Revised Common Lectionary (Semicontinuous)
9 U zorgde ervoor dat de vijand
mij niet de baas werd.
U hebt mij alle ruimte gegeven.
Ik kon gaan waar ik wilde.
10 Help mij met uw genade, Here,
ik heb het zó moeilijk!
Alles in mij kwijnt weg van narigheid.
Het verdriet overmant mij!
11 Mijn leven gaat voorbij in verdriet
en jarenlang leef ik zuchtend.
Door mijn eigen slechtheid
heb ik geen kracht meer over
en lichamelijk ga ik alleen maar achteruit.
12 Voor hen die het mij moeilijk maken,
ben ik een mikpunt van spot geworden,
vooral voor mijn buren.
Vrienden en bekenden schrikken als zij mij zien.
Wie mij op straat tegenkomt, maakt rechtsomkeert.
13 Men denkt niet meer aan mij,
het lijkt wel of ik dood ben voor anderen.
Als gebroken servies ben ik, waardeloos.
14 Ik hoor het wel hoe men achter mijn rug over mij praat.
De achterklap: ‘Heb je hém gezien?’
Zij overleggen met elkaar
en maken plannen mij van het leven te beroven.
15 Toch is mijn vertrouwen op U gevestigd, Here,
ik spreek het ook tegen U uit:
‘U bent mijn God.
16 U bepaalt hoe lang ik leef,
verlos mij van mijn vijanden en achtervolgers.
55 Maar vanuit die diepe waterput riep ik uw naam aan, Here,
56 en U luisterde naar mij! U hoorde mijn smeekbeden en zag mijn tranen!
57 Ja, U kwam toen ik vertwijfeld schreeuwde en U zei mij dat ik niet bang hoefde te zijn.
58 Here, U bent mijn raadsman! Verdedig mijn zaak! Want U hebt mijn leven verlost.
59 U hebt gezien wat een onrecht zij mij aandeden, wees mijn rechter om mijn gelijk te bewijzen.
60 U hebt gezien welke valse plannen mijn vijanden tegen mij smeedden.
61 U hebt gehoord hoe zij mij beledigden, Here,
62 hoe zij over mij roddelden en fluisterend hun plannen beraamden.
63 Kijk eens hoe zij lachen en zingen en mij in hun lied belachelijk maken.
64 Och Here, vergeld toch al het kwaad dat zij mij hebben aangedaan.
65 Vervloek hen en maak hen wanhopig, Here.
66 Zet een felle achtervolging op hen in en vaag hen weg onder de hemel van de Here.
Op weg naar Jeruzalem
32 Zij waren op weg naar Jeruzalem en Jezus liep voorop. De mensen die met Hem meeliepen, waren verbijsterd en bang. Jezus nam de twaalf nog eens apart. Hij vertelde hun wat Hem in Jeruzalem te wachten stond. 33 ‘Ik, de Mensenzoon, zal daar in de handen van de leidende priesters en bijbelgeleerden vallen,’ zei Hij. ‘Zij zullen Mij ter dood veroordelen en uitleveren aan de Romeinen. 34 Ze zullen Mij bespotten, bespugen, geselen en ten slotte vermoorden. Maar op de derde dag zal Ik weer levend worden.’
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.