Revised Common Lectionary (Complementary)
111 Prijs de Here!
Met mijn hele hart prijs ik de Here
te midden van de gelovigen en in de samenkomsten.
2 Alles wat de Here heeft gemaakt,
is geweldig groot
en wie Hem liefhebben,
zullen daar voortdurend over nadenken.
3 Alles wat Hij doet,
beschrijft zijn macht en heerlijkheid en majesteit.
Hij blijft tot in eeuwigheid de rechtvaardige.
4 Hij wil ook dat wij altijd
zijn wonderen in herinnering houden.
De Here is vol genade en liefdevol meeleven.
5 Wie ontzag voor Hem hebben,
ontvangen voedsel van Hem.
Nooit zal Hij zijn verbond vergeten.
6 Hij toonde zijn volk zijn kracht en grote daden,
door hun het hele land te geven
dat voorheen aan de heidenen toebehoorde.
7 Alles wat Hij doet,
bevat waarheid en rechtvaardigheid.
Elk woord dat Hij beveelt,
is betrouwbaar.
8 Wat Hij zegt,
staat voor eeuwig vast.
Hij doet het ook
en het is altijd getrouw aan de waarheid
en volkomen oprecht.
9 Hij heeft zijn volk bevrijd,
zijn verbond ligt voor eeuwig vast.
Zijn naam is heilig
en alle ontzag waard.
10 Het diepe ontzag voor de Here
is de eerste voorwaarde om ware wijsheid te verkrijgen.
Ieder die ontzag voor de Here heeft,
krijgt van Hem verstand en inzicht.
De eer van de Here
wordt voor eeuwig hoog gehouden.
Waarschuwing tegen afgoderij
13 ‘Als er een profeet onder u is of iemand die zegt de toekomst te kunnen voorspellen door middel van dromen of tekenen en wonderen te kunnen doen, 2 en als zijn voorspellingen uitkomen en hij zegt: “Kom, laten we de goden van de andere volken aanbidden,” 3 luister dan niet naar hem. Want de Here stelt u dan op de proef om te zien of u werkelijk met hart en ziel van Hem houdt. 4 Volg alleen de Here, uw God, en heb ontzag voor Hem, gehoorzaam alleen zijn geboden. Dien alleen Hem en houdt u aan Hem vast. 5 De profeet die heeft geprobeerd u afvallig te maken, moet ter dood worden gebracht, want hij heeft getracht u af te brengen van gehoorzaamheid aan de Here, uw God, die u uit de slavernij in het land Egypte heeft bevrijd. Door hem te doden, doet u het kwaad onder u weg.
28 Toen Jezus aan de andere kant van het meer kwam, in de streek van de Gadarenen, kwamen er twee mannen op Hem af, die beheerst werden door boze geesten. De mannen woonden in graven die in de rotsen waren uitgehouwen, en waren zo gevaarlijk dat niemand bij hen in de buurt durfde te komen. 29 ‘Wat wilt U van ons, Zoon van God?’ schreeuwden zij. ‘Komt U ons nu al kwellen!’ 30 Een eind verderop liep een grote kudde varkens eten te zoeken. 31 ‘Als U ons wegjaagt, stuur ons dan in die varkens,’ smeekten de boze geesten. 32 ‘Goed,’ zei Jezus. ‘Ga!’ De geesten verlieten de twee mannen en gingen in de varkens. Alle varkens stormden de steile helling af en verdronken in het meer. 33 De varkenshoeders vluchtten naar een nabijgelegen stad en vertelden wat er allemaal was gebeurd. Het verhaal over de twee bezetenen bracht grote opschudding teweeg. 34 De hele stad liep uit, naar Jezus toe. Toen zij bij Hem kwamen, vroegen zij Hem dringend weg te gaan.
Jezus roept zijn eerste leerling
9 Jezus stapte weer in een boot en stak over naar Kafarnaüm, waar Hij woonde.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.