Revised Common Lectionary (Semicontinuous)
Psalm 63
1 Een lied van David, toen hij in de woestijn van Juda was.
2 God, mijn God, wat verlang ik naar U!
Met hart en ziel verlang ik naar U,
zoals een dor en droog land verlangt naar water.
3 Ik heb U in uw heiligdom gezien.
Daar heb ik gezien hoe sterk en machtig U bent.
4 Uw liefde is mij meer waard dan het leven.
Ik zal U prijzen.
5 Mijn leven lang wil ik U prijzen.
Ik zal mijn handen naar U opsteken.
6 Bij U voel ik mij net zo tevreden als na een heerlijke maaltijd.
Ik zing blij over U.
7 Als ik 's nachts wakker lig en aan U denk,
prijs ik U.
8 Want U heeft mij geholpen.
Veilig onder uw vleugels zing ik vrolijk voor U.
Mirjam krijgt voor straf een ernstige huidziekte
12 Mirjam en Aäron waren boos op Mozes, omdat hij met een vrouw uit Kush (= Ethiopië) was getrouwd.[a] 2 En ze zeiden tegen elkaar: "Heeft de Heer soms alleen tegen Mozes gesproken? Hij heeft toch zeker ook tegen óns gesproken!" En de Heer hoorde het. 3 Maar Mozes was een heel vriendelijk en geduldig man. Vriendelijker en geduldiger dan wie dan ook op aarde. 4 Daarom zei de Heer onmiddellijk tegen Mozes, Aäron en Mirjam: "Kom alle drie naar de tent van ontmoeting!" Dat deden ze. 5 Toen kwam de Heer naar beneden in de wolk. Hij ging bij de ingang van de tent staan en riep Aäron en Mirjam. Ze kwamen allebei naar voren. 6 De Heer zei: "Luister naar wat Ik zeg. Als iemand een profeet is, dan spreek Ik tot hem door dromen. 7 Maar dat doe Ik niet met mijn dienaar Mozes, want hij is heel trouw in het werk in mijn huis. 8 Met hem spreek Ik duidelijk en direct, en niet in raadsels. Hij ziet mijn gestalte. Hoe durven jullie slechte dingen over mijn dienaar Mozes te zeggen?" 9 Toen vertrok de Heer weer. Hij was vreselijk boos op hen.
21 En een sterke engel pakte een steen op, zo groot als een molensteen. Hij gooide hem in zee en zei: "Net zó zal de grote stad Babylon worden weggegooid. Ze zal niet meer bestaan. 22 Nooit meer zal er muziek van harpspelers, zangers, fluitspelers of hoornblazers in de stad worden gehoord. Niemand zal ooit nog iets moois maken in deze stad. Nooit meer zal het geluid van een molensteen te horen zijn. 23 Nooit meer zullen er lampen branden. Nooit meer zal de stem van bruid en bruidegom in de stad worden gehoord. Ooit heersten haar handelaren over de aarde. Door haar toverkunsten werden de mensen verleid tot ongehoorzaamheid aan God. 24 De stad is schuldig aan de dood van profeten en gelovigen en van alle mensen die op aarde zijn gedood." (lees verder)
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016