Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

Revised Common Lectionary (Complementary)

Daily Bible readings that follow the church liturgical year, with thematically matched Old and New Testament readings.
Duration: 1245 days
BasisBijbel (BB)
Version
Psalmen 68:1-10

Psalm 68

Een lied van David. Voor de leider van het koor.

Als God komt, slaan zijn vijanden op de vlucht.
Ze vluchten voor Hem uit.
Ze worden weggeblazen als rook,
smelten weg als bijenwas bij het vuur.
Er blijft niets van hen over.
Maar de mensen die leven zoals Hij het wil, zijn blij.
Ze zullen voor Hem zingen en juichen.
Zing voor God, zing dankliederen voor Hem.
Maak de weg vrij voor Hem die over de vlakten rijdt.
Zijn naam is Heer. Juich blij voor Hem.
Hij is een Vader voor de weeskinderen.
Hij komt op voor de weduwen.
Hij is God in zijn heilige huis.
Aan eenzame mensen geeft Hij een gezin.
Gevangenen bevrijdt Hij.
Maar mensen die Hem ongehoorzaam zijn,
laat Hij wonen in een dor land.

God, toen U vóór uw volk uittrok,
dwars door de woestijn,
beefde de aarde
en stroomde de regen uit de hemel
van ontzag voor God.
Zelfs de berg Sinaï beefde
van ontzag voor God, de God van Israël.
10 U stortte een stroom van goede dingen uit over uw volk,
toen uw volk uitgeput was.
U maakte hen weer sterk.

Psalmen 68:19-20

19 U steeg op naar de hemel.
U bevrijdde de krijgsgevangenen.
U nam geschenken om uit te delen aan de mensen,
zelfs aan mensen die U niet willen dienen.
Want U wil bij de mensen wonen.

20 Prijs de Heer!
Elke dag is onze God zo ontzettend goed voor ons!

Genesis 22:1-14

God test Abrahams vertrouwen

22 Op een keer wilde God Abrahams vertrouwen in Hem testen. Hij zei tegen hem: "Abraham!" Abraham zei: "Ja, Heer." God zei: "Izaäk is je enige zoon en je houdt heel veel van hem. Ga nu met hem naar het gebied Moria en offer hem daar aan Mij op één van de bergen. Het moet een brand-offer worden. Ik zal je later zeggen op welke berg."

Abraham stond 's morgens vroeg op, zadelde zijn ezel en ging met twee knechten en zijn zoon Izaäk op weg. Ook nam hij hout mee voor het brand-offer. Zo ging hij op weg naar de plaats die God had genoemd. Op de derde dag zag hij die plaats in de verte. Toen zei Abraham tegen zijn knechten: "Jullie blijven hier met de ezel. De jongen en ik gaan daar heen. Als we klaar zijn met aanbidden, komen we weer bij jullie terug." Abraham legde het hout voor het brand-offer op Izaäks schouders. Ook nam hij vuur en een mes mee. Zo gingen ze samen verder. Toen zei Izaäk tegen zijn vader Abraham: "Vader?" En hij zei: "Ja, mijn zoon?" Izaäk zei: "Hier zijn het vuur en het hout. Maar waar is het lam voor het offer?" Abraham antwoordde: "God zal Zelf zorgen voor een lam voor het offer, mijn zoon." Zo gingen ze samen verder.

Ze kwamen op de plaats die God hem had genoemd en Abraham bouwde daar het altaar. Hij legde het hout er op, bond zijn zoon Izaäk vast en legde hem op het hout op het altaar. 10 Toen nam Abraham het mes om zijn zoon te slachten. 11 Maar de Engel van de Heer riep tegen hem vanuit de hemel: "Abraham! Abraham!" En hij zei: "Ja, Heer." 12 En Hij zei: "Raak de jongen niet aan! Doe hem niets! Nu weet Ik, dat je werkelijk diep ontzag voor Mij hebt. Je hebt zelfs je enige zoon aan Mij willen geven!"

13 Abraham keek op en draaide zich om. Toen zag hij een mannetjes-schaap achter zich. Het zat met zijn horens vast in de struiken. Abraham liep erheen, haalde het schaap en offerde het als brand-offer in de plaats van zijn zoon. 14 En hij noemde die plaats: 'De Heer zal geven wat nodig is.' Daarom wordt ook vandaag nog gezegd: 'Op de berg van de Heer zal de Heer geven wat nodig is.'

Galaten 2:1-10

Paulus' bezoek aan de leiders van de gemeente in Jeruzalem

Pas 14 jaar later ging ik weer naar Jeruzalem, samen met Barnabas en Titus. Dat deed ik omdat God mij dat had gezegd. En ik legde uit aan de gemeente in Jeruzalem op welke manier ik het goede nieuws aan de niet-Joodse mensen vertelde. Ik legde dat nog een keer apart uit aan de leiders van de gemeente in Jeruzalem. Want ik wilde zeker weten dat ik het goed deed. En ze vonden het goed zo. Titus hoefde van de leiders zelfs niet besneden[a] te worden, ook al is hij een Griek. Dit kwam ter sprake, omdat er ook bedriegers in de gemeente waren gekomen. Zij wilden zien hoe het zat met de vrijheid die wij in Christus hebben. Ze probeerden de mensen te leren dat ze zich aan de wet van Mozes moesten houden. Ze wilden de gelovigen weer tot slaven van de wet maken. Maar we hebben hun geen kans gegeven. Want de waarheid van het goede nieuws moet duidelijk blijven.

Maar de leiders van de gemeente (het maakt mij niets uit wat ze daarvóór waren, want voor God zijn alle mensen gelijk) hebben mij geen andere taak gegeven. Nee, juist niet. Want ze begrepen dat ik die taak van God had gekregen. Voor hen was het duidelijk dat God wilde dat ik het goede nieuws aan de niet-Joodse volken zou brengen. Net zoals Petrus duidelijk de taak had om het goede nieuws aan de Joden te brengen. God had aan Petrus de kracht gegeven om zijn boodschapper te zijn voor het Joodse volk. Diezelfde kracht had God aan mij gegeven om zijn boodschapper te zijn voor de andere volken. Dat zagen ze ook. Daarom zeiden Jakobus, Petrus en Johannes (de belangrijkste leiders van de gemeente van Jeruzalem) tegen mij dat ze het helemaal met me eens waren. Ze drukten mij en Barnabas de hand. En we spraken af, dat wíj naar de niet-Joodse volken zouden gaan, en zíj naar de Joden. 10 Alleen wilden ze graag dat we ook ons best zouden blijven doen om de arme gelovigen in Jeruzalem te helpen. Dat heb ik dan ook altijd gedaan.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016