Revised Common Lectionary (Semicontinuous)
4 Luister nu naar wat de Heer zegt, stammen van Israël! 5 De Heer zegt: Wat heb Ik je voorouders voor kwaad gedaan? Wat hadden ze voor reden om Mij te verlaten? Waarom zijn ze machteloze afgoden gaan aanbidden? Nu zijn ze zelf machteloos geworden! 6 Waarom vroegen ze niet: 'Waar is de Heer die ons uit Egypte heeft bevrijd? De God die ons door de woestijn leidde?' Ik leidde jullie door dat land van steppen en kuilen, droogte en dood. Dat land waar niemand woont en waar niemand doorheen trekt. 7 En Ik bracht jullie naar een vruchtbaar land waar jullie van rijke oogsten konden eten. Maar toen jullie daar waren gekomen, hebben jullie mijn land bedorven met jullie afgoden. Nu walg Ik van dat land.
8 De priesters vroegen niet: 'Waar is de Heer?' Ze hielden zich wel met mijn wet bezig, maar wilden Míj niet kennen. De leiders hadden als herders mijn volk moeten leiden. Maar ze trokken zich niets van Mij aan. En de profeten spraken niet meer namens Mij, maar namens andere goden. Ze waren zinloos bezig. 9 Daarom zal Ik een rechtszaak beginnen tegen jullie, jullie kinderen en jullie kleinkinderen.
10 Steek maar eens over naar de eilanden van de Kittieten (= Cyprus) in het westen en kijk daar eens. Stuur maar eens boodschappers naar Kedar in het oosten en laat hen daar goed rondkijken of daar ooit zoiets is gebeurd. 11 Hebben die volken ooit hun goden geruild voor andere goden? En dat zijn niet eens goden! Maar mijn volk heeft zijn God verruild voor iets waar je niets aan hebt. 12 Hemel, hoor je dat? Wees geschokt en beef! Huil hierover! 13 Mijn volk heeft twee vreselijke dingen gedaan. Ze hebben Mij, de Bron met levend vers water, verlaten. En in plaats daarvan hebben ze regenbakken gebouwd. Gebarsten bakken waar het water uit wegloopt.[a]
Psalm 81
1 Een lied van Asaf, op de wijs van 'De Gittit'. Voor de leider van het koor.
10 Jullie mogen geen andere goden hebben.
Aanbid geen buitenlandse god.
11 Want Ik, de Heer, ben jullie God.
Ik bevrijdde jullie uit Egypte.
Doe nu jullie mond wijd open,
dan geef Ik jullie te eten.
12 Maar mijn volk wilde niet naar Mij luisteren.
Israël wilde Mij niet gehoorzaam zijn.
13 Ze waren koppig en ongehoorzaam.
Toen liet Ik hen hun gang gaan:
Ik liet hen doen wat ze wilden.
14 Had mijn volk maar naar Mij geluisterd!
Had Israël maar gedaan wat Ik zei!
15 Dan had Ik hun vijanden afgeweerd.
Ik zou met hen hebben afgerekend.
16 Uit angst voor Mij zouden ze doen alsof ze Mij eerden.
Ze zouden voor altijd overwonnen zijn.
Goede raad
13 Broeders en zusters, houd altijd van elkaar.[a] 2 Vergeet niet om gastvrij te zijn. Want sommige mensen hebben engelen op bezoek gehad, zonder dat ze het wisten.[b] 3 Denk aan de gevangenen, alsof jullie zelf met hen gevangen zaten. Denk aan de mensen die worden mishandeld. Vergeet niet dat jullie hetzelfde kan overkomen! 4 Denk eraan dat het huwelijk iets heel kostbaars is. Ga hierin dus goed met elkaar om en wees niet ontrouw aan je eigen man of vrouw. Want God zal de mensen straffen die hierin verkeerde dingen doen. 5 Wees niet hebzuchtig, maar wees tevreden met wat jullie hebben. Want God heeft gezegd: "Ik zal je nooit in de steek laten. Ik zal je nooit verlaten." 6 Daarom kunnen we vol vertrouwen zeggen: "De Heer zal mij altijd helpen. Daarom hoef ik nooit bang te zijn voor wat mensen mij kunnen aandoen." 7 Zorg goed voor jullie leiders in de gemeente, want zij hebben jullie Gods woord geleerd. Let goed op hoe ze leven en neem hun geloof als voorbeeld voor jezelf.
8 Jezus Christus is gisteren, vandaag en voor eeuwig Dezelfde.
Slot
15 Laten we Hem dus aldoor prijzen. Onze woorden van dankbaarheid en van geloof zijn ons offer aan Hem in wie wij geloven. 16 Verder brengen we Hem offers door vriendelijk, gul en goed te zijn voor andere mensen. Dat zijn offers waar God blij mee is.
Jezus op bezoek bij een Farizeeër
14 Op een keer was Jezus door een leider van de Farizeeërs uitgenodigd om bij hem thuis te komen eten. Het was op de heilige rustdag. De mensen zaten op Hem te letten.
7 Jezus merkte dat de gasten de beste plaatsen aan tafel uitkozen, namelijk dicht bij de gastheer. Daarom vertelde Hij hun daar iets over in de vorm van een verhaal. 8 Hij zei: "Wanneer je op een bruiloft bent uitgenodigd, ga dan niet dicht bij de gastheer aan tafel zitten. Misschien komt er iemand die belangrijker is dan jij. 9 Dan zou de gastheer naar je toe komen en zeggen: 'Wil je even plaats maken voor deze man?' En je zou helemaal aan het eind van de tafel moeten gaan zitten omdat alleen daar nog plek vrij is. Dan zou je je vreselijk schamen. 10 Maar als je wordt uitgenodigd, ga dan helemaal aan het eind van de tafel zitten. Misschien zal de gastheer dan tegen je zeggen als hij binnenkomt: 'Vriend, kom wat dichter bij me zitten.' Dat zal dan een eer voor je zijn en de andere gasten zullen dat zien. 11 Iedereen die zichzelf belangrijk vindt, zal worden vernederd. Maar iemand die bescheiden is, zal worden geëerd."
12 Hij zei ook tegen de man die Hem had uitgenodigd: "Als je mensen voor een maaltijd uitnodigt, vraag dan niet je vrienden, je broers, je familieleden of je rijke buren. Want zij kunnen jou de volgende keer weer uitnodigen, en zo zou je worden beloond. 13 Maar als je mensen voor een maaltijd wil uitnodigen, nodig dan bedelaars en arme mensen uit. 14 Het zal heerlijk voor je zijn als je dat doet, want zij kunnen je er niet voor belonen. Je zal ervoor beloond worden op de dag dat de mensen die hebben geleefd zoals God het wil, uit de dood opstaan."
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016