Revised Common Lectionary (Semicontinuous)
Psalm 2
1 Waarom gaan de volken tekeer?
Ze smeden plannen die toch niet zullen slagen.
2 De koningen van de aarde maken zich klaar voor de strijd.
Ze sluiten zich bij elkaar aan en komen in opstand tegen de Heer
en tegen de man die Hij tot koning heeft gezalfd.
3 Ze zeggen: "We willen niet dat zij over ons heersen!
We willen niet dat zij ons vertellen wat wel en niet mag!"
4 God in de hemel trekt zich niets van hun plannen aan.
De Heer lacht om hen.
5 Dan spreekt Hij woedend tegen hen.
Als ze zien hoe kwaad Hij is, worden ze doodsbang.
6 Hij zegt: "Deze koning heb Ik Zelf uitgekozen
als koning over mijn heilige berg Sion!"
7 De koning zegt:
"Ik zal jullie vertellen wat de Heer heeft besloten.
Hij heeft tegen mij gezegd: 'Jij bent mijn zoon. Vanaf vandaag ben Ik je Vader.
8 Je mag Mij alles vragen.
Ik zal je alle volken geven.
De hele aarde zal van jou zijn.
9 Je zal streng over hen regeren, als met een ijzeren staf.
Je zal hen vernietigen, zoals je een kruik stukbreekt.'
10 Wees dus verstandig, koningen en leiders!
Luister naar mij en doe wat ik zeg:
11 Dien de Heer met diep ontzag.
Wees vol eerbied blij over Hem.
12 Buig je voor de zoon, zodat hij niet boos op je wordt.
Wacht niet te lang, want straks is het te laat.
Dan zal hij iedereen vernietigen die hem niet gehoorzaamt.
Het is heerlijk voor een mens om op God te vertrouwen!"
2 Ik ben naar Abraham, Izaäk en Jakob toe gekomen als de Almachtige God. Maar zij kenden Mij niet met mijn naam 'Heer'. 3 Ik heb eerst een verbond met hen gesloten om hun het land Kanaän te geven.[a] Dat is het land waar ze als vreemdelingen hebben gewoond. 4 Nu zijn ze slaven van de Egyptenaren. Maar Ik heb hun hulpgeroep gehoord. Ik ben mijn verbond niet vergeten. 5 Zeg daarom tegen de Israëlieten: 'Ik ben de Heer. Ik zal jullie uit de slavernij van de Egyptenaren halen. Ik zal jullie op een machtige manier redden en bevrijden. Egypte zal Ik zwaar straffen. 6 Ik zal jullie tot mijn eigen volk maken en Ik zal jullie God zijn. Dan zullen jullie toegeven dat Ik de Heer God ben die jullie uit de slavernij van de Egyptenaren bevrijdt. 7 Ik zal jullie naar het land brengen waarvan Ik heb gezworen dat Ik het jullie zou geven. Ik zal doen wat Ik aan Abraham, Izaäk en Jakob beloofd heb. Ik zal het aan jullie geven. Want Ik ben de Heer."
8 Mozes zei dit tegen de Israëlieten. Maar ze wilden niet naar hem luisteren, omdat ze het zo moeilijk hadden en ze nog steeds slaven waren. 9 Toen zei de Heer tegen Mozes:
Jezus' offer is beter dan de offers van het oude verbond
8 Waar het om gaat is dit: wij hebben een Hogepriester die in de hemel naast God op de troon zit. 2 Daar dient Hij God in het heiligdom, in de echte hemelse tent van het verbond. Die tent is door de Heer gebouwd en niet door mensen.
3 De taak van elke hogepriester is om offers te brengen. Daarom moest ook deze Hogepriester een offer brengen. 4 Op aarde zou Hij trouwens niet eens priester zijn. Want er zijn hier al priesters om volgens de regels van de wet van Mozes offers te brengen. 5 Deze priesters doen dat in een heiligdom dat een afbeelding en een schaduw is van het echte hemelse heiligdom. Dat weten we doordat God tegen Mozes heeft gezegd: "Let op, Mozes, dat je de hele tent van ontmoeting precies maakt zoals Ik je op de berg heb laten zien." 6 Maar Jezus kreeg een veel belangrijker taak dan de priesters, omdat het verbond dat Hij ging sluiten een veel beter verbond is. Dat verbond is beter, omdat er betere beloften bij horen.
7 Als het eerste verbond volmaakt was geweest, had er geen tweede verbond gesloten hoeven worden.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016