Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

Old/New Testament

Each day includes a passage from both the Old Testament and New Testament.
Duration: 365 days
BasisBijbel (BB)
Version
2 Samuël 9-11

Mefiboset, de zoon van Jonatan

Op een dag vroeg David: "Is er nog iemand overgebleven van de familie van Saul? Dan wil ik goed voor hem zijn. Want dat heb ik Jonatan beloofd toen ik met hem een verbond sloot." Er was bij de familie van Saul een dienaar in dienst geweest die Ziba heette. Hij werd bij David geroepen en de koning vroeg hem: "Ben jij Ziba?" Hij antwoordde: "Ja, heer." Toen vroeg de koning hem: "Is er soms nog iemand overgebleven van de familie van Saul? Dan wil ik goed voor hem zijn." Ziba antwoordde: "Er is nog een zoon van Jonatan. Hij heeft kreupele voeten." De koning vroeg: "Waar woont hij?" Ziba antwoordde de koning: "Hij woont bij Machir, de zoon van Ammiël in Lodebar."

Toen liet koning David hem bij Machir ophalen. Zo kwam Mefiboset bij David. Hij liet zich voor David op de grond vallen en boog zich diep. David zei: "Mefiboset!" Hij antwoordde: "Ja, heer." David zei tegen hem: "Wees niet bang, want ik zal goed voor je zijn vanwege mijn vriendschap met je vader Jonatan. Ik zal je alle akkers van je grootvader Saul teruggeven. En je mag steeds bij mij aan tafel eten." Mefiboset boog en zei: "Ik verdien het niet dat u zich bezighoudt met een dode hond als ik!" Toen liet de koning de dienaar Ziba weer komen. Hij zei tegen hem: "Alles wat van je heer Saul en zijn familie is geweest, geef ik aan de kleinzoon van je heer. 10 Ik wil dat jij met je zonen en je knechten voor hem het land bewerkt. En jullie moeten voor hem de oogst binnenhalen, zodat hij te eten zal hebben. En Mefiboset mag steeds bij mij aan tafel eten." Ziba had 15 zonen en 20 knechten. 11 Ziba zei tegen de koning: "Ik zal alles doen wat u beveelt, mijn heer de koning." Dus at Mefiboset bij David aan tafel, alsof hij een zoon van de koning was. 12 Mefiboset had een jonge zoon die Micha heette. En iedereen uit de familie van Ziba werkte als knecht van Mefiboset. 13 Mefiboset woonde in Jeruzalem, want hij at steeds bij de koning aan tafel. Hij was aan beide voeten kreupel.

David voert oorlog tegen de Ammonieten en de Arameeërs

10 Daarna stierf Nahas, de koning van de Ammonieten. Zijn zoon Hanun werd in zijn plaats koning. Toen zei David: "Ik zal vriendelijk zijn voor Hanun, de zoon van Nahas. Want zijn vader is ook vriendelijk voor mij geweest." Daarom stuurde David boodschappers die Hanun moesten zeggen dat David het erg vond voor Hanun dat zijn vader was gestorven. Zo kwamen Davids boodschappers in het land van de Ammonieten. Maar de leiders van de Ammonieten zeiden tegen hun heer Hanun: "U gelooft toch niet echt dat David die mannen stuurt uit respect voor uw vader? Die boodschappers zijn heus niet alleen gekomen om u te vertellen dat David het erg vindt dat uw vader is gestorven. David heeft hen gestuurd om de stad te bespioneren, zodat hij die kan verwoesten!" Toen nam Hanun de dienaren van David gevangen. Hij liet hun baard voor de helft afscheren en hun kleren tot aan hun billen afsnijden. Zo stuurde hij hen terug. Dit werd aan David verteld. Toen stuurde David mannen naar hen toe met de boodschap: "Blijf in Jericho tot jullie baard weer is aangegroeid. Kom dan pas terug." Want de boodschappers schaamden zich vreselijk.

De koning van de Ammonieten merkte dat hij David kwaad had gemaakt. Daarom huurde hij een leger van 20.000 Arameeërs uit Bet-Rechob en Zoba, 1000 mannen van de koning van Maächa en 12.000 mannen uit Tob. Toen David dat hoorde, stuurde hij Joab er op af met het hele leger en alle helden. De Ammonieten stelden hun leger op bij de ingang van de stadspoort. De Arameeërs van Zoba en Rechob en de mannen uit Tob en Maächa bleven in het veld. Joab merkte dat hij van voren en van achteren aangevallen zou worden. Daarom koos hij de beste soldaten van Israël uit en zette hen tegenover de Arameeërs. 10 Zijn broer Abisaï wees hij aan als aanvoerder over de rest van de mannen. Abisaï stelde zijn deel van het leger op tegenover de Ammonieten. 11 Joab zei tegen Abisaï: "Als de Arameeërs te sterk voor mij zijn, dan kom jij mij helpen. En als de Ammonieten te sterk voor jou zijn, dan kom ik jou helpen. 12 Wees vastberaden en laat zien dat we ons volk en de steden van onze God goed verdedigen! Als de Heer het wil, zal Hij ons de overwinning geven." 13 Zodra Joab met zijn mannen de Arameeërs aanviel, sloegen deze voor hem op de vlucht. 14 Toen de Ammonieten zagen dat de Arameeërs op de vlucht sloegen, vluchtten zij voor Abisaï. Ze trokken zich terug in de stad. Toen ging Joab terug naar Jeruzalem.

15 De Arameeërs zagen dat ze door Israël verslagen waren. Maar ze verzamelden hun mannen opnieuw. 16 Hadadezer liet de Arameeërs die aan de overkant van de Rivier woonden naar Helam komen. Ze kwamen onder leiding van Hadadezers aanvoerder Sobach. 17 Toen David dat hoorde, verzamelde hij alle mannen van Israël. Hij stak met zijn leger de Jordaan over en trok naar Helam. De twee legers stelden zich tegenover elkaar op en vielen aan. 18 Maar de Arameeërs sloegen voor Israël op de vlucht. David versloeg 700 strijdwagens van de Arameeërs en 40.000 ruiters. Aanvoerder Sobach werd gedood. 19 Toen de Arameese koningen die door Hadadezer overwonnen waren, merkten dat ze door Israël waren verslagen, sloten ze vrede met Israël. Voortaan betaalden ze belasting aan Israël. En ze durfden de Ammonieten niet weer te komen helpen.

David en Batseba

11 Toen het weer voorjaar werd, de tijd dat de koningen altijd ten strijde trekken, stuurde David Joab en zijn leger er op uit. Ze versloegen de Ammonieten en omsingelden Rabba. Maar David bleef in Jeruzalem.

Op een avond stond David op van zijn bed en wandelde op het dak van het paleis. Vanaf het dak zag hij een vrouw die zich aan het baden was. Ze was heel mooi. David liet vragen wie ze was. Hij kreeg te horen: "Dat is Batseba, de dochter van Eliam. Ze is getrouwd met de Hetiet Uria." David stuurde boodschappers naar haar toe om haar te halen. Ze kwam naar hem toe en hij ging met haar naar bed. Daarna ging ze terug naar huis.

Batseba merkte dat ze in verwachting was geraakt van David. Ze liet het hem weten. Toen stuurde David een boodschap naar Joab dat hij Uria naar hem toe moest sturen. Uria ging naar David. David vroeg hem hoe het met Joab en zijn mannen ging en hoe het met de oorlog stond. Daarna zei David tegen Uria: "Ga maar naar huis en rust een beetje uit." Een paar dienaren van de koning brachten hem een maaltijd achterna. Maar Uria ging niet naar huis. Hij ging in de paleispoort slapen, bij de andere soldaten van zijn heer. 10 David kreeg te horen: "Uria is niet naar huis gegaan." David ging naar Uria en zei tegen hem: "Je hebt toch een lange reis achter de rug? Waarom ga je dan niet naar huis?" 11 Maar Uria zei tegen David: "De kist van God en de mannen van Israël en Juda wonen in tenten, en mijn heer Joab is met zijn mannen in het veld. Zou ik dan naar huis gaan om te eten en te drinken en bij mijn vrouw te slapen? Ik zweer dat ik dat niet zal doen!" 12 David zei tegen Uria: "Blijf vandaag nog hier, dan zal ik je morgen weer terug laten gaan." Zo bleef Uria die dag en de volgende dag in Jeruzalem.

David laat Uria doden

13 De volgende dag nodigde David hem uit om met hem te eten en te drinken. Hij zorgde ervoor dat Uria dronken werd. Maar Uria ging 's avonds weer slapen bij de soldaten en ging niet naar huis. 14 Daarom schreef David de volgende ochtend een brief aan Joab. Hij liet Uria die brief meenemen toen hij vertrok. 15 In de brief stond: "Zet Uria op de plaats waar het zwaarst wordt gevochten. Trek je dan terug met je mannen, zodat hij wordt gedood."

16 Joab bekeek de toestand van de stad goed. Daarna zette hij Uria op de plaats waarvan hij wist dat daar de stad het beste werd verdedigd. 17 De bewoners kwamen de stad uit en vielen Joabs leger aan. Ze wisten een groot aantal van Joabs mannen te doden. Ook Uria werd gedood. 18 Joab liet aan David weten hoe de strijd was gegaan. 19 Hij beval de boodschapper: "Vertel de koning het hele verhaal van de strijd. 20 Als de koning boos wordt en vraagt: 'Waarom zijn jullie dan zo dicht bij de stad gekomen? Wisten jullie dan niet dat ze jullie vanaf de muur zouden beschieten? 21 Weet je nog hoe Abimelech, de zoon van Jerubbaäl, werd gedood bij Tebez?[a] Door een vrouw die vanaf de muur een stuk van een molensteen op zijn hoofd liet vallen! Waarom zijn jullie dan zo dicht bij de muur gekomen?' Dan moet je zeggen: 'Ook Uria is dood.' "

22 De boodschapper ging naar David en vertelde alles wat Joab hem bevolen had. 23 Hij zei tegen David: "Die mannen waren sterker dan wij. Ze vielen ons vanuit de stad aan, in het open veld. Maar wij drongen hen terug tot aan de stadspoort. 24 Toen schoten de boogschutters vanaf de muur op onze mannen. Een aantal van hen werd gedood. Ook Uria is dood." 25 Toen zei David tegen de boodschapper: "Zeg tegen Joab om hem te bemoedigen: 'Trek het je niet te veel aan. Het zwaard doodt de ene keer de één, de andere keer een ander. Ga door en verwoest de stad.' "

26 Toen Uria's vrouw hoorde dat haar man dood was, treurde ze over hem. 27 Toen de tijd van rouw voorbij was, liet David haar naar zijn huis halen. Ze werd zijn vrouw en kreeg een zoon. Maar de Heer vond het heel erg wat David had gedaan.

Lukas 15:11-32

Het verhaal van de twee zonen

11 Verder vertelde Jezus: "Iemand had twee zonen. 12 De jongste van de twee zei tegen zijn vader: 'Vader, geef mij nu alvast het deel van de erfenis dat later voor mij zal zijn.' Toen verdeelde de vader alles wat hij had tussen zijn twee zonen. 13 Een paar dagen later verkocht de jongste zoon zijn deel van de erfenis en ging met het geld naar een ver land. Daar maakte hij zijn geld op door een rijk en lui leventje te leiden.

14 Toen al zijn geld op was, kwam er een zware hongersnood in dat land. Hij begon honger te lijden. 15 Hij ging er op uit en vroeg bij één van de bewoners om werk. Hij mocht zijn varkens hoeden. 16 Hij had zo'n honger, dat hij best van het varkensvoer had willen eten. Maar niemand gaf hem er iets van. 17 Toen ging hij eens goed nadenken. Hij zei bij zichzelf: 'De knechten van mijn vader hebben meer dan genoeg te eten. Maar ik ga hier dood van de honger. 18 Ik zal naar mijn vader gaan. Ik zal tegen hem zeggen: 'Vader, ik heb verkeerd gedaan tegen God en tegen u. 19 Ik ben het niet meer waard om uw zoon te zijn. Mag ik alstublieft als knecht bij u komen werken.' 20 En hij ging naar zijn vader terug.

Toen hij nog ver weg was, zag zijn vader hem aankomen. Hij had medelijden met hem. Hij liep hem snel tegemoet, omhelsde hem en kuste hem. 21 De zoon zei: 'Vader, ik heb verkeerd gedaan tegen God en tegen u. Ik ben het niet meer waard om uw zoon te zijn.' 22 Maar de vader zei tegen zijn dienaren: 'Breng vlug de beste kleren hier en trek hem die aan. Doe een zegelring aan zijn vinger[a] en trek hem schoenen aan. 23 En haal het vetgemeste kalf en slacht het. Want we gaan feestvieren. 24 Want mijn zoon hier was dood en hij is weer levend geworden. Want ik was hem kwijt, maar ik heb hem weer terug!' En ze gingen feestvieren.

25 De oudste zoon had op het land gewerkt. Toen hij vlak bij huis kwam, hoorde hij dat er muziek werd gemaakt en werd gedanst. 26 Hij riep één van zijn knechten en vroeg hem wat er aan de hand was. 27 De knecht zei: 'Uw broer is teruggekomen. Uw vader heeft het vetgemeste kalf laten slachten om te vieren dat hij hem gezond en wel terug heeft.' 28 Toen werd de oudste broer boos en wilde niet naar binnen gaan. Zijn vader kwam naar buiten. Hij drong er bij hem op aan dat hij ook binnen zou komen. 29 Maar hij zei tegen zijn vader: 'Kijk eens, ik werk al jarenlang voor u en ben u nooit ongehoorzaam geweest. Maar u heeft mij nog nooit één geitje gegeven om met mijn vrienden feest te vieren. 30 Maar nu die zoon van u is thuisgekomen die uw geld heeft opgemaakt bij de hoeren, heeft u voor hém het vetgemeste kalf laten slachten!' 31 Maar de vader zei tegen hem: 'Jongen, jij bent altijd bij mij. En alles wat van mij is, is van jou! 32 Maar nu moeten we feestvieren en vrolijk zijn. Want je broer was dood en hij is weer levend geworden. Want ik was hem kwijt, maar ik heb hem weer terug.' "

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016