Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

Revised Common Lectionary (Complementary)

Daily Bible readings that follow the church liturgical year, with thematically matched Old and New Testament readings.
Duration: 1245 days
BasisBijbel (BB)
Version
Psalmen 109:21-31

21 Maar Heer, kom alstublieft voor mij op
vanwege uw eigen eer.
Red mij, omdat U goed en liefdevol bent.
22 Want ik ben er ellendig aan toe.
Ik ben diep bedroefd.
23 Mijn leven is niets meer waard.
Ik word vertrapt als een worm.
24 Ik ben zwak doordat ik al heel lang niet heb gegeten.
Ik ben vel over been geworden.
25 Daarom lachen ze me uit.
Als ze me zien, schudden ze spottend hun hoofd.

26 Help me, mijn Heer God.
Red me, omdat U goed bent.
27 Dan zullen ze toegeven
dat U het bent die mij gered heeft.
28 Ze vervloeken me nu wel,
maar U zal mij zegenen en goed voor mij zijn.
Ze vallen me nu wel aan,
maar U zal hen voor schut zetten.
En ik zal daar blij over zijn!
29 Zorg ervoor dat mijn vijanden
heel erg voor schut zullen komen te staan.
Bedek hen met schande als met een deken.
30 Ik zal de Heer luid prijzen.
Ik zal Hem danken en voor Hem zingen in een grote groep.
31 Want Hij komt op voor de mensen in nood.
Hij redt hen van de mensen die hen beschuldigen en veroordelen.

Ezechiël 20:1-17

Wat de Israëlieten kunnen leren van het verleden

20 In het zevende jaar dat we als gevangenen in Babylonië woonden, kwam op de tiende dag van de vijfde maand een aantal van de leiders van Israël naar mij toe. Ze wilden dat ik voor hen aan de Heer om raad zou vragen. Ze gingen vóór mij op de grond zitten. Toen zei de Heer tegen mij: "Mensenzoon, zeg tegen de leiders van Israël: 'Dit zegt de Heer: Zijn jullie gekomen om Mij om raad te vragen? Ik zweer bij Mijzelf, dat Ik jullie geen raad zal geven.' Mensenzoon, wil jij oordelen? Wil jij over hen oordelen? Vertel hun dan wat voor vreselijke dingen hun voorouders hebben gedaan. Zeg tegen hen: Dit zegt de Heer: Op de dag dat Ik het volk Israël uitkoos, zwoer Ik hun een eed. Ik maakte Mij aan hen bekend toen ze in Egypte leefden. Ik zwoer hun: Ik ben jullie Heer God. Die dag zwoer Ik hun dat Ik hen uit Egypte zou bevrijden. Ik zwoer dat Ik hen naar een land zou brengen dat Ik voor hen had uitgezocht. Een prachtig en vruchtbaar land, het mooiste land op aarde. En Ik zei tegen hen dat ze al hun walgelijke Egyptische godenbeelden moesten wegdoen. Want Ík was hun Heer God.

Maar ze waren koppig en ongehoorzaam. Ze wilden Mij niet gehoorzamen. Ze stopten niet met het doen van walgelijke dingen. En ze hielden niet op met het aanbidden van die walgelijke Egyptische goden. Daarom had Ik hen eigenlijk al in Egypte willen straffen. Maar dat heb Ik niet gedaan, vanwege mijn eigen eer. Want Ik wilde de andere volken laten zien dat Ik de Israëlieten inderdaad uit Egypte zou bevrijden, zoals Ik had beloofd. Ik wilde dat ze zouden weten dat IK BEN[a] wie Ik zeg dat Ik ben en dat Ik Mij aan mijn woord houd.

10 Ik bevrijdde hen uit Egypte en bracht hen in de woestijn. 11 Daar gaf Ik hun mijn wetten en leefregels – wie zich daaraan houdt, zal daardoor leven. 12 Ook gaf Ik hun de heilige rustdagen en mijn feesten. Daardoor zouden ze onthouden dat ze mijn volk waren. 13 Maar ze waren in de woestijn ongehoorzaam aan Mij. Ze hielden zich niet aan mijn wetten en leefregels – wie zich daaraan houdt, zal daardoor leven. Ze hielden zich ook niet aan mijn heilige rustdagen en mijn feesten. Daarom wilde Ik hen toen eigenlijk voor straf in de woestijn vernietigen. 14 Maar dat heb Ik niet gedaan, vanwege mijn eigen eer. Ik wilde dat de volken zouden zien dat IK BEN wie Ik zeg dat Ik ben. Ik wilde niet dat ze zouden denken dat Ik niet doe wat Ik heb beloofd. Want ze hadden gezien hoe Ik mijn volk uit Egypte had gered. 15 Daarom doodde Ik het volk niet. Maar Ik zwoer hun dat Ik hen niet naar het beloofde land zou brengen, naar dat prachtige, vruchtbare land, het mooiste land op aarde. 16 Want ze hielden zich niet aan mijn wetten en leefregels en niet aan mijn heilige rustdagen en mijn feesten. Ze vertrouwden liever op hun afgoden. 17 Maar Ik had medelijden met hen. Daarom vernietigde Ik hen niet. Ik maakte geen einde aan hen in de woestijn.

Hebreeën 3:7-4:11

Vergelijking met het volk van Israël in de woestijn

Daarom waarschuwt de Heilige Geest jullie. Hij zegt: "Als jullie Mij vandaag horen spreken, wees dan niet koppig en ongehoorzaam, zoals de Israëlieten in de woestijn. Want zij maakten Mij daar boos met hun koppigheid en ongehoorzaamheid. Jullie voorouders daagden Mij daar uit. Ze zagen 40 jaar lang wat Ik allemaal voor wonderen voor hen deed. Maar steeds stelden ze mijn geduld op de proef.[a] 10 Daarom was Ik boos op hen. En Ik heb tegen hen gezegd: 'Ze lopen aldoor bij Mij weg. Ze willen nooit doen wat Ik zeg, ook al hebben ze alles gezien wat Ik voor hen heb gedaan.' 11 Daarom heb Ik in mijn boosheid gezworen: 'Zij zullen nooit de rust binnengaan die Ik hun had willen geven.' "

12 Let er dus op, broeders en zusters, dat niemand van jullie besluit om de levende God niet langer te gehoorzamen. Want zo iemand is koppig en ongelovig. 13 Moedig elkaar elke dag aan om God te gehoorzamen, zolang er nog dagen zijn. Dan zal niemand zich door het kwaad laten opstoken om koppig en ongehoorzaam te worden. 14 Want wij hebben Christus gekregen. Tenminste, als we tot het einde toe ons geloof vasthouden.

15 Er wordt dus gezegd: "Als jullie Mij vandaag horen spreken, wees dan niet koppig en ongehoorzaam, zoals de Israëlieten toen ze Mij boos maakten." 16 Wie waren dan die mensen die God boos maakten toen ze Hem hadden horen spreken? Dat waren al die mensen die met Mozes uit Egypte waren vertrokken. 17 En aan wie heeft God zich 40 jaar lang geërgerd? Aan de mensen die God niet hadden willen gehoorzamen. Daardoor stierven ze en lagen hun lijken in de woestijn. 18 En aan wie zwoer God dat zij niet de rust zouden binnengaan die Hij hun had willen geven? Aan de mensen die Hem ongehoorzaam waren geweest. 19 We zien dus dat ze door hun ongeloof Gods rust niet konden binnengaan.

De rust die God geeft

Zorg er dus voor dat jullie wél die rust binnengaan. Zorg ervoor dat het niet lijkt alsof jullie achterblijven. Want de belofte dat we in Gods rust kunnen binnengaan, bestaat nog steeds. Het zit namelijk zo: Eerst is het goede nieuws aan hén verteld. Maar ze hebben er niets aan gehad, omdat ze het niet geloofden. Nu is het goede nieuws ook aan óns verteld. Maar wíj hebben het geloofd, en daarom gaan wij die rust wél binnen. Want tegen hen die níet geloofden, heeft God gezegd: "Daarom heb Ik in mijn boosheid gezworen: 'Nooit zullen zij mijn rust binnengaan.' " En toch ligt zijn plan om hun die rust te geven al klaar vanaf het moment dat Hij de aarde maakte. Want God heeft ergens van de zevende dag gezegd: "God rustte op de zevende dag van al zijn werk." Maar ergens anders: "Zíj zullen nooit mijn rust binnengaan." Toch zijn er dus mensen die wél die rust kunnen binnengaan. Want dat is wat God had beloofd. Maar de mensen die het goede nieuws het eerst hebben gehoord, zijn die rust niet binnen gegaan. En dat kwam door hun ongehoorzaamheid.

Daarom geeft God de mensen een nieuwe kans. En Hij geeft die kans vandaag. Want veel later zegt Hij door David in de Psalmen, zoals hierboven staat: "Als jullie Mij vandaag horen spreken, wees dan niet koppig en ongehoorzaam." Jozua heeft hen kennelijk niet in Gods rust binnengebracht.[b] Want dan zou God later niet hebben gezegd dat 'vandaag' de tijd is gekomen om Gods rust binnen te gaan. Er bestaat dus nog steeds een belofte van rust voor het volk van God. 10 Want wie Gods rust is binnen gegaan, rust zelf ook van zijn werk, net zoals God rustte van zijn werk. 11 We moeten dus goed ons best doen om die rust binnen te gaan. Want als we ongehoorzaam zijn, zullen we die rust mislopen. Net zoals het volk Israël die rust misliep door zijn ongehoorzaamheid.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016