Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

Revised Common Lectionary (Semicontinuous)

Daily Bible readings that follow the church liturgical year, with sequential stories told across multiple weeks.
Duration: 1245 days
Het Boek (HTB)
Version
Ezechiël 37:1-14

Het dal met beenderen

37 1,2 De kracht van de Here rustte op mij en de Geest van de Here nam mij mee naar een dal vol beenderen. Hij leidde mij er tussendoor. Toen zei Hij: ‘Mensenzoon, kunnen deze beenderen weer mensen worden?’ Ik antwoordde: ‘Och Here, alleen U kent het antwoord op die vraag.’ Toen droeg Hij mij op te profeteren en tegen de beenderen te zeggen: ‘Verbleekte beenderen, luister naar de woorden van de Here. Want de Oppermachtige Here zegt: “Kijk, Ik ga u weer levend maken. Ik zal u weer vlees en pezen geven en u bedekken met huid. Ik zal u adem geven en u zult tot leven komen en weten dat Ik de Here ben.”’

Ik sprak deze woorden van de Here uit, precies zoals Hij mij had opgedragen. En plotseling klonk een luid geklepper door het dal. De beenderen van de lichamen kwamen bij elkaar en voegden zich aaneen zoals zij vroeger hadden gezeten. Met mijn eigen ogen zag ik dat daarna vlees en pezen op de beenderen verschenen en er huid overheen kwam. Maar leven was erin nog niet zichtbaar.

Toen gaf Hij mij opdracht de wind te roepen en te zeggen: ‘De Oppermachtige Here zegt: “Kom vanuit de vier windstreken, geest, en laat uw adem over deze dode lichamen gaan, zodat zij weer tot leven komen.”’ 10 Zo sprak ik tegen de windrichtingen, zoals Hij mij had opgedragen en de lichamen begonnen te ademen, zij kwamen tot leven en stonden op: een onafzienbare menigte. 11 Toen vertelde Hij mij wat dit visioen betekende. ‘Deze beenderen,’ zei Hij, ‘stellen alle inwoners van Israël voor. Zij zeggen: “Onze beenderen zijn uitgedroogd, er is geen hoop meer, het is met ons gedaan.” 12 Maar vertel hun dat de Oppermachtige Here zegt: “Mijn volk, Ik zal uw graven van ballingschap openen en u weer laten opstaan, zodat u kunt terugkeren naar het land Israël. 13 Uiteindelijk zult u, mijn volk, dan weten dat Ik de Here ben. 14 Ik zal mijn Geest in u laten wonen en u zult leven en terugkeren naar uw vaderland. Dan zult u erkennen dat Ik, de Here, precies heb gedaan wat Ik u had beloofd.”’

Psalmen 130

130 Een bedevaartslied.

Ik zit zo diep in de put, Here,
en ik roep naar U.
Luister naar mij, Here.
Laten uw oren naar mij luisteren.
Here, als U al onze zonden blijft onthouden,
kunnen wij immers niet blijven leven?
Maar ik weet dat U vergeeft,
zodat iedereen ontzag voor U zal hebben.
Ik verwacht alles van de Here.
Ik ken zijn woord en heb er alle vertrouwen in.
Ik zie uit naar de Here.
Ik zie naar Hem uit met nog meer verlangen
dan de nachtwachter uitkijkt naar de nieuwe morgen.
Laten de Israëlieten al hun vertrouwen op de Here stellen,
want de Here is rijk aan goedheid en liefde.
Hij zorgt voor de bevrijding.
Hij zal het volk Israël bevrijden
van al zijn zonden.

Romeinen 8:6-11

Het doen van uw eigen zin leidt ten slotte tot de dood. Maar de kracht van de Heilige Geest brengt ons leven en vrede. Onze eigen zin gaat recht in tegen de wil van God. Hij onderwerpt zich niet aan Gods wet en kan dat ook niet. Mensen die alleen maar hun eigen zin doen, kunnen God dan ook niet tevreden stellen.

Met u is het anders. U doet niet meer uw eigen zin, maar laat u leiden door de Geest, tenminste als de Geest van God in u woont. Als u de Geest van Christus niet hebt, hoort u niet bij Hem. 10 Als Christus in u woont, is uw lichaam weliswaar onderworpen aan de dood door de zonde, maar de Geest is uw leven, omdat God u als rechtvaardig beschouwt. 11 Als de Geest van God in u woont, heeft dat ook gevolgen voor uw lichaam. God heeft Jezus uit de dood opgewekt. Wel, doordat zijn Geest in u woont, zal Hij ook uw sterfelijke lichaam levend maken.

Johannes 11:1-45

Jezus en Lazarus

11 Lazarus uit Bethanië, de broer van Maria en Martha, was ziek. Maria was de vrouw die kostbare parfumolie over de voeten van Jezus uitgegoten en met haar haren afgedroogd had. De twee zusters stuurden iemand naar Jezus met de boodschap: ‘Here, uw vriend Lazarus is ziek.’ Toen Jezus dit hoorde, zei Hij: ‘Hij zal niet sterven. Deze ziekte is tot eer van God. Hierdoor zal de Zoon zijn grootheid en macht bewijzen.’

Jezus hield veel van Martha, Maria en Lazarus. Toch maakte Hij geen aanstalten naar hen toe te gaan. Pas twee dagen later zei Hij tegen zijn leerlingen: ‘Kom, wij gaan terug naar Judea.’ De leerlingen protesteerden: ‘Kort geleden probeerden de Joden daar U te stenigen, Meester. En nu wilt U er weer naar toe?’ Jezus antwoordde: ‘Een dag heeft toch twaalf uur. Als u overdag loopt, struikelt u niet, omdat het overal licht is. 10 Maar wie ʼs nachts loopt, struikelt omdat het donker is.’ 11 Even later zei Hij: ‘Onze vriend Lazarus is ingeslapen, maar Ik ga hem wakker maken.’ 12 ‘De slaap zal hem goed doen, dan wordt hij vlug beter,’ zeiden de leerlingen. 13 Zij dachten dat Jezus had gezegd dat Lazarus lag te slapen. Maar Jezus bedoelde dat hij gestorven was. 14 Daarom zei Hij ronduit: ‘Lazarus is gestorven. 15 Ik ben blij voor jullie dat Ik er niet bij was, want nu zal jullie vertrouwen in Mij sterker worden. Kom, we gaan naar hem toe.’ 16 Thomas, die ook wel Didymus werd genoemd, zei tegen de andere leerlingen: ‘Laten we meegaan om samen met Hem te sterven.’

17 Toen Jezus in Bethanië aankwam, bleek Lazarus al vier dagen daarvoor begraven te zijn. 18 Bethanië ligt op nog geen drie kilometer van Jeruzalem. 19 Er waren verscheidene Joden gekomen om Martha en Maria te troosten over het verlies van hun broer. 20 Zodra Martha hoorde dat Jezus er aankwam, ging zij Hem tegemoet. Maar Maria bleef thuis. 21 ‘Here,’ zei Martha tegen Jezus, ‘als U hier geweest was, zou mijn broer niet gestorven zijn. 22 Maar ik ben er zeker van dat God U ook nu zal geven wat U Hem vraagt.’ 23 ‘Je broer wordt weer levend, Martha,’ zei Jezus. 24 ‘Ja, dat weet ik,’ antwoordde zij. ‘Hij zal weer levend worden als hij op de laatste dag uit de dood terugkomt.’ 25 ‘Ik geef de doden het leven terug,’ zei Jezus tegen haar. ‘Ik ben Zelf het leven. Wie in Mij gelooft, zal leven, zelfs als hij gestorven is. 26 Wie leeft en in Mij gelooft, zal nooit sterven. Geloof je dat?’ 27 ‘Ja, Here,’ antwoordde zij. ‘Ik geloof dat U de Christus bent, de Zoon van God, die in de wereld komen zou.’

28 Hierna ging zij weg om haar zuster te halen. ‘Maria,’ zei zij zacht, ‘de Meester is er en Hij wil je spreken.’ 29 Maria stond onmiddellijk op en ging naar Jezus toe. 30 Jezus was nog niet in het dorp aangekomen. Hij was op de plaats gebleven waar Martha Hem had ontmoet. 31 De Joden die bij Maria waren om haar te troosten, zagen hoe zij vlug opstond en naar buiten liep. Zij volgden haar omdat zij dachten dat zij naar het graf ging om er te huilen. 32 Toen Maria bij Jezus kwam, viel zij voor Hem op de knieën en zei: ‘Here, als U hier geweest was, zou mijn broer niet gestorven zijn!’

33 Toen Jezus haar en de Joden die met haar waren meegekomen, zag huilen, greep het verdriet Hem aan. 34 ‘Waar hebben jullie hem neergelegd?’ vroeg Hij ontroerd. ‘Wij zullen het U wijzen, Here,’ antwoordden zij. 35 Jezus huilde. 36 De Joden zeiden tegen elkaar: ‘Je kunt wel zien dat Hij veel van Lazarus hield.’ 37 Maar enkelen van hen merkten op: ‘Hij had er toch wel voor kunnen zorgen dat Lazarus niet gestorven was! Hij heeft toch ook iemand van blindheid genezen?’ 38 Dit ergerde Jezus en Hij ging naar het graf, een grot met een zware steen voor de opening. 39 ‘Haal die steen weg,’ zei Hij. ‘Maar, Here,’ protesteerde Martha, ‘er hangt al een lijklucht. Hij ligt er al vier dagen!’ 40 ‘Ik heb toch gezegd dat je, als je op Mij vertrouwt, de macht en grootheid van God zult zien?’ antwoordde Jezus.

41 Zij haalden de steen weg. Jezus keek omhoog en zei: ‘Vader, dank U wel dat U mijn gebed verhoort. 42 Ik weet dat U Mij altijd hoort, maar Ik wil graag dat de mensen hier zullen geloven dat U Mij gestuurd hebt. Daarom zeg Ik dit.’ 43 Nadat Hij dit tegen zijn Vader gezegd had, riep Hij met krachtige stem: ‘Lazarus! Kom naar buiten!’ 44 De dode kwam uit het graf. Zijn handen en voeten waren met linnen windsels omwikkeld en er was een doek over zijn gezicht gebonden. ‘Haal die doek en die windsels eraf,’ zei Jezus, ‘en laat hem naar huis gaan.’

45 Nu zij dit hadden gezien, geloofden veel Joden dat Jezus de Christus was.

Het Boek (HTB)

Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.