Revised Common Lectionary (Semicontinuous)
Psalm 139
1 Een lied van David. Voor de leider van het koor.
2 Heer, U kent mij door en door.
U weet alles van mij, waar ik ook ben.
U weet alles wat ik denk.
3 U bent dag en nacht bij mij,
U weet alles wat ik doe.
4 U kent elk woord van mij,
nog voordat ik het heb gezegd.
5 U bent aan alle kanten om mij heen
en uw hand rust op mij.
6 Het is te wonderlijk om te begrijpen.
Het is te bijzonder, ik kan er niet bij.
13 U heeft mij gemaakt,
mij in de buik van mijn moeder gevormd.
14 Ik prijs U, want het is een wonder
hoe U mij heeft gemaakt.
Alles wat U heeft gemaakt, is bijzonder.
Ik weet dat heel goed.
15 U zag me al toen U mij daar in het donker vormde,
waar nog niemand anders mij zag.
16 U zag me al toen ik nog helemaal geen vorm had.
Al mijn dagen stonden al in uw boek
toen ik nog niet één dag daarvan had geleefd.
17 Wat heeft U prachtige gedachten, God!
En zo ontelbaar!
18 Ze zijn zo ontelbaar als het zand.
Telkens als ik wakker word,
denk ik aan U.
19 De volgende ochtend stonden ze vroeg op om de Heer te gaan aanbidden in het heiligdom. Daarna gingen ze terug naar hun huis in Rama. Op een dag zorgde de Heer ervoor dat Hanna in verwachting raakte van Elkana. 20 Ze kreeg een zoon en ze noemde hem Samuel (= 'God heeft gehoord'). "Want," zei ze, "ik heb de Heer om hem gevraagd."
Samuel
21 Dat jaar ging Elkana weer met zijn hele gezin naar Silo, om zoals elk jaar het vlees-offer en het belofte-offer aan de Heer te offeren. 22 Maar dit keer ging Hanna niet mee. Ze zei tegen haar man: "Als de jongen geen borstvoeding meer nodig heeft, zal ik hem meenemen. Dan zal ik hem naar de Heer brengen. Dan zal hij daar voor altijd blijven." 23 Haar man Elkana antwoordde: "Doe wat je wil. Blijf thuis totdat hij geen borstvoeding meer nodig heeft. De Heer heeft gedaan wat Hij heeft beloofd." Hanna bleef dus thuis om haar zoon te voeden.
24 Toen hij geen borstvoeding meer nodig had, nam ze hem mee naar Silo. Ook bracht ze drie stieren, een efa (22 liter) meel en een kruik wijn mee. Zo bracht ze hem naar het heiligdom van de Heer in Silo. Hij was nog maar een klein jongetje. 25 Nadat ze één van de stieren hadden geofferd, brachten ze het jongetje naar Eli. 26 Hanna zei: "Mijn heer, ik ben die vrouw die hier bij u stond om tot de Heer te bidden. 27 Om deze jongen heb ik gebeden. En de Heer heeft mij gegeven waar ik Hem om had gevraagd.
Niets kan de kinderen van God scheiden van Gods liefde
31 Wat moeten we dan nog zeggen? Als God vóór ons is, wie kan ons dan nog kwaad doen?[a] 32 God heeft zelfs zijn eigen Zoon aan ons gegeven. Dan zal Hij ons toch zeker ook al het andere geven dat we nodig hebben? 33 Wie zal de mensen die door God zijn uitgekozen, nog ergens van kunnen beschuldigen? God Zelf heeft hen vrijgesproken van schuld! 34 Wie zal hen dan nog kunnen veroordelen? Want Christus is voor ons gestorven en heeft zo onze straf op Zich genomen. En wat nog veel beter is: Hij is uit de dood opgestaan! Nu zit Hij naast God en Hij komt voor ons op. 35 Wie of wat zal ons dan nog kunnen losmaken van de liefde van Christus? Moeilijkheden, problemen, vervolging, gebrek aan eten, gebrek aan kleren, gevaar, de dood? 36 Het is zoals in de Boeken staat opgeschreven: "Omdat we in U geloven zijn we de hele dag in levensgevaar. De mensen behandelen ons als schapen die geslacht gaan worden." 37 Maar in alle moeilijkheden zijn we meer dan overwinnaars, dankzij Hem die van ons houdt. 38 Want ik weet zeker dat geen dood of leven, geen engelen of duivelse geesten, geen enkele macht, geen dingen nu of in de toekomst, 39 geen macht uit de hoogte of uit de diepte, nee, niets op deze aarde ons zal kunnen losmaken van de liefde van God. Die liefde heeft God ons gegeven door Jezus Christus, onze Heer.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016