Revised Common Lectionary (Complementary)
113 Prijs de Here!
Dienaars van de Here,
loof en prijs zijn naam!
2 Laat de naam van de Here
worden geprezen en geëerd,
nu en tot in eeuwigheid.
3 Over de hele aarde
moet de naam van de Here worden geprezen.
4 De Here staat boven alle mensen en volken.
Hoog boven de hemelen troont zijn heerlijkheid.
5 Is iemand te vergelijken met de Here?
Met onze God, die zo onmeetbaar hoog woont?
6 Met onze God, die zo heel laag moet neerzien
om te zien wat in de hemel en op aarde gebeurt?
7 Hij helpt kleine mensen opstaan uit het stof
en armen tilt Hij op uit de modder.
8 Hij laat hen zitten bij de vooraanstaanden uit het volk.
9 Onvruchtbare vrouwen verandert Hij in gelukkige moeders.
Prijs de Here!
Andere wetten
23 ‘U mag geen valse geruchten verspreiden. Help een schuldige niet door als getuige iets te verklaren, waarvan u weet dat het niet waar is. 2,3 Als alle mensen het slechte pad opgaan, moet u zich niet bij hen voegen. Doe dat ook niet als u in een rechtszaak moet getuigen, want dan doet u het recht geweld aan. Getuig ook niet in het voordeel van iemand, alleen omdat hij arm is.
4 Als u ergens een verdwaald rund of een verdwaalde ezel van uw vijand ziet lopen, breng het dier dan terug bij zijn eigenaar. 5 Als u ziet dat de ezel van uw vijand onder een zware lading is bezweken, laat die man dan niet in zijn eentje zwoegen, maar help hem de vracht af te laden en de ezel weer overeind te krijgen.
6 U mag iemand in een rechtszaak niet benadelen, omdat hij arm is. 7 Werk nooit mee aan een valse beschuldiging van iemand, laat nooit een onschuldige ter dood veroordelen, want Ik weet precies wie wel en wie niet schuldig is. 8 Neem geen steekpenningen aan, want steekpenningen staan een eerlijk oordeel in de weg en kunnen een onschuldige benadelen. 9 Buit vreemdelingen niet uit, want u weet wat het is om vreemdeling te zijn, omdat u zelf vreemdelingen in Egypte bent geweest.
Alle mensen hebben gezondigd
3 Is het dan niet belangrijk om Jood te zijn? Wat heeft de besnijdenis dan voor nut? 2 Veel! In alle opzichten! Het belangrijkste is dat God Zich juist aan de Joden heeft bekendgemaakt en hun zijn woorden heeft toevertrouwd. 3 Als sommigen van hen ontrouw zijn geweest, zal God daardoor dan ook ontrouw worden? 4 Nee! Ieder mens mag dan een leugenaar zijn, God is het niet, Hij spreekt altijd de waarheid. Er staat immers in de Psalmen: ‘Here, uw uitspraken zijn altijd rechtvaardig. U wint al uw rechtszaken.’ 5 Maar als onze onrechtvaardigheid de rechtvaardigheid van God bevestigt, hebben wij dán recht van spreken? Is God dus onrechtvaardig als Hij ons oordeelt? Dat is natuurlijk een menselijke gedachte! 6 Nee, God is niet onrechtvaardig! Anders zou Hij toch geen rechter van de wereld kunnen zijn.
7 Maar als God meer eer ontvangt door mijn oneerlijkheid—omdat die zo schril afsteekt tegen de waarheid van God—waarom word ik dan nog als zondaar veroordeeld? 8 Sommigen laten ons zeggen: doe het kwade dan maar, opdat het goede daaruit voortkomt. Deze mensen verdienen het oordeel.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.