Revised Common Lectionary (Semicontinuous)
De kist van de Heer wordt naar de tempel gebracht
8 Toen liet Salomo de leiders van Israël, alle stamhoofden en de familiehoofden bij zich in Jeruzalem komen. Hij wilde met hen de kist van het verbond van de Heer uit de 'Stad van David' (dat is de burcht Sion) ophalen.
6 Daarna brachten de priesters de kist van het verbond van de Heer naar zijn plaats in de achterzaal van de tempel, de allerheiligste kamer. Ze zetten hem neer onder de vleugels van de engelen.
10 Toen de priesters uit de heilige kamer kwamen, kwam er een wolk die de hele tempel van de Heer vulde. 11 De priesters konden door die wolk niet blijven staan om dienst te doen. Want in de wolk was de machtige aanwezigheid van de Heer. De hele tempel werd ermee gevuld.
22 Toen ging Salomo voor het altaar van de Heer staan, tegenover de Israëlieten die daar waren. Hij stak zijn handen op naar de hemel en zei: 23 "Heer, God van Israël, er is boven in de hemel en beneden op de aarde geen God zoals U. Want U houdt Zich aan uw verbond en U bent goed voor uw dienaren die met hun hele hart willen leven zoals U het wil. 24 U heeft gedaan wat U uw dienaar David heeft beloofd. Wat U heeft gezegd, heeft U vandaag werkelijkheid gemaakt. 25 Heer, God van Israël, wilt U nu ook de andere belofte werkelijkheid maken die U aan uw dienaar David heeft gedaan. U heeft beloofd: 'Altijd zal één van jouw zonen koning van Israël zijn, als jouw zonen net zo dicht bij Mij leven als jij.' 26 God van Israël, laat alstublieft gebeuren wat U tegen uw dienaar David heeft gezegd.
27 Zou U soms echt op aarde kunnen wonen? Kijk, de hemel, zelfs de allerhoogste hemel is nog te klein voor U. Hoe zou U dan in deze tempel kunnen wonen die ik voor U heb gebouwd! 28 Maar ook al bent U zó groot, wilt U tóch alstublieft luisteren naar het gebed dat ik vandaag tot U bid. 29 Wilt U altijd, dag en nacht, op deze tempel letten, deze plaats waarvan U heeft gezegd dat U er wil wonen. Wilt U alstublieft luisteren naar het gebed dat ik op deze plaats tot U bid. 30 Luister alstublieft naar de gebeden die ik en uw volk hier tot U zullen bidden. Luister ernaar vanuit uw woning in de hemel en geef ons vergeving!
41 Stel dat er vreemdelingen vanuit een ver land naar deze tempel komen omdat ze van U hebben gehoord. 42 (Want de mensen zullen horen wie U bent. Ze zullen horen van uw grote macht en uw machtige daden. Ze zullen tot U komen bidden in deze tempel.) 43 Luister dan alstublieft vanuit de hemel, de plaats waar U eeuwig woont. Doe wat de vreemdelingen van U bidden. Dan zullen alle volken van de aarde U leren kennen. Ze zullen net zo'n diep ontzag voor U krijgen als uw volk Israël. En ze zullen toegeven dat U woont in deze tempel die ik heb gebouwd.
Psalm 84
1 Een lied voor de Korachieten,[a] op de wijs van 'De Gittit'. Voor de leider van het koor.
2 Heer van de hemelse legers,
wat is het heerlijk in uw heiligdom!
3 Ik verlang er hevig naar om in uw heiligdom te zijn.
Met alles wat in mij is, juich ik voor de levende God.
4 Zelfs mussen en zwaluwen vinden dicht bij U een plekje om te wonen.
Vlak bij uw altaar bouwen ze een nest voor hun jongen,
dicht bij U, Heer van de hemelse legers, mijn Koning en mijn God.
5 Het is heerlijk voor mensen om heel dicht bij U te leven.
Ze prijzen U aldoor.
6 Het is heerlijk voor mensen om op U te vertrouwen
en U te dienen.
7 Als ze door dorre, droge dalen van moeilijkheden trekken,
maken zij God tot hun bron.
Zachte regenbuien vallen op hen neer.
8 Steeds meer vol van uw kracht gaan zij verder
tot ze bij U komen in Jeruzalem.
9 Heer, God van de hemelse legers,
luister alstublieft naar mijn gebed!
Hoor hoe ik U roep, God van Jakob!
10 God, U die ons beschermt als een schild,
wilt U goed zijn voor de man die U tot koning heeft gezalfd.
11 Ik ben liever één dag op het plein voor uw tempel
dan duizend dagen ergens anders.
Ik sta liever bij de drempel van uw heiligdom,
dan dat ik woon bij mensen die zich niets van U aantrekken.
12 Heer, U bent de zon van ons leven,
U bent een schild dat ons beschermt.
U vergeeft en herstelt.
U zal altijd goed zijn voor de mensen die leven zoals U het wil.
13 Het is heerlijk voor mensen om op U te vertrouwen,
op U, de Heer van de hemelse legers.
De wapenrusting die God geeft
10 Tenslotte, broeders en zusters: wees sterk in de kracht van de Heer. 11 Doe de hele wapenrusting van God aan. Dan kan de duivel jullie met zijn sluwe streken geen kwaad doen. 12 Want we strijden niet tegen mensen, maar tegen de onzichtbare leiders, machten en heersers van deze donkere wereld. Dus tegen de duivelse geesten in de geestelijke wereld. 13 Doe daarom de hele wapenrusting van God aan. Dan kun je je verdedigen als het kwaad je aanvalt. En dan kun je ook blijven staan als je alles hebt gedaan wat je moest doen.
14 Ga dus staan en bind om je heupen de waarheid[a] als een riem. Trek rechtvaardigheid[b] aan als een pantser. 15 Wees bereid om het goede nieuws van de vrede met God aan de mensen te brengen. Dat zijn je schoenen. 16 Houd vooral vast aan het geloof. Je geloof is je schild. Houd dat schild omhoog zodat je alle brandende pijlen kan uitdoven die de duivel op je afschiet. 17 Zet de helm van je redding op je hoofd. Neem het zwaard van de Geest in je hand. Dat is het woord van God. 18 En bid bovendien met alle soorten van bidden en smeken, bij alles wat zich voordoet. Laat je daarbij leiden door de Heilige Geest. Let er op dat je dat doet. Bid zonder ophouden voor alle gelovigen. 19 Bid ook voor mij. Bid dat God mij steeds de goede woorden zal geven. Bid dat ik vol geloof en zonder vrees het geheim van het goede nieuws van God bekend zal maken. 20 Want dat is de taak die God mij heeft gegeven en waarvoor ik nu met boeien vastzit. Bid dat ik zal zeggen wat ik moet zeggen, vol geloof en zonder vrees.
56 Als jullie van mijn lichaam eten en van mijn bloed drinken, zijn jullie één met Mij en ben Ik één met jullie. 57 De levende Vader heeft Mij gestuurd en Ik leef door de Vader. Zo zal ook iedereen die van Mij eet, door Mij leven. 58 Dit is het echte brood dat uit de hemel gekomen is. Het is niet hetzelfde brood als het manna dat jullie voorouders hebben gegeten, want zij zijn gestorven. Maar iedereen die van dít brood eet, zal eeuwig leven."
59 Dit vertelde Hij de mensen in de synagoge van Kapernaüm.
Petrus begrijpt wie Jezus is
60 Ook zijn leerlingen hoorden dit. En een groot aantal van hen zei: "Dit gaat echt te ver! Wie kan dat nou begrijpen?" 61 Jezus wist wel dat zijn leerlingen hierover mopperden. Daarom zei Hij tegen hen: 62 "Vinden jullie dít al te ver gaan? Wat zullen jullie dan zeggen, als jullie de Mensenzoon omhoog zien gaan naar de plaats waar Hij vroeger ook was? 63 Het is de geest die iemand levend maakt. Aan alleen een lichaam heb je niets. Mijn woorden zijn Geest en leven. 64 Maar een aantal van jullie gelooft Mij niet." Want Jezus wist van het begin af aan wie Hem niet geloofden. Hij wist ook al wie Hem later zou verraden. 65 En Hij zei: "Daarom heb Ik jullie gezegd dat niemand in Mij kan geloven als de hemelse Vader hem er niet bij helpt." 66 Vanaf dat moment ging een groot aantal van zijn leerlingen niet langer met Hem mee. Ze gingen naar huis terug.
67 Toen zei Jezus tegen de twaalf leerlingen die Hij Zelf uitgekozen had: "Willen jullie niet óók weggaan?" 68 Simon Petrus antwoordde Hem: "Heer, naar wie moeten we dan gaan? Uw woorden geven eeuwig leven. 69 Wij geloven werkelijk dat U de Messias bent, de Zoon van de levende God."
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016