Revised Common Lectionary (Complementary)
110 Een psalm van David.
Dit sprak de Here tot mijn Heer:
‘Kom naast Mij zitten, aan mijn rechterhand,
totdat Ik uw vijanden aan u onderworpen heb.’
2 De Here laat u machtig heersen vanuit Sion.
U bent de overwinnaar over al uw tegenstanders.
3 Uw volk volgt u graag
als u het oproept voor de strijd.
Al heel vroeg in de morgen verschijnen
de sterke jongemannen in prachtige kleding.
4 De Here heeft een eed afgelegd
waarvan Hij nimmer spijt krijgt:
‘U bent de eeuwige priester,
zoals ook Melchisedek mijn priester was.’
5 De Here is aan uw rechterzijde
en verlaat u niet.
Op de dag van zijn toorn
vernietigt Hij de koningen van deze aarde.
6 Hij spreekt het vonnis over de ongelovigen uit
en de lijken stapelen zich op.
Hij vernietigt hen, waar zij ook zijn.
7 Onderweg lest Hij zijn dorst bij een beek
en Hij draagt het hoofd fier opgeheven.
20 De wijsheid is niet moeilijk te vinden en wordt als het ware van de daken geschreeuwd.
21 Zij is te horen in de drukte op de straten, op de plaatsen waar mensen samen zijn. Op de toegangswegen van de stad roept zij:
22 ‘Slechte mensen, hoelang blijft u nog prat gaan op uw slechtheid? En spotters, hoelang blijft u genieten van uw eigen sneren? Hoelang blijven dwazen de wijsheid negeren?
23 Laat mijn vermaning een les voor u zijn. Want ik zal u laten zien wat ik wil en wat ik denk. Als verfrissend water stromen mijn woorden u tegemoet.
24 Ik riep, maar u luisterde niet en niemand zag hoe ik mijn hand uitstak.
25 Mijn raad hebt u naast u neergelegd en mijn vermaning wees u van de hand.
26 Daarom zal ik lachen wanneer u valt en de spot met u drijven als u in het nauw zit.
27 Mijn spotgelach zal u in de oren klinken, wanneer uw leven snel en meedogenloos wordt verwoest en u niets anders overblijft dan angst en uitzichtloosheid.
28 Ja, dan zullen ze mij roepen, maar geen antwoord krijgen. Zij zullen hun best doen mij te vinden, maar zonder resultaat.
29 Zij wilden immers niets weten van kennis en inzicht, van eerbiedig ontzag voor de Here?
30 Zij legden mijn adviezen naast zich neer en wezen mijn vermaningen af.
31 Daarom moeten zij de gevolgen dragen en ondervinden wat zij zich op de hals hebben gehaald.
32 Want hun onwil wordt hun dood en hun voorspoed zal bedrieglijk blijken, ook die kan hun val niet voorkomen.
33 Maar wie wel naar mij luistert, hoeft zich nergens zorgen om te maken en hoeft niet bang te zijn voor het kwaad.’
Dichter bij God
4 Maar hoe komt het dan dat u altijd ruzie maakt en vecht? Omdat er slechte verlangens in u zijn die u daartoe aanzetten. 2 U verlangt naar iets dat u niet hebt, u bent tot moord geneigd en jaloers en dat levert u niets op. U bent strijdlustig en oorlogszuchtig. Maar de enige reden dat u niet hebt wat u wilt, is omdat u God er niet om vraagt. 3 Of u bidt Hem er wel om, maar krijgt niets. Wel, dan hebt u het Hem op een verkeerde manier gevraagd. Als u Hem alleen iets voor uw eigen genoegen vraagt, geeft Hij het niet. 4 Bedriegers, weet u niet dat als u vriendschap met de wereld sluit, dit betekent dat u een vijand van God bent? Wie voor de wereld kiest, maakt zichzelf tot vijand van God. 5 Er staat niet voor niets in de Boeken: ‘God wil de geest die Hij in ons liet wonen, helemaal voor Zich alleen hebben.’ 6 Maar Hij geeft ons steeds meer genade. Daarom staat er in de Boeken: ‘God keert Zich tegen de hoogmoedigen, maar Hij is genadig voor wie nederig is.’
7 Onderwerp u dus aan God, maar verzet u tegen de duivel en hij zal van u wegvluchten. 8 Ga dichter naar God toe, dan komt God dichter bij u. Was uw handen, zondaars, u die op twee gedachten hinkt, laat uw hart zuiver voor God zijn. 9 Beklaag uzelf, huil en jammer van ellende. Het lachen moet u vergaan, uw blijdschap moet omslaan in verdriet. 10 Als u beseft dat u klein bent voor de Here, zal Hij u verheffen.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.