Revised Common Lectionary (Complementary)
78 Een leerzaam gedicht van Asaf.
Luister mijn volk, naar wat ik u leer.
Luister goed naar wat mijn mond zegt.
2 Ik wil wijze dingen zeggen
en u vertellen wat van oudsher nog een geheim was.
3 Wat wij weten, hebben wij van onze ouders gehoord.
Zij vertelden het ons.
4 Wij vertellen het weer door
aan ons nageslacht, kinderen en kleinkinderen.
Wij vertellen hun
over de grote daden van de Here,
over zijn kracht
en over de wonderen die Hij heeft gedaan.
52 Hij verzamelde zijn volk, zoals men schapen verzamelt.
Als een kudde leidde Hij hen
het land Egypte uit, de woestijn in.
53 Hij bracht de Israëlieten veilig verder
en zij kenden geen angst,
want God had al hun vijanden laten verdrinken.
54 Hij bracht hen naar heilig terrein,
naar de berg die Hij voor Zichzelf had uitgekozen,
de Sinaï.
55 Hij verjoeg de volken die zij tegenkwamen.
Hij gaf Israël hun bezittingen
en liet de twaalf stammen in hun tenten wonen.
56 Maar zij bleven God uitdagen
en waren opstandig tegen God, de Allerhoogste.
Zij hielden zich ook niet aan zijn leefregels.
57 Zij gingen afgoden dienen en werden ontrouw,
zoals eens hun voorouders.
Zij beantwoordden niet aan zijn eisen.
58 Zij tergden Hem met hun afgodenaltaren
en maakten Hem jaloers met hun beeldendienst.
59 God hoorde alles en ontstak in toorn.
Hij steunde het volk niet langer.
60 Hij gaf de tabernakel over in vijandige handen.
Hij verliet hem.
61 Dit sieraad van God kwam in handen van de vijand.
62 Zijn volk kwam terecht in oorlogen,
Hij was boos op zijn volk.
63 De jonge mannen kwamen om
en de schoonheid van de meisjes werd niet meer bezongen.
64 De priesters werden gedood
en de weduwen konden niet meer huilen.
65 Toen werd de Here wakker,
net als een soldaat die van de wijn in slaap gevallen was.
66 Hij sloeg zijn tegenstanders van achteren neer
en versloeg hen smadelijk.
67 Hij kwam niet terug bij de stammen van Jozef.
Efraïm werd niet meer uitgekozen.
68 Hij koos de stam van Juda,
de berg Sion, waarvan Hij zoveel houdt.
69 Daar bouwde Hij zijn nieuwe huis,
het stond er net zo vast als de aarde na de schepping.
70 Zijn knecht David koos Hij uit
en Hij haalde hem weg achter de schapen.
71 Hij hoefde geen schapen meer te weiden, maar nu een volk.
Het volk van Jakob, Israël, werd zijn nieuwe kudde.
72 David weidde het volk met een oprecht hart
en gaf het kundig leiding.
13 Die avond kwam een grote zwerm kwartels uit de lucht en bedekte het kamp en ʼs morgens lag er een laag dauw rond het kamp. 14 Toen de dauw was opgetrokken, bleef er een dunne, schilferachtige laag op de woestijnbodem achter. 15 De Israëlieten vroegen zich verwonderd af wat dat kon zijn. Mozes verklaarde het raadsel: ‘Dit is het brood dat de Here u als voedsel geeft. 16 De Here heeft gezegd dat iedereen het naar behoefte mag verzamelen, neem voor iedere tentgenoot 2,2 liter mee.’
17 De Israëlieten verlieten het kamp en verzamelden het brood. 18 Toen zij het afmaten, bleek dat er precies genoeg was voor iedereen! Wie veel had verzameld, hield niets over, en wie weinig had verzameld, kwam niets tekort. 19 Mozes zei tegen hen: ‘U mag het niet tot de volgende dag bewaren.’ 20 Maar sommigen geloofden hem niet en bewaarden toch een deel tot de volgende dag, maar toen kropen de wormen eruit en het stonk. Mozes werd boos omdat zij niet hadden geluisterd.
21 Iedereen verzamelde elke morgen zoveel als hij nodig had. En wanneer de zon meer kracht kreeg, smolt het weg. 22 Op de zesde dag verzamelden zij twee maal zoveel brood als gewoonlijk: vier viertiende liter per persoon. De leiders van het volk kwamen Mozes echter vragen waarom zij tweemaal zoveel moesten verzamelen. 23 Hij legde het hun uit. ‘Dit heeft de Here mij gezegd: “Morgen is het een rustdag, een heilige sabbat voor de Here, kook of bak zoveel als nodig is en bewaar dat voor de volgende dag.” ’ 24 Zij lieten het eten tot de volgende morgen liggen, zoals Mozes had gezegd, er zaten geen wormen in en het stonk ook niet.
25 Mozes zei verder: ‘Dit is uw eten voor vandaag, want het is de sabbat van de Here en vandaag zal er geen brood op de grond te vinden zijn. 26 Zes dagen kunt u het verzamelen, maar op de zevende dag niet, dan is het een rustdag.’
19 Nu zou iemand kunnen vragen: waarom neemt God het mij dan kwalijk als ik niet doe wat Hij wil? 20 Maar hoe zou een mens zo tegen God durven te spreken? Het maaksel zegt toch ook niet tegen zijn maker: ‘Waarom hebt u mij zo gemaakt?’ 21 Een pottenbakker mag met een stuk klei doen wat hij wil. Hij maakt er een mooie, kostbare vaas van of een gewone pot. 22 Welnu, God wil uiting geven aan zijn toorn en Hij wil laten zien hoe groot zijn kracht is. Daarom heeft Hij lang geduld gehad met de mensen die straf verdienden en de ondergang tegemoet gingen. 23 Waar het Hem om gaat, is dat zijn buitengewone grootheid gezien wordt door de mensen, met wie Hij het goed voor heeft. Hij heeft hen lang van te voren aangewezen en nu ook geroepen. 24 Die mensen zijn wij! Niet alleen Israëlieten, maar mensen uit alle volken. 25 In het boek van de profeet Hosea zegt God immers: ‘Het volk dat niet van Mij was, zal Ik mijn volk noemen. En de mensen die Ik niet liefhad, zal Ik liefhebben. 26 Op de plaats waar gezegd werd dat zij mijn volk niet waren, zullen zij kinderen van de levende God worden genoemd.’ 27 Maar over de Israëlieten riep de profeet Jesaja uit: ‘Al was hun aantal zo talrijk als het zand aan het strand van de zee, toch zal er maar een klein deel van hen overblijven. 28 Want de Here is vast besloten te doen wat Hij zegt, grondig en snel.’ 29 Jesaja had al eerder gezegd: ‘Als de Here van de hemelse legers niet enkelen van ons in leven had gelaten, waren wij vernietigd, net als de inwoners van Sodom en Gomorra.’
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.