Revised Common Lectionary (Complementary)
God kondigt aan dat Hij door zijn dienaar zijn volk en Jeruzalem zal redden
49 Jesaja zegt: Luister naar mij, landen langs de kust. Luister, volken in de verte. De Heer heeft mij geroepen, nog voordat ik geboren werd. Toen gaf Hij mij al mijn naam. 2 Hij beschermde mijn leven. Hij maakte mijn mond zo scherp als een zwaard. Hij maakte van mij een scherpe pijl en stak mij in zijn pijlkoker. 3 Hij zei tegen mij: "Jij bent mijn dienaar, Israël. Door jou zal Ik laten zien hoe geweldig en machtig Ik ben."[a]
4 Maar ik zei: 'Ik heb me voor niets zo moe gemaakt. Ik heb me voor niets zo ingespannen.' Maar de Heer zal voor mij opkomen. Hij zal mij belonen. 5 De Heer heeft mij geboren laten worden om zijn dienaar te zijn. Hij zegt dat ik het volk Israël naar Hem terug zal brengen. Dat ik Israël weer bij Hem zal verzamelen. Maar Israël zal zich niet láten verzamelen. Toch zal de Heer mij eren. Mijn God zal mijn kracht zijn.
6 Verder zei de Heer: "Je bent mijn dienaar. Maar niet alleen om de stammen van Israël weer bij elkaar te brengen. En niet alleen om het overblijfsel van Israël weer terug te brengen. Je zal nog iets veel groters doen. Ik maak je ook tot een licht voor alle volken. Door jou zal Ik alle mensen van de hele aarde redden. 7 Dit zegt de Heer, de Redder van Israël, de Heilige God, tegen zijn dienaar: De mensen zullen niets van je willen weten. Je zal de slaaf zijn van heersers. Maar koningen zullen je zien en van hun troon opstaan om jou te eren. En ze zullen zich vol aanbidding neerbuigen, vol ontzag voor Mij, de trouwe Heer, de Heilige God van Israël, die jou heeft uitgekozen."
Psalm 71
1 Heer, ik vertrouw op U.
Stel me alstublieft nooit teleur.
2 Red mij en bevrijd mij, omdat U rechtvaardig bent.
Hoor mij roepen en red mij.
3 Wees de rots onder mijn voeten,
een burcht waar ik altijd veilig kan wonen.
U zal me redden.
Bij U ben ik veilig, op U kan ik vertrouwen.
4 Mijn God, red me uit de handen van de mensen
die zich niets van U aantrekken.
Red me uit de greep van die schurken.
5 Want ik vertrouw op uw hulp.
Heer, ik vertrouw al mijn hele leven op U.
6 Vanaf de dag dat ik werd geboren
heb ik op U vertrouwd.
Zelfs al vóór mijn geboorte zorgde U voor mij.
Daarom zal ik altijd dankliederen voor U zingen.
7 Heel veel mensen hebben gezien
dat mijn leven één groot wonder is,
doordat ik bij U altijd zo veilig ben als in een burcht.
8 Ik dank U aldoor.
Ik prijs U de hele dag.
9 Laat me niet in de steek nu ik oud ben geworden.
Laat me niet alleen nu ik zwak geworden ben.
10 Want mijn vijanden overleggen met elkaar
hoe ze me kunnen doden.
11 Ze zeggen:
"God heeft hem in de steek gelaten.
We kunnen hem achtervolgen en grijpen,
want niemand zal hem redden."
12 God, laat me niet in de steek!
Mijn God, kom mij gauw helpen!
13 Zorg ervoor dat hun plannen niet slagen.
Zorg dat het slecht met hen afloopt.
Maak dat de mensen die mij willen doden,
voor schut zullen komen te staan.
14 Maar ik blijf op U vertrouwen.
Ik zal U altijd blijven prijzen.
18 De mensen die verloren gaan, vinden het een belachelijk verhaal dat Jezus ons gered heeft door aan het kruis voor ons te sterven. Maar voor ons die gered zijn, is het de kracht van God.
19 Want in de Boeken staat: "Ik zal laten zien dat de wijsheid van wijze en geleerde mensen niets voorstelt. Hun hele manier van denken is maar dwaas." 20 Waar blijven nu de wijzen, de geleerden en de filosofen van deze tijd? Wat zij als ongelovige mensen wijs vinden, vindt God maar dwaas. 21 Want met al hun wijsheid hebben ze Hem niet leren kennen. Daarom besloot God mensen te redden door het 'belachelijke' verhaal van het kruis. Want de mensen die het geloven, worden daardoor gered.
22 Joden willen wonderen zien. Grieken willen wijsheid horen. 23 Maar wij vertellen over een gekruisigde Christus. De Joden willen het niet geloven. De Grieken vinden het belachelijk. 24 Maar voor de mensen die door God zijn geroepen, is Christus de kracht van God en de wijsheid van God. Het maakt niet uit of ze Jood zijn of Griek. 25 Wat de mensen een belachelijk idee vinden van God, is wijzer dan de wijsheid van mensen. En wat de mensen zwak vinden van God, heeft meer kracht dan mensen.
26 Kijk maar eens, broeders en zusters, wat jullie zelf voor mensen waren toen God jullie riep. Niet veel van jullie waren heel wijs of belangrijk op de menselijke manier. 27 Nee, jullie waren maar heel gewone mensen. Want wat de ongelovige mensen belachelijk vinden, gebruikt God juist om te laten zien dat je niets hebt aan de wijsheid van mensen. En wat de ongelovige mensen zwak vinden, gebruikt God juist om te laten zien dat je niets hebt aan wat de mensen sterk vinden. 28 En de dingen die de ongelovige mensen onbelangrijk en waardeloos vinden, gebruikt God juist om te laten zien dat je niets hebt aan de dingen die de mensen zo belangrijk vinden.
29 Zo kan dus niemand bij God over zichzelf opscheppen. 30 Want alles wat we nu zijn, hebben we alleen aan Hem te danken. Want alleen door Jezus Christus hebben we nu Gods wijsheid. En alleen dankzij Hem zijn we vrijgesproken van schuld en zijn we gered. Alleen door Hem horen we nu bij God. 31 Daardoor is het waar wat er in de Boeken staat: "Als iemand zo graag trots wil zijn, laat hij dan trots zijn op de Heer en niet op zichzelf." (lees verder)
Jezus de graankorrel
20 Er waren ook een paar Grieken op weg naar het feest, om God te aanbidden. 21 Ze gingen naar Filippus die uit Betsaïda in Galilea kwam. Ze vroegen hem: "Heer, we zouden Jezus graag willen spreken."[a] 22 Filippus ging het tegen Andreas zeggen. Daarna gingen Andreas en Filippus het samen tegen Jezus zeggen. 23 Maar Jezus zei: "Binnenkort zal te zien zijn hoe machtig de Mensenzoon is. 24 Luister goed! Ik zeg jullie: als een graankorrel niet in de aarde valt en sterft, blijft hij gewoon één enkele graankorrel. Maar als de korrel in de aarde sterft, levert dat een grote oogst op. 25 Iemand die aan zijn leven vasthoudt, raakt het kwijt. Maar als hij niet geeft om zijn leven in deze wereld, zal hij het eeuwige leven krijgen. 26 Als iemand Mij wil dienen, moet hij Mij volgen. En waar Ik ben, zal ook hij zijn als mijn dienaar. Als iemand Mij dient, zal de Vader hem prijzen."
Jezus vertelt over zijn dood
27 Jezus zei: "Ik ben bang en ongerust. Ik weet niet wat Ik moet zeggen. Moet Ik zeggen: 'Vader, red Mij van wat er nu gaat gebeuren'? Maar Ik ben juist gekomen om door te maken wat er nu gebeuren gaat. Vader, laat uw macht zien!" 28 Toen zei een stem uit de hemel: "Ik heb mijn macht laten zien, en zal die nóg een keer laten zien." 29 De grote groep mensen die daar stond en de stem hoorde, zei dat het de donder geweest was. Andere mensen zeiden: "Er heeft een engel tegen Hem gesproken." 30 Jezus antwoordde: "Die stem was er niet voor Mij, maar voor jullie. 31 Nu wordt over de wereld rechtgesproken. Nu zal de heerser van deze wereld veroordeeld en verslagen worden. 32 En als Ik boven de aarde ben opgeheven, zal Ik alle mensen naar Mij toe trekken." 33 Hij zei dit om uit te leggen op welke manier Hij zou sterven. 34 De grote groep mensen zei tegen Hem: "We hebben in de Boeken gelezen dat de Messias voor eeuwig blijft. Waarom zegt U dan dat de Mensenzoon opgeheven gaat worden? Wie is die Mensenzoon?" 35 Jezus antwoordde: "Het licht is nog maar korte tijd bij jullie. Loop zolang het nog licht is, zodat jullie niet door het donker worden verrast. Iemand die in het donker loopt, weet niet waar hij heen gaat. 36 Geloof dus in het licht, zolang het licht bij jullie is. Want dan horen jullie bij het licht." Nadat Jezus dit had gezegd, ging Hij weg en verborg Zich voor de mensen.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016