 Voed je zoon op en geef hem straf als het nodig is.
Dan zul je je geen zorgen over hem hoeven te maken.
Je zal van hem genieten.
18 Als Gods wil niet langer bekend wordt gemaakt, gaat het volk steeds slechtere dingen doen.
Maar het gaat goed met mensen die zich aan Gods wet houden.
19 Een slaaf kun je niet met alleen woorden bestraffen.
Want ook al hoort hij wat je zegt, hij trekt zich er niets van aan.
20 Er is meer hoop voor een dwaas,
dan voor iemand die te snel iets zegt.
21 Als je je slaaf vanaf zijn jeugd verwent,
zal hij uiteindelijk als je zoon behandeld willen worden.
22 Driftige mensen veroorzaken ruzies.
Mensen die snel boos worden, doen veel verkeerde dingen.
23 Trotse mensen worden uiteindelijk vernederd.
Maar bescheiden mensen zullen worden geprezen.
24 Iemand die van een dief een deel van de buit krijgt, komt zelf in gevaar.
Want als hij opgeroepen wordt om te komen getuigen van wat er gebeurd is, komt hij niet.
Dan is hij net zo schuldig als de dief.[a]
25 Als je bang bent voor wat mensen van je vinden, zet je een val op voor jezelf.
Maar als je op de Heer vertrouwt, kan niemand je iets doen.
26 Heel veel mensen proberen van de koning iets gedaan te krijgen.
Maar uiteindelijk gebeurt wat de Heer rechtvaardig vindt.
27 Een goed mens haat het als mensen zich niets van God aantrekken.
En de mensen die zich niets van God aantrekken, haten goede mensen.
25 Sommige Jeruzalemmers zeiden: "Dat is toch die Man die ze willen doden? 26 En moet je zien, nu is Hij daar zomaar aan het lesgeven en ze houden Hem niet tegen. Zouden onze leiders hebben begrepen dat Hij de Messias is? 27 Aan de andere kant: hoe zou Hij de Messias kunnen zijn? Want we weten waar deze Man vandaan komt. Maar volgens de Boeken zullen we niet weten waar de Messias vandaan komt." 28 Toen riep Jezus daar in de tempel uit: "Jullie kennen Mij en jullie weten waar Ik vandaan kom. Maar Ik ben niet voor Mijzelf gekomen. Iemand heeft Mij gestuurd, en Hem kennen jullie niet. Hij is één en al waarheid. 29 Maar Ik ken Hem wél, want Ik kom bij Hem vandaan. Hij heeft Mij gestuurd."
30 Toen probeerden ze Jezus gevangen te nemen. Maar niemand durfde Hem iets te doen, want het was daarvoor nog niet de juiste tijd.
31 Heel veel mensen gingen in Hem geloven. Ze zeiden: "Zou de Messias soms méér wonderen doen dan Hij?" 32 De Farizeeërs hoorden dat de mensen dit over Hem fluisterden. Daarom stuurden de leiders van de priesters en de Farizeeërs een aantal mannen van de tempelbewaking naar Hem toe. Zij moesten Hem gevangen nemen. 33 Jezus zei: "Ik ben nog maar korte tijd bij jullie. Daarna ga Ik terug naar Hem die Mij heeft gestuurd. 34 Dan zullen jullie Mij zoeken, maar niet vinden. Want waar Ik dan ben, kunnen jullie niet komen." 35 De Joden zeiden tegen elkaar: "Waar zou Hij dan heen gaan, dat we Hem niet zullen kunnen vinden? Zou Hij van plan zijn om naar de Joden in Griekenland te gaan en hén over al deze dingen te gaan lesgeven? 36 Wat bedoelt Hij dat we Hem zullen zoeken maar niet zullen kunnen vinden? En dat we niet kunnen komen waar Hij is?"
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016