Revised Common Lectionary (Complementary)
1 Gelukkig is de mens
die in de wandeling niet luistert
naar de raad van slechte mensen,
die niet blijft stilstaan
op de weg van de zondaars
en vermijdt te zitten
bij hen die met God spotten.
2 Integendeel, het is voor hem een vreugde
te doen wat de Here van hem vraagt,
dag en nacht is hij bezig met zijn woord.
3 Hij lijkt op een boom
die aan de oever van een beek staat.
Wanneer het jaargetijde ervoor aanbreekt,
draagt hij volop vrucht
en zijn bladeren verwelken niet.
Alles wat deze mens onderneemt,
is een succes.
4 Bij de zondaars ligt het echter anders!
Die waaien uiteen als het kaf in de wind.
5 Op de dag van het oordeel
zullen zij niet veilig zijn,
zij kunnen dan immers niet standhouden
te midden van Gods trouwe volgelingen!
6 Want de Here
leidt de wegen van zijn volgelingen,
terwijl de weg van de goddelozen
rechtstreeks naar de afgrond voert.
10 ‘Dit is de waarheid: u zult zeventig jaar in Babel blijven. Maar daarna zal Ik komen en alle goede dingen voor u doen die Ik heb beloofd en u weer naar uw vaderland terugbrengen. 11 Want Ik weet welke plannen Ik voor u heb,’ zegt de Here. ‘Met deze plannen heb Ik uw geluk voor ogen, niet uw ongeluk. Ik wil u weer een toekomst en nieuwe hoop geven. 12 Als u tot Mij bidt, zal Ik luisteren. 13 U zult Mij vinden als u Mij zoekt en het oprecht van Mij verwacht. 14 Ja,’ zegt de Here, ‘Ik zal Mij door u laten vinden en een einde maken aan uw slavernij. Ik zal u bijeenbrengen uit de plaatsen waarheen Ik u heb gestuurd en u daarna weer terugbrengen naar uw vaderland.
15 U kunt wel zeggen dat de Here u ook in Babel profeten heeft gezonden. 16 Maar nu zal Ik oorlog, hongersnood en ziekten laten komen over de mensen die hier in Jeruzalem zijn achtergebleven, over uw familieleden die niet naar Babel zijn verbannen en over de koning die op Davids troon zit. 17 Ik zal hen maken tot rotte, oneetbare vijgen. 18 Ik zal hen achtervolgen met het zwaard, de honger en met ziekten. Onder de volken waar Ik hen plaats, zullen zij vervloekt, verwenst en bespot worden. 19 Ik stuurde mijn profeten keer op keer, maar zij wilden niet luisteren toen Ik tegen hen sprak,’ zegt de Here. ‘En ook u, degenen die Ik verbannen heb, hebt niet willen luisteren.’
13 Wees op uw hoede, houd stand in het geloof, wees moedig en sterk. 14 Wat u ook doet, doe het uit liefde. 15 U kent Stefanas en zijn gezin wel. Zij waren de eersten in Achaje die gelovig werden en zetten zich volledig voor hun medegelovigen in. 16 Ik wil graag dat u zich door hen laat leiden en door allen die zich voor u inspannen.
17 Ik ben heel blij dat Stefanas, Fortunatas en Achaïcus hier zijn gekomen. Nu mis ik u niet meer zo erg. 18 Zij hebben mij gerustgesteld en bemoedigd en u ook, natuurlijk. U moet zulke mannen waarderen.
19 Alle gemeenten in Asia groeten u. Ook van Aquila en Prisca en de gemeente die in hun huis samenkomt, wil ik de hartelijke, christelijke groeten overbrengen. 20 Alle broeders en zusters groeten u. Groet elkaar broederlijk, warm en hartelijk.
21 De laatste groet schrijf ik zelf. 22 Als iemand de Here niet liefheeft, is hij vervloekt. De Here Jezus komt terug! 23 Ik wens u de genade van de Here Jezus toe. 24 Mijn hart gaat uit naar u allen die bij Christus Jezus horen.
Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.