Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

Old/New Testament

Each day includes a passage from both the Old Testament and New Testament.
Duration: 365 days
BasisBijbel (BB)
Version
Ezechiël 47-48

De beek die uit de tempel stroomt

47 Toen bracht de man mij terug naar de ingang van het tempelhuis. En ik zag opeens dat er water onder de drempel vandaan stroomde. Het stroomde als een beek naar het oosten. Want de voorkant van het tempelhuis stond in de richting van het oosten. Het water stroomde naar beneden en liep aan de zuidkant van het altaar de grond in. Toen bracht hij mij naar de poort aan de noordkant. Hij nam mij door de poort mee naar buiten en bracht mij buitenom naar de poort aan de oostkant. Daar zag ik hoe het water aan de zuidkant van de oostpoort tevoorschijn kwam en naar buiten kolkte.

De man liep naar het oosten. Hij had een meetlint in zijn hand. Hij meette 1000 el (530 meter) af en liet mij daar door het water lopen. Het kwam tot aan mijn enkels. Toen meette hij weer 1000 el en liet mij door het water lopen. Het water kwam tot aan mijn knieën. Toen meette hij weer 1000 el. Het water kwam tot aan mijn middel. Hij meette nog eens 1000 el. Nu was het water een rivier geworden waarin ik niet meer lopen kon. Want het water was zó diep, dat je er alleen maar in zou kunnen zwemmen. Lopen kon niet meer.

Toen zei hij tegen mij: "Heb je het gezien, mensenzoon?" Daarna bracht hij mij terug naar de oever van de rivier. Toen ik terugliep, zag ik dat het langs beide kanten van de rivier vol stond met bomen.[a] Hij zei tegen mij: "Dit water stroomt naar het gebied in het oosten. Eerst komt het in de vlakte en daarna in de zee.[b] Het stroomt de zee in, zodat het water van de zee gezond wordt. Overal waar de twee rivieren komen, zal het wemelen van levende dieren. Het water zal vol vis zijn. Want als dit water in de zee komt, wordt het water van de zee gezond. Zo zal de rivier overal leven brengen. 10 Vanaf En-Gedi tot aan En-Eglaïm zullen er vissers langs de rivier staan. Overal zullen ze hun visnetten te drogen leggen. Er zal net zoveel vis zijn en er zullen net zoveel soorten zijn als in de Grote Zee.[c]

11 Maar de moerassen en plassen langs de rivier zullen niet gezond worden. Zij blijven te zout. 12 Aan beide kanten van de rivier zullen allerlei fruitbomen groeien. De bladeren zullen nooit afvallen en er zullen altijd vruchten aan groeien. Elke maand zullen er vruchten aan zitten, doordat de bomen water krijgen van de rivier uit de tempel. De mensen zullen van de vruchten eten. En de bladeren zullen genezing geven."

De grenzen van het land

13 De Heer zei: "Dit zegt de Heer: Dit zijn de grenzen van het land dat het eigendom zal zijn van de twaalf stammen van Israël. De stam van Jozef zal twee stukken grond krijgen.[d] 14 Het land zal het eigendom van de stammen zijn, omdat Ik dat aan jullie voorvaders gezworen heb. 15 Dit zullen de grenzen zijn: de noordgrens loopt van de Grote Zee naar Hetlon, 16 van Hetlon langs Zedad, Hamat, Berota en Sibraïm (tussen het gebied van Damaskus en het gebied van Hamat), langs de grens van Hauran, en tenslotte tot Hazar-Hatikon. 17 Zo loopt de noordgrens dus van de Grote Zee langs Hazer-Enan. Ten noorden daarvan ligt het gebied van Damaskus. Van Hazer-Enan loopt de grens door naar Hamat. Zo loopt de noordgrens.

18 De oostgrens loopt van het gebied tussen Hauran en Damaskus, langs de Jordaan die tussen Gilead en het land van Israël stroomt, tot aan de zee in het oosten. Zo loopt de oostgrens.

19 De zuidgrens loopt vanaf Tamar naar het zuiden, tot het water van Meriba bij Kades, en dan langs de Beek van Egypte naar de Grote Zee. Zo loopt de zuidgrens.

20 De westgrens loopt langs de Grote Zee tot aan Hamat. Zo loopt de westgrens.

21 Het land moet verdeeld worden onder de stammen van Israël. 22 Jullie moeten het over de families verloten, en de grond zal het eigendom van de stammen zijn. Ook de vreemdelingen die bij jullie wonen en die gezinnen hebben, mogen daar wonen. Ze zullen dezelfde rechten hebben als de Israëlieten. Ook zij zullen een eigen stuk grond in jullie land krijgen. 23 Elke vreemdeling moet een eigen stuk grond krijgen van de stam waarbij hij woont, zegt de Heer."

De verdeling van het land onder de stammen van Israël

48 De Heer zei: "Zó moet het land verdeeld worden. De grenzen van het land lopen in het noorden langs de weg van Hetlon tot aan Hazar-Enon, met Damaskus en Hamat aan het noorden daarvan. In dat gebied krijgt de stam van Dan een stuk grond dat vanaf de oostgrens tot aan de zee komt. De stam van Dan krijgt één deel. Langs het gebied van de stam van Dan, van het oosten tot het westen, krijgt de stam van Aser één deel. Langs het gebied van de stam van Aser, van het oosten tot het westen, krijgt de stam van Naftali één deel. Langs het gebied van de stam van Naftali, van het oosten tot het westen, krijgt de stam van Manasse één deel. Langs het gebied van de stam van Manasse, van het oosten tot het westen, krijgt de stam van Efraïm één deel. Langs het gebied van de stam van Efraïm, van het oosten tot het westen, krijgt de stam van Ruben één deel. Langs het gebied van de stam van Ruben, van het oosten tot het westen, krijgt de stam van Juda één deel.

Langs het gebied van de stam van Juda begint het deel dat voor Mij is. Het moet 25.000 el breed zijn en van oost tot west moet het net zo lang zijn als de delen die de stammen krijgen. Het heiligdom zal in het midden liggen. Het eerste deel daarvan is 25.000 el (13,25 km) lang en 10.000 el (5,3 km) breed. 10 In dat noordelijke deel zullen de priesters wonen. Daarlangs ligt het heiligste deel. Dat gebied zal aan de noordkant 25.000 el (13,25 km) lang zijn, aan de oostkant 10.000 el breed, aan de zuidkant 25.000 el (13,25 km) lang en aan de westkant 10.000 el (5,3 km) breed. De tempel van de Heer zal in het midden van dat gebied liggen. 11 In dit gebied zullen de priesters uit de familie van Zadok wonen. Want zij hebben Mij altijd trouw gediend. Ze hebben niet met de andere Levieten meegedaan toen de Israëlieten ontrouw aan Mij werden. 12 Zij zullen binnen het gebied dat van Mij is, een eigen gebied hebben. Het zal apart liggen van het gebied van de andere Levieten. Het is allerheiligst.

13 De andere Levieten mogen wonen in een gebied dat ten noorden van het gebied van de priesters ligt. Hun gebied zal 25.000 el (13,25 km) lang zijn en 10.000 el (5,3 km) breed. Dus de hele lengte zal 25.000 el zijn en de hele breedte zal 10.000 el zijn. 14 Ze mogen daarvan niets verkopen of met iemand anders ruilen. Ze mogen ook niets van de oogst van dat gebied verkopen of weggeven, want het is van Mij.

15 De 5000 el (2,65 km) die in de breedte overblijft langs de grens van 25.000 el (13,25 km), is niet voor Mij. Het is voor gewoon gebruik. Er moet een stad gebouwd worden, met een open ruimte er omheen voor akkers en weiden. De stad moet in het midden van de open ruimte liggen. 16 Dit zijn de maten van de stad: de noordkant, zuidkant, oostkant en westkant van de stad moeten allemaal 4500 el (2,4 km) zijn. 17 Rond de stad moet aan alle kanten een open ruimte zijn van 250 el (132,5 m) voor akkers en weiden. 18 Aan de oostkant en de westkant daarvan blijft dan 10.000 el (5,3 km) over langs het gebied waar de priesters uit de familie van Zadok wonen. Die grond is voor velden en akkers voor de mensen die in de stad wonen en werken. 19 De mensen die in de stad werken, zullen komen uit alle stammen van Israël.

20 Het hele gebied dat voor Mij is, zal een vierkant zijn van 25.000 el (13,25 km) breed en 25.000 el lang. En de stad ligt in dat gebied.

21 De delen die daarnaast dan nog over zijn, zijn voor de koning. Zijn gebied is zo breed als het gebied dat voor Mij is, en loopt aan de oostkant vanaf die grond tot aan de oostgrens, en aan de westkant vanaf die grond tot aan de zee. Het gebied dat voor Mij is en de tempel liggen in het midden van dat gebied. 22 Het gebied van de Levieten en het gebied van de stad liggen dus midden in het gebied van de koning. Alles wat overblijft tussen het gebied van de stam van Juda en het gebied van de stam van Benjamin, zal voor de koning zijn.

23 De rest van de stammen krijgt de volgende gebieden: Langs het gebied dat van Mij is, van het oosten tot het westen, krijgt de stam van Benjamin één deel. 24 Langs het gebied van de stam van Benjamin, van het oosten tot het westen, krijgt de stam van Simeon één deel. 25 Langs het gebied van de stam van Simeon, van het oosten tot het westen, krijgt de stam van Issaschar één deel. 26 Langs het gebied van de stam van Issaschar, van het oosten tot het westen, krijgt de stam van Zebulon één deel. 27 Langs het gebied van de stam van Zebulon, van het oosten tot het westen, krijgt de stam van Gad één deel. 28 Langs het gebied van de stam van Gad loopt de zuidgrens vanaf Tamar naar het water van Meriba bij Kades, langs de Beek van Egypte tot aan de Grote Zee. 29 Dit is het land dat jullie moeten verloten onder de stammen van Israël, en zo moet de grond verdeeld worden, zegt de Heer."

De poorten van de stad

30+31 De Heer zei: "De poorten van de stad zullen genoemd worden naar de stammen van Israël. Aan de noordkant, die 4500 el (2,4 km) lang is, komen drie poorten: de Rubenpoort, de Judapoort en de Levipoort. 32 Aan de oostkant, die 4500 el lang is, komen drie poorten: de Jozefpoort, de Benjaminpoort en de Danpoort. 33 Aan de zuidkant, die 4500 el lang is, komen drie poorten: de Simeonpoort, de Issascharpoort en de Zebulonpoort. 34 Aan de westkant, die 4500 el lang is, komen drie poorten: de Gadpoort, de Aserpoort en de Naftalipoort. 35 De omtrek van de stad is 18.000 el (9,5 km) en de naam van de stad zal zijn: 'De Heer is hier' (Jahweh Shammah)."

1 Johannes 3

Echte kinderen van God

Kijk eens hoe ontzettend veel de Vader van ons houdt: Hij noemt ons 'kinderen van God'. De mensen die niet geloven, begrijpen ons niet. Dat komt omdat ze Hem niet kennen. Lieve broeders en zusters, nu zijn we kinderen van God. En we kunnen ons nog niet voorstellen hoe het later allemaal zal zijn. Maar we weten dit: wanneer Hij komt, zullen we zijn zoals Hij. Dan zullen we Hem zien zoals Hij werkelijk is. Als je Hem verwacht, ga je op een zuivere manier leven, net zoals Hij Zelf zuiver is.

Als iemand ongehoorzaam is aan God, houdt hij zich niet aan de wet van God. Ongehoorzaamheid aan God is hetzelfde als ongehoorzaamheid aan de wet. En jullie weten dat Jezus is gekomen om alle ongehoorzaamheid weg te nemen. Dat kon Hij doen doordat Hij Zelf nooit ongehoorzaam aan God is geweest. Als je je best doet om één te blijven met Hem, ga je dus niet door met Hem aldoor ongehoorzaam te zijn. Maar als je Hem aldoor ongehoorzaam bent, heb je Hem niet gezien en ken je Hem niet echt.

Kinderen, laat je door niemand iets wijsmaken. Mensen die leven zoals God het wil, zijn rechtvaardig, net zoals Hij rechtvaardig is. Mensen die doorgaan met ongehoorzaam zijn aan God, horen bij de duivel. Want de duivel is al vanaf het begin ongehoorzaam aan God. Maar de Zoon van God is gekomen om het werk van de duivel te vernietigen.

Mensen die uit God geboren zijn, gaan niet door met Hem ongehoorzaam te zijn. Want Gods leven is in hen. Ze kunnen niet langer expres een ongehoorzaam leven leiden. Want ze zijn uit God geboren.

Liefde voor elkaar

10 Hieraan kunnen jullie de kinderen van God en de kinderen van de duivel herkennen: iedereen die niet leeft zoals God het wil, is niet uit God geboren. En iedereen die niet van zijn broeder of zuster houdt, is ook niet uit God geboren. 11 Want dit is de boodschap die jullie vanaf het begin hebben gehoord: dat we van elkaar moeten houden. 12 We moeten niet zijn als Kaïn. Hij hoorde bij de duivel en vermoordde zijn broer Abel. Waarom vermoordde hij hem? Omdat hij niet leefde zoals God het wil en Abel wél. 13 Wees dus niet verbaasd, broeders en zusters, als jullie gehaat worden door de mensen die niet geloven.

14 We weten dat we zijn overgebracht van de dood naar het leven. Dat is te zien aan onze liefde voor de broeders en zusters. 15 Als iemand niet van de broeders en zusters houdt, is hij nog steeds in de dood. Als hij een broeder haat, heeft hij hem in gedachten al vermoord. En jullie weten dat een moordenaar geen eeuwig leven heeft. 16 Jezus heeft ons laten zien wat werkelijke liefde is: Hij heeft zijn leven voor ons gegeven. Ook wij moeten ons leven voor onze broeders en zusters over hebben. 17 Als je het goed hebt in deze wereld, maar je wil een arme broeder of zuster niet helpen, hoe kan Gods liefde dan in je wonen?

18 Kinderen, we moeten niet alleen zéggen dat we van elkaar houden, maar we moeten dat óók laten zien met wat we doen. 19 Daaraan moet te zien zijn dat we uit de waarheid zijn geboren. En dan kunnen we een gerust geweten hebben. 20 Maar als ons geweten toch ongerust is, mogen we er zeker van zijn dat God belangrijker is dan ons geweten. Hij weet alles. 21 Lieve broeders en zusters, als ons geweten ons niet veroordeelt, kunnen we vol vertrouwen en zonder vrees naar God toe gaan. 22 Dan ontvangen we alles wat we van Hem bidden, omdat we Hem in alles gehoorzaam zijn en doen wat Hij van ons vraagt. 23 Wat vraagt Hij van ons? Dat we geloven in zijn Zoon Jezus Christus. En Hij vraagt óók dat we van elkaar houden, zoals Jezus ons heeft bevolen. 24 Als jullie gehoorzaam doen wat Hij vraagt, blijven jullie één met Hem en Hij met jullie. En we weten dat Hij één met ons is, doordat Hij ons zijn Geest heeft gegeven.

BasisBijbel (BB)

© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016