Revised Common Lectionary (Semicontinuous)
Psalm 126
1 Een pelgrimslied.[a]
Het leek wel een droom,
toen wij die gevangen waren meegenomen,
weer naar Jeruzalem terug konden gaan.[b]
2 We lachten en we juichten.
De andere volken zeiden:
"De Heer heeft iets geweldigs bij hen gedaan!"
3 Ja, de Heer heeft iets geweldigs bij ons gedaan.
We zijn er zó blij over!
4 Heer, breng verandering in ons lot,
zoals de droogstaande beken in de woestijn
weer gevuld worden door de regen.
5 Ook al huil je terwijl je zaait,
je zal juichen terwijl je maait.
6 De zaaier loopt huilend te zaaien omdat hij dat graan niet zal kunnen eten.
Maar als hij zijn oogst binnenhaalt,
loopt hij te juichen met zijn armen vol graan.
8 Laat mijn volk gaan, mijn volk dat wel ogen heeft, maar toch blind is. Mijn volk dat wel oren heeft, maar toch doof is.
9 Laat alle volken bij elkaar komen. Zorg dat alle landen aanwezig zijn. Wie van hun goden vertelt van tevoren dat dit in de toekomst gaat gebeuren? Wie van hen vertelt wat er in het verleden is gebeurd? Laat hun getuigen naar voren komen, zodat ze gelijk kunnen krijgen. Dan zullen de mensen het horen en zien dat het de waarheid is.
10 Israël, jij bent míjn getuige, zegt de Heer. Jij bent mijn dienaar die Ik heb uitgekozen. Je moet Mij geloven. Je moet weten en begrijpen dat Ik Dezelfde ben. Vóór Mij is er nooit een andere God geweest en er zal ook nooit een andere God zijn. 11 Ik ben de Heer, en Ik ben de enige Redder. 12 Ik heb van tevoren gezegd dat Ik je zou redden en dat heb Ik ook gedaan. Ik heb je alles verteld. Ik ben geen vreemde voor jou. Jij bent mijn getuige dat Ik God ben, zegt de Heer. 13 Ik was er al voordat dag en nacht bestonden. Niemand kan aan mijn macht ontsnappen. Wat Ik doe, kan door niemand worden tegengehouden.
14 Dit zegt de Heer, je Redder, de Heilige God van Israël: Om jou te redden stuur Ik iemand naar Babel.[a] En de Babyloniërs zullen voor hem naar hun schepen vluchten waar ze zo trots op waren. 15 Israël, Ik ben de Heer, je Heilige God, je Maker, je Koning.
25 Het leek mij goed om mijn broeder, medewerker en medestrijder Epafroditus naar jullie terug te sturen. Jullie hadden hem hierheen gestuurd, om mij te komen helpen en voor mij te zorgen. 26 Maar nu wilde hij erg graag weer naar jullie terug gaan. Ook omdat hij bezorgd over jullie was. Want hij wist dat jullie hadden gehoord dat hij heel erg ziek is geweest. 27 Hij is inderdaad op de rand van de dood geweest. Maar God is goed voor hem geweest. Ook voor mij, want nu hoef ik niet opnieuw verdrietig te zijn. Want ik heb al veel verdriet gehad. 28 Ik heb hem dus naar jullie terug gestuurd. Dan kunnen jullie blij zijn als jullie hem terugzien. Dan hoef ik niet meer bezorgd over jullie te zijn. 29 Ontvang hem in de Heer met blijdschap. Heb respect voor mannen zoals hij. 30 Want het was door zijn werk voor Christus dat hij zo dicht bij de dood is geweest. Hij heeft zijn leven gewaagd om voor mij te kunnen doen wat jullie niet voor mij konden doen omdat jullie te ver weg waren.
Waarschuwing
3 Maar wat er ook gebeurt, broeders en zusters, wees blij in de Heer! Voor mij is het niet vervelend om jullie dit weer te schrijven. En voor jullie is het goed om het nog een keer te horen.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016