Revised Common Lectionary (Complementary)
Psalm 141
1 Een lied van David.
Heer, ik roep U om hulp. Kom toch gauw!
Luister naar mij als ik U om hulp roep!
2 Ontvang mijn gebed als een wierook-offer.
Mijn opgeheven handen zijn het avond-offer.
3 Heer, zet een bewaker bij mijn mond,
die de deur van mijn lippen bewaakt.
4 Houd mij weg van het kwaad.
Laat me niet meedoen met slechte mensen,
ook al is de verleiding soms nog zo groot.
5 Als een rechtvaardig mens mij straft,
dan doet hij dat uit liefde.
Als slechte mensen me kwaad doen,
zal ik voor hen bidden.
6 Als hun leiders de doodstraf krijgen
en van de rotsen worden gegooid,
zal ik nog goede dingen over hen zeggen.[a]
7 We staan op de rand van de dood:
het is alsof onze botten al overal verspreid liggen,
zoals kluiten aarde op de akker
nadat de boeren het land hebben omgeploegd.
8 Maar ik kijk naar U uit, Heer, en vertrouw op U.
Laat me niet sterven.
9 Bescherm me tegen elke val
die slechte mensen voor mij hebben opgezet.
10 Laat hen in hun eigen valkuil vallen,
maar laat mij ontsnappen.
De Heer komt de tempel binnen
43 Toen bracht hij mij terug naar de poort aan de oostkant. 2 Daar zag ik plotseling de stralende aanwezigheid van de God van Israël uit het oosten komen. Ik hoorde een geluid dat klonk als de zee. De wijde omgeving werd verlicht door zijn aanwezigheid. 3 Wat ik zag leek op wat ik gezien had toen ik Jeruzalem kwam vernietigen en op wat ik had gezien bij de rivier de Kebar.[a] Ik viel languit op de grond. 4 En de stralende aanwezigheid van de Heer ging door de poort aan de oostkant de tempel binnen. 5 De Geest tilde mij op en nam mij mee naar het binnenplein. Daar zag ik hoe de stralende aanwezigheid van de Heer het hele tempelhuis vulde. 6 Toen hoorde ik Hem vanuit het tempelhuis tegen mij zeggen, terwijl de man naast mij stond: 7 "Mensenzoon, hier staat mijn troon. Dit is de plaats waar Ik woon. Ik zal hier voor eeuwig bij de Israëlieten wonen. Het volk Israël zal Mij nooit meer beledigen door afgoden te aanbidden of door hun gestorven koningen hier te begraven. 8 Ze hebben Mij heel kwaad gemaakt door hun paleis tegen mijn huis aan te bouwen, met alleen maar een muur tussen hen en Mij in. Ze zullen Mij niet meer beledigen met alle walgelijke dingen waarvoor Ik hen in mijn woede heb vernietigd. 9 Voortaan zullen ze geen afgoden meer hebben en hun gestorven koningen niet meer hier begraven. Daardoor kan Ik voor eeuwig bij hen blijven wonen.
10 Mensenzoon, vertel het volk Israël over deze tempel. Dan zullen ze zich schamen over de slechte dingen die ze hebben gedaan. En laten ze dan het meten van het ontwerp afmaken.[b] 11 En wanneer ze zich schamen over alles wat ze hebben gedaan, vertel hun dan hoe deze tempel er uitziet en hoe hij is ingericht. Vertel over de poorten, alle vormen en al mijn bevelen. Schrijf alles voor hen op, zodat ze alles precies zullen weten en precies zullen doen.
12 Dit is de wet voor de tempel: de hele top van de berg zal aan alle kanten helemaal voor Mij zijn. Hij is allerheiligst. Dat is de wet voor de tempel.
37 Jeruzalem, Jeruzalem! Jij vermoordt de profeten. Je gooit met stenen de mensen dood die naar jou zijn toe gestuurd. Ik heb zó vaak je bewoners bij Mij willen verzamelen, zoals een kip haar kuikens onder haar vleugels verzamelt. Maar je wilde nooit. 38 Daarom zal je huis leeg komen te staan. 39 Want Ik zeg je: je zal Mij vanaf nu niet meer zien, totdat je zegt: 'Gods zegen op Hem die door de Heer is gestuurd!' "
Jezus vertelt wat er in de toekomst gaat gebeuren
24 Jezus vertrok uit de tempel. Zijn leerlingen zeiden Hem hoe mooi ze de gebouwen van de tempel vonden. 2 Hij antwoordde: "Kijk nog maar eens goed. Geloof Mij, er zal geen steen van op de andere blijven staan. Alles zal tot de grond worden afgebroken."
3 Ze gingen op de Olijfberg zitten. Zijn leerlingen kwamen Hem vragen: "Wanneer zal dat gebeuren? En waaraan kunnen we zien wanneer U komt en het einde van de wereld eraan komt?" 4 Jezus antwoordde: "Let goed op dat jullie je door niemand laten bedriegen. 5 Want heel veel mensen zullen beweren dat ze Mij zijn. Ze zullen zeggen: 'Ik ben de Messias.' En heel veel mensen zullen dat geloven. 6 Ook zullen jullie horen over oorlogen en over berichten van oorlogen. Maar laat je daardoor niet bang maken. Die dingen moeten gebeuren. Maar het is nog niet het einde. 7 Want allerlei landen en volken zullen met elkaar oorlog voeren. En er zullen op allerlei plaatsen hongersnoden, gevaarlijke ziekten en aardbevingen zijn. 8 Maar dat is pas het begin van het einde.
9 Dan zullen de mensen jullie gevangen nemen, mishandelen en doden. Iedereen zal jullie haten omdat jullie in Mij geloven. 10 Veel mensen zullen hun geloof verliezen. Ze zullen elkaar verraden en elkaar haten. 11 Er zullen allerlei mensen komen die beweren dat ze mijn profeten zijn. Ze zullen zeggen dat ze namens Mij spreken, terwijl dat helemaal niet zo is. Ze zullen daarmee heel veel mensen bedriegen. 12 En de mensen zullen zich steeds minder van God aantrekken. Daardoor zullen ze ook steeds minder liefde voor elkaar hebben. 13 Maar de mensen die volhouden tot het einde, zullen worden gered. 14 En het goede nieuws van het Koninkrijk moet aan de hele wereld worden verteld. Alle volken moeten weten wat Ik heb gedaan. Pas dan zal het einde komen.
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016