Revised Common Lectionary (Complementary)
142 Een leerzaam gedicht van David. Hij schreef dit gebed toen hij zich in de grot verborg.
2 Hardop roep ik naar de Here
en ik smeek Hem naar mij te luisteren.
3 Ik stort mijn hele hart voor Hem uit,
al mijn ellende vertel ik Hem.
4 Als alles mij te veel wordt,
weet U hoe ik verder moet.
Men zet vallen voor mij op het pad dat ik moet gaan.
5 Ik kijk naar rechts en zie uit naar hulp,
maar geen mens kijkt naar mij om.
Ik heb geen plek om te schuilen
en niemand vraagt hoe het met mij gaat.
6 Here, ik roep naar U:
‘U bent de beste plaats om te schuilen.
U houdt mij in leven.
7 Luister naar mijn smeekgebed,
ik ben zo verzwakt.
Bevrijd mij van de vijanden
die mij achtervolgen,
zij zijn veel sterker dan ik.
8 Leid mij uit deze diepe ellende,
dan zal ik uw naam prijzen.
Als U mij redt,
zullen oprechte mensen om mij heen komen staan.’
Klaaglied voor Israël
5 Droevig zing ik dit klaaglied voor u, Israël: 2 ‘Het mooie Israël ligt gebroken en vertrapt op de grond en kan niet meer opstaan. Niemand zal te hulp komen. Zij is alleen gelaten op haar eigen bodem en wacht op de dood.’ 3 Want de Oppermachtige Here zegt: ‘Naar de stad die duizend man de oorlog instuurt, zullen honderd mannen terugkeren. Naar de stad die honderd man stuurt, zullen slechts tien overlevenden terugkeren.’
4 Want de Here zegt tegen het volk Israël: ‘Zoek Mij en leef. 5 Zoek niet de afgoden van Betel, Gilgal of Berseba op, want de inwoners van Gilgal zullen als ballingen worden weggevoerd en de inwoners van Betel zullen verloren gaan.’ 6 Zoek de Here en leef, anders zal Hij als een vuurvlam door Israël schieten en haar verteren. Geen van de afgoden in Betel zal die vlam kunnen doven.
7 Slechte mannen, u maakt de rechtvaardigheid tot een aanfluiting voor de armen en de verdrukten. ‘Gerechtigheid’ en ‘eerlijke behandeling’ betekenen niets voor u! 8 Hij die het Zevengesternte en de Orion maakte, die de duisternis verandert in de ochtend en de dag in de nacht, die het water uit de zeeën oproept en in de vorm van regen over het land uitgiet, is de Here. De Eeuwige is zijn naam. 9 Met verwoestende snelheid en kracht brengt Hij vernietiging over de sterken en doorbreekt alle verdedigingen.
27 Toen die week bijna om was, zagen enkele Joden uit Asia Paulus in de tempel en hitsten het volk tegen hem op. Zij grepen hem en schreeuwden: 28 ‘Mannen van Israël, kom ons helpen! Dit is de man die overal ingaat tegen ons volk, onze wet en onze tempel. En nu heeft hij ook nog Grieken in de tempel gebracht en daarmee dit heilige gebouw ontwijd!’ 29 Zij hadden hem namelijk kort tevoren met Trofimus uit Efeze, die geen Jood was, in de stad gezien en dachten dat hij hem in de tempel had meegenomen. 30 De hele stad was in rep en roer en er ontstond een volksoploop. Paulus werd vastgegrepen en de tempel uitgesleurd, en de poorten werden meteen gesloten.
31 De woedende menigte stortte zich op Paulus en probeerde hem te doden. Ondertussen werd aan de commandant van het Romeinse garnizoen gemeld dat heel Jeruzalem in opschudding was. 32 Hij rukte meteen uit met zijn soldaten en officieren. Zodra de oproerkraaiers de commandant en zijn soldaten zagen aankomen, hielden zij op met slaan. 33 De commandant stapte op Paulus toe, greep hem en liet hem met twee kettingen boeien. Daarna vroeg hij de mensen wie die man was en wat hij had gedaan. 34 Zij schreeuwden allemaal door elkaar, zodat hij er niet wijs uit kon worden. Daarom gaf hij bevel Paulus naar het fort te brengen. 35 Toen zij bij de trappen van het fort kwamen, drong de menigte zo heftig tegen Paulus op dat de soldaten hem naar boven moesten dragen. 36 ‘Weg met hem!’ schreeuwde de mensenmassa.
37 Bovenaan de trappen, vlak voordat hij het fort binnengebracht zou worden, vroeg Paulus de commandant: ‘Mag ik iets zeggen?’ 38 ‘Spreekt u Grieks?’ vroeg de man. ‘Bent u dan niet de Egyptenaar die een tijd geleden een opstand heeft ontketend en met vierduizend misdadigers de woestijn is ingetrokken?’ 39 ‘Nee,’ zei Paulus. ‘Ik ben een Joods burger uit Tarsus, een bekende stad in Cilicië. Ik verzoek u dringend mij toe te staan iets tot het volk te zeggen.’
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.