Revised Common Lectionary (Complementary)
100 Een psalm bij het lofoffer.
Laat de hele aarde voor de Here jubelen.
2 Laat de hele aarde de Here met blijdschap dienen.
Kom bij Hem en zing een loflied.
3 Bevestig dat u weet dat de Here de enige God is.
Hij heeft alles gemaakt, ook ons en wij zijn van Hem.
Wij zijn zijn volk en Hij zorgt voor ons.
4 Zing een loflied wanneer u de tempelpoort ingaat.
Laat het in zijn voorhof klinken en prijs zijn naam.
5 De Here is goed voor ons.
Zijn goedheid reikt tot in de eeuwigheid.
Hij blijft trouw van generatie op generatie.
14 De Here zal zijn volk aanvoeren in de strijd. Zijn pijlen zullen voorbijflitsen als bliksemschichten. De Oppermachtige Here zal op de bazuin blazen en uitrukken tegen de vijand als een storm die opsteekt uit de woestijn in het zuiden. 15 Hij zal zijn volk beschermen, het zal zijn vijanden onderwerpen en hun slingerstenen verbrijzelen. Ze zullen het bloed van hun vijanden drinken tot ze dronken zijn, tot ze vol zijn als een offerschaal en besmeurd met bloed als de hoeken van het altaar. 16 Die dag zal de Here, hun God, zijn volk redden zoals een herder zorgt voor zijn schapen. Zij zullen in zijn land schitteren als kroonjuwelen. 17 Wat mooi en prachtig zal alles zijn! De overvloed aan graan en jonge wijn zal de jongemannen en meisjes laten opbloeien. Zij zullen blaken van gezondheid.
God zorgt voor zijn volk
10 Vraag de Here om regen in het voorjaar en Hij zal antwoorden met onweer en stortbuien. Op ieders veld zullen de gewassen goed groeien. 2 Wat is het dom zoiets aan een afgodsbeeld te vragen! De voorspellingen van waarzeggers zijn leugens. Zij doen aan misleidende droomuitleg en bieden geen enkele troost. Juda en Israël dwalen als schapen die de weg kwijt zijn, omdat een herder ontbreekt.
17 Terwijl hij in Milete was, liet hij de leiders van de christengemeente te Efeze bij zich komen en 18 zei tegen hen: ‘U weet hoe ik onder u heb geleefd, hoe ik vanaf de eerste stap die ik in Asia zette, 19 de Here in alle nederigheid heb gediend. Door de aanslagen van de Joden had ik het zwaar te verduren en dat heeft mij veel tranen gekost. 20 Niets van wat goed en belangrijk voor u was, heb ik achtergehouden. Ik heb u onderwezen, zowel in het openbaar als bij u thuis. 21 Ik heb er bij Joden en Grieken op aangedrongen zich tot God te bekeren en in de Here Jezus te geloven. 22 Nu ben ik op weg naar Jeruzalem omdat de Heilige Geest mij ertoe dringt. Hoewel ik niet precies weet wat mij daar zal overkomen, 23 zegt de Heilige Geest mij nadrukkelijk in elke stad waar ik kom, dat mij gevangenschap en vervolging te wachten staat. 24 Maar ik geef niets om mijn eigen leven. Ik hoop alleen dat ik mijn doel mag bereiken en de opdracht die de Here Jezus mij heeft gegeven tot een goed einde mag brengen. Ik moet andere mensen het goede nieuws vertellen van de genade van God. 25 Ik weet dat niemand van u aan wie ik het Koninkrijk van God bekend heb gemaakt, mij meer zal zien. 26 Ik wil u nu dan ook duidelijk zeggen dat u zelf de verantwoording draagt over uw leven. 27 Want ik heb u alles over Gods wil en plan verteld. 28 Pas goed op uzelf en op de kudde waarover de Heilige Geest u het toezicht heeft gegeven. Leef als herders voor de gemeente van God, die Hij door het bloed van zijn eigen Zoon heeft verkregen. 29 Want ik weet dat er na mijn vertrek valse leraren, als hongerige wolven, bij u zullen komen. Zij zullen de kudde niet ontzien. 30 Zelfs mensen uit uw eigen kring zullen de waarheid verdraaien en proberen de christenen aan hun kant te krijgen. 31 Wees daarom op uw hoede. Vergeet niet dat ik, in de drie jaar dat ik bij u was, ieder van u voortdurend heb terechtgewezen, zowel ʼs nachts als overdag en vaak onder tranen. 32 Nu vertrouw ik u aan de Here toe. Hij zal u zijn goedheid doen ervaren. Hij kan u versterken in uw geloof en u het deel geven van de erfenis, die Hij heeft bestemd voor allen die Hem toebehoren. 33 Ik ben nooit op zilver, goud of kleding van anderen uit geweest. 34 U weet dat ik met mijn eigen handen de kost heb verdiend voor mijzelf en mijn medewerkers. 35 Ik heb u steeds laten zien dat wij, door zó te werken, de armen tot steun moeten zijn. Denk maar eens aan de woorden van de Here Jezus. Hij zei dat geven beter is dan ontvangen.’
36 Toen hij uitgesproken was, knielde Paulus samen met hen allen neer en bad. 37 Zij begonnen allemaal te huilen, vielen hem om de hals en kusten hem. 38 Waar zij het meeste verdriet om hadden, was dat hij had gezegd dat zij hem niet zouden terugzien. Daarna brachten ze hem naar het schip.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.