Revised Common Lectionary (Complementary)
Regels om heilig te leven
19 De Heer zei tegen Mozes: 2 "Zeg tegen de Israëlieten: Leef heilig, want Ik, jullie Heer God, ben heilig.
15 Jullie rechters moeten rechtvaardig zijn. Ze mogen arme mensen niet voortrekken, maar rijke mensen ook niet. Ze moeten over iedereen op een rechtvaardige manier rechtspreken.
16 Jullie mogen geen praatjes rondstrooien over andere mensen en het leven van andere mensen niet bedreigen. Ik ben de Heer.
17 Jullie mogen elkaar niet haten. Als iemand verkeerd doet, moeten jullie hem openlijk bestraffen en ervoor zorgen dat het weer goed komt. Jullie mogen hem niet zijn gang laten gaan. 18 Jullie mogen niet zelf wraak nemen en niemand van je volk haten. Maar jullie moeten van de andere mensen net zo veel houden als van jezelf. Ik ben de Heer.
Psalm 1
1 Het is heerlijk
als je niet luistert naar de raad van mensen die zich niets van God aantrekken,
als je niet omgaat met slechte mensen,
als je niet meedoet met mensen die lachen om God.
2 Het is heerlijk als je geniet van Gods wet,
en daar dag en nacht over nadenkt.
3 Want daardoor zul je lijken op een boom die aan het water is geplant,
waar vruchten aan groeien als het daar de tijd voor is
en waarvan de bladeren nooit verdrogen.
Je zal succes hebben bij alles wat je doet.
4 Maar zo gaat het niet met de mensen die zich niets van God aantrekken.
Zij zullen lijken op stof dat door de wind wordt weggeblazen.
5 Als God komt rechtspreken over de mensen,
blijft er niets van hen over.
De slechte mensen worden dan gescheiden
van de mensen die leven zoals God het wil.
6 De Heer leidt het leven van de mensen die leven zoals Hij het wil.
Maar met de mensen die zich niets van Hem aantrekken,
loopt het uiteindelijk slecht af.
Paulus' vorige bezoek aan Tessalonika
2 En jullie weten zelf wel, broeders en zusters, dat we niet voor niets bij jullie zijn geweest. 2 Jullie weten hoe we daarvóór in Filippi beledigd en mishandeld waren.[a] Maar toch kregen we van God het geloof en de moed om jullie het goede nieuws van God te brengen. Ook al kwamen wijzelf daardoor weer in grote moeilijkheden. 3 We vertelden jullie het goede nieuws niet met oneerlijke bedoelingen. Ook was het geen slimme manier om te proberen rijk van jullie te worden. 4 Nee, we brachten het goede nieuws omdat God ons die taak heeft gegeven. We vertellen de mensen geen dingen die ze graag willen horen, om hen te plezieren. Maar we zeggen wat God wil dat we zeggen. Want we willen alleen Hém plezieren. En Hij weet wat er werkelijk in ons hart is.
5 Zoals jullie weten, hebben we nooit de mensen lopen vleien, of geprobeerd om rijk van jullie te worden. God weet dat dat waar is! 6 Ook was het niet onze bedoeling dat jullie of andere mensen ons zouden bewonderen. We hadden als boodschappers van Christus van jullie kunnen eisen dat jullie ons met respect en ontzag zouden behandelen. 7 Maar dat hebben we niet gedaan. Nee, we zijn voor jullie net zo vriendelijk en zorgzaam geweest als een moeder voor haar kinderen. 8 We houden zóveel van jullie, dat we niet alleen bereid waren om jullie het goede nieuws van God te brengen. Nee, we hadden zelfs ons eigen leven voor jullie over. Want we zijn veel van jullie gaan houden.
De belangrijkste leefregel uit de wet van Mozes
34 De Farizeeërs hoorden dat de Sadduceeërs Jezus hierop geen antwoord hadden weten te geven. Daarom bedachten ze een nieuwe strikvraag. 35 Eén van hen, een wetgeleerde, ging naar Hem toe en vroeg Hem: 36 "Meester, wat is de belangrijkste wet in de wet van Mozes?" 37 Hij zei tegen hen: "Deze: 'Houd van je Heer God met je hele hart, met je hele ziel en met je hele verstand.' 38 Dat is de eerste en belangrijkste wet. 39 De tweede, die net zo belangrijk is, is deze: 'Houd net zoveel van je broeders als van jezelf.'[a] 40 De hele wet van Mozes en de boeken van de profeten gaan over deze twee wetten."
De Zoon van David
41 Terwijl de Farizeeërs zo om Jezus heen stonden, vroeg Jezus hen: 42 "Wat denken jullie van de Messias?[b] Van wie is Hij volgens jullie de zoon?" Ze zeiden tegen Hem: "Van koning David." 43 Toen zei Jezus: "Hoe kan het dan dat David Hem door de Heilige Geest 'Heer' noemt? Hij zegt namelijk in één van de Psalmen: 44 'De Heer heeft tegen mijn Heer gezegd: 'Kom naast Mij zitten, totdat Ik al uw vijanden helemaal verslagen heb.' 45 David noemt Hem 'Heer'. Hoe kan Hij dan zijn zoon zijn?" 46 Daar wist niemand iets op te antwoorden. Vanaf die dag durfde niemand Hem nog iets te vragen.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016