Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

Revised Common Lectionary (Complementary)

Daily Bible readings that follow the church liturgical year, with thematically matched Old and New Testament readings.
Duration: 1245 days
BasisBijbel (BB)
Version
Psalmen 140

Psalm 140

Een lied van David. Voor de leider van het koor.

Red me, Heer, van de slechte mensen.
Bescherm me tegen mensen die geweld gebruiken,
die altijd slechte dingen van plan zijn
en de hele dag ruzie zoeken.
Hun tong is zo scherp als die van een slang.
Hun woorden lijken wel vergif.
Bescherm mij, Heer, tegen de mensen die zich niets van U aantrekken.
Bescherm mij tegen hun geweld.
Ze proberen mij ten val te brengen.
Ze zetten allerlei vallen voor me op
en hopen dat ik er in zal lopen.

Maar U bent mijn God en ik vertrouw op U.
Heer, luister hoe ik U om hulp smeek.
Heer, uw kracht zal me redden.
U beschermt me in de strijd.
Heer, red me van mijn vijanden.
Laat hun plannen mislukken,
zodat ze zich niet zullen verheugen.
10 Zorg dat hunzelf overkomt
wat ze mij willen aandoen.
11 Laat het gloeiende kolen op hen regenen.
Laat hen in het vuur vallen,
of in een diepe kuil waar ze nooit meer uit komen.
12 Vernietig de mensen die leugens over anderen rondvertellen.
Verjaag hen die geweld gebruiken,
totdat er niets meer van hen over is.

13 Ik weet dat de Heer opkomt voor de arme en verdrukte mensen.
Hij is een rechtvaardige Rechter.
14 De mensen die leven zoals U het wil, zullen U prijzen.
Ze zullen dicht bij U mogen wonen.

Genesis 24:34-41

34 Toen zei de man: "Ik ben een knecht van Abraham. 35 De Heer is heel erg goed geweest voor mijn heer, zodat hij rijk is geworden. De Heer heeft hem schapen, geiten en koeien gegeven, zilver en goud, slaven en slavinnen, kamelen en ezels. 36 En Sara, de vrouw van mijn heer, heeft een zoon gekregen toen ze al oud was. Alles wat Abraham bezit, heeft hij aan zijn zoon gegeven. 37 Nu heeft mijn heer mij laten zweren: 'Je mag voor mijn zoon geen vrouw uitzoeken uit de meisjes van het volk Kanaän waar ik woon. 38 Maar je moet naar mijn eigen land gaan en bij mijn eigen familie een vrouw voor mijn zoon uitzoeken.' 39 Ik zei tegen mijn heer: 'Misschien wil die vrouw niet met mij meegaan naar dit land.' 40 Maar hij zei tegen mij: 'De Heer, die ik altijd heb gediend, zal zijn Engel met je mee sturen. Hij zal ervoor zorgen dat je slaagt. Je zal voor mijn zoon een vrouw vinden uit mijn eigen familie, de familie van mijn vader. 41 Alleen als zij je de vrouw niet willen meegeven, hoef je je niet meer te houden aan de eed die je mij gezworen hebt.'

Genesis 24:50-67

50 Toen antwoordden Laban en Betuël: "De Heer heeft ervoor gezorgd dat het zo is gegaan. Wij mogen daar niets aan veranderen. 51 Daar is Rebekka. Neem haar mee en laat haar trouwen met de zoon van je heer, zoals de Heer heeft gezegd." 52 Toen de knecht dit antwoord hoorde, knielde hij voor de Heer en boog zich diep. 53 Daarna haalde hij zilveren en gouden sieraden tevoorschijn en gaf die aan Rebekka. Ook gaf hij haar mooie kleren. Ook haar broer en haar moeder kregen dure geschenken.[a]

Izaäk trouwt met Rebekka

54 Daarna aten en dronken ze samen, met de mannen die met hem waren meegekomen. En ze bleven daar die nacht. Toen ze 's morgens opstonden, zei hij: "Ik wil graag gelijk teruggaan naar mijn heer." 55 Maar de broer en de moeder van Rebekka zeiden: "Laat het meisje nog een dag of tien bij ons blijven en ga dan pas naar huis." 56 Maar hij zei tegen hen: "De Heer heeft ervoor gezorgd dat ik kon slagen. Houd mij nu dus niet tegen. Laat mij alsjeblieft gelijk teruggaan naar mijn heer." 57 Toen zeiden ze: "We zullen het meisje vragen wat ze zelf wil." 58 Ze riepen Rebekka en vroegen haar: "Wil je met deze man meegaan?" En ze zei: "Ja." 59 Toen lieten ze hun zus Rebekka en haar verzorgster vertrekken met Abrahams knecht en zijn mannen. 60 Ze zegenden Rebekka en zeiden tegen haar: "We wensen je toe dat je de moeder van miljoenen mensen zal worden en dat zij de steden van hun vijanden zullen veroveren." 61 Toen maakte Rebekka zich met haar slavinnen klaar en ze vertrokken op de kamelen, met de man mee. Zo nam de knecht Rebekka mee en ging naar huis terug.

62 Izaäk was intussen bij de put Lachai-Roï in het Zuiderland gaan wonen. 63 Op een keer ging hij tegen de avond naar buiten om te bidden in het veld. Toen hij opkeek, zag hij de kamelen aankomen. 64 Toen Rebekka Izaäk zag, liet ze zich snel van haar kameel af glijden. 65 Ze vroeg aan de knecht: "Wie is die man die daar in het veld naar ons toe komt?" Hij antwoordde: "Dat is mijn heer." Toen sloeg ze haar sluier voor haar gezicht. 66 De knecht vertelde Izaäk wat er allemaal gebeurd was. 67 Izaäk bracht haar in de tent die van zijn moeder Sara was geweest. Hij trouwde met Rebekka en hield veel van haar. Zo werd Izaäk getroost na de dood van zijn moeder.

1 Johannes 2:7-11

Lieve broeders en zusters, wat ik jullie schrijf is niet nieuw. Het is een oud bevel, dat jullie al vanaf het begin hebben gekregen. Het is het woord dat jullie vanaf het begin hebben gehoord. Toch is het ook een nieuw bevel, want het is nu in Hem en in jullie werkelijkheid geworden. Want het licht van God schijnt nu in jullie hart. Daardoor zal elke duisternis verdwijnen. Als je zegt dat je in het licht leeft, maar een hekel hebt aan een broeder of zuster, dan leef je nog steeds in het donker. 10 Maar als je van je broeders en zusters houdt, leef je in het licht. Dan zul je nergens over struikelen en niet vallen. 11 Maar als je een hekel hebt aan een broeder of zuster, leef je in het donker. Dan weet je niet waar je heengaat, want in het donker kun je niets zien. Daardoor zul je struikelen en vallen.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016