Revised Common Lectionary (Semicontinuous)
93 De Here is de grote Koning,
Hij is bekleed met koninklijke waardigheid.
Zijn gordel is kracht.
De wereld kan niet wankelen
als God haar beschermt.
2 Al van eeuwigheid af regeert U op uw troon,
deze staat vast gefundeerd.
3 Here, het water bruist,
het laat zijn stem horen
en zingt bruisend tot uw eer.
4 En boven het daverende geluid
van al dat water, van al die zeeën,
is de grootheid van de Here zichtbaar.
5 Alles wat U zegt, is waar.
Wij kunnen U vertrouwen.
Alles aan U is heilig als een waardevol sieraad.
Dat blijft zo tot in eeuwigheid, Here.
Een opdracht voor Jozua
31 Nadat Mozes al deze dingen tegen het volk Israël had gezegd, 2 vervolgde hij: ‘Ik ben nu honderdtwintig jaar oud! Ik ben niet langer in staat u te leiden, want de Here heeft mij gezegd dat ik de Jordaan niet mag oversteken. 3 Maar de Here Zelf zal u leiden. Hij zal de volken die daar wonen, vernietigen en u zult hen overwinnen. Jozua is uw nieuwe aanvoerder, want dat heeft de Here gezegd. 4 De Here zal de volken die in het land wonen, vernietigen, net zoals Hij Sichon en Og, de koningen van de Amorieten, vernietigde. 5 De volken die daar wonen, zal de Here aan u overleveren en u zult hen vernietigen zoals ik u heb opgedragen. 6 Wees sterk! Wees moedig! U hoeft geen angst voor hen te hebben! Want de Here, uw God, zal bij u zijn. Hij zal niet tekortschieten en u niet in de steek laten.’
7 Toen liet Mozes Jozua bij zich roepen en zei tegen hem, waar alle Israëlieten bij stonden: ‘Wees sterk! Wees moedig! Want u zult de Israëlieten het land binnenleiden dat de Here aan hun voorouders heeft beloofd, zorg ervoor dat zij het als hun erfdeel in bezit nemen. 8 Wees niet bang, want de Here zal voor u uitgaan en steeds bij u zijn. Hij zal niet falen, noch u in de steek laten.’
9 Toen schreef Mozes de wetten op die hij voor het volk had uitgesproken. Hij gaf ze aan de priesters, de zonen van Levi die de ark met de Tien Geboden van de Here droegen. Aan de leiders van Israël gaf Mozes afschriften van deze wetten. 10,11 Hij gaf hun de volgende opdracht: deze wetten moesten aan het eind van elk zevende jaar, het sabbatsjaar, worden voorgelezen op het Loofhuttenfeest, wanneer het hele volk bijeenkwam voor de Here bij het heiligdom. 12 ‘Roep hen allen bijeen,’ beval Mozes, ‘mannen, vrouwen, kinderen en vreemdelingen die bij u wonen, om de wetten van God aan te horen en zijn wil te leren kennen, zodat u de Here, uw God, in ere zult houden en zijn wetten zult gehoorzamen. 13 Doe dit zodat uw kinderen, die nog nooit van deze wetten hebben gehoord, ze horen en leren heilig ontzag te hebben voor de Here, uw God, zolang zij in het beloofde land leven.’
16 Nog even en jullie zullen Mij niet meer zien. En niet lang daarna zullen jullie Mij weer terugzien.’ 17 Enkele leerlingen zeiden tegen elkaar: ‘Wat zou Hij bedoelen met “nog even” en “Ik ga naar de Vader”? 18 Wij begrijpen er niets van!’ 19 Jezus wist wat zij Hem wilden vragen en zei: ‘Jullie vragen je zeker af wat Ik bedoel met: “Nog even en jullie zien Mij niet meer. En niet lang daarna zullen jullie Mij weer terugzien.” 20 Luister goed! De mensen zullen blij zijn over wat er met Mij gebeurt, maar jullie zullen verdrietig zijn. Maar jullie verdriet zal omslaan in blijdschap. 21 Net als bij een zwangere vrouw die moet bevallen. Tijdens de geboorte heeft zij veel pijn. Maar als het voorbij is, denkt zij niet meer aan de pijn en de moeite, zo blij en gelukkig is zij met haar kind.
22 Jullie zijn nu wel verdrietig omdat Ik wegga, maar Ik zal jullie terugzien. Dan zullen jullie blij zijn en die blijdschap kan niemand jullie meer afnemen. 23 Als het zover is, hoeven jullie Mij niets meer te vragen. Luister goed, Ik zeg dat jullie dan alles rechtstreeks aan de Vader kunnen vragen en Hij zal het jullie geven in mijn naam. 24 Tot nu toe hebben jullie nog niet in mijn naam gebeden. Bid en jullie zullen ontvangen. Dat zal jullie grote vreugde geven.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.