Old/New Testament
Er zal weer licht komen in het duister: God belooft de Redder (vervolg)
9 Het volk dat in het donker leeft, zal een groot licht zien. Er komt weer licht voor het volk dat al vlak voor de poorten van de dood leefde. 2 U heeft het volk weer groot gemaakt. U heeft het volk weer blij gemaakt. Het volk viert net zo vrolijk feest als bij een oogstfeest of bij het verdelen van een grote buit. 3 Want het juk[a] dat zwaar op hun schouders lag, de stangen op hun schouders en de stok waarmee ze werden geslagen, zijn door U stukgebroken. Het wordt een bevrijding zoals vroeger, toen de Midianieten verslagen werden.[b] 4 Alle stampende soldatenlaarzen en alle met bloed bevlekte soldatenkleren zullen worden verbrand. Ze zullen in het vuur worden gegooid. 5 Want er is een Kind geboren: we hebben een Koningszoon gekregen. Hij zal als Koning heersen. Hij wordt Wijze Raadgever, Sterke God, Eeuwige Vader en Vredekoning genoemd. 6 Hij zal voor eeuwig regeren en in zijn koninkrijk zal het eeuwig vrede zijn. Hij zal eerlijk en rechtvaardig over het koninkrijk van koning David regeren, voor eeuwig. De Heer van de hemelse legers zal dit doen omdat Hij zo ontzettend veel van zijn volk houdt.
Gods straf over Israël
7 Jesaja zegt: De Heer spreekt recht over het volk Israël. 8 Alle bewoners van het koninkrijk Israël en van Samaria zullen het merken. Ze zeggen nu nog wel trots: 9 "Muren van gebakken stenen zijn ingestort, maar we zullen ze herbouwen van uitgehakte stenen. De wilde vijgenbomen zijn omgehakt, maar we zullen er cederbomen voor in de plaats zetten." 10 Maar de Heer zal vijanden van koning Rezin van Aram ophitsen tegen Israël. Hij zal Israëls vijanden verzamelen. 11 Van de ene kant valt Aram aan, van de andere kant komen de Filistijnen en samen slokken ze Israël op. Maar nog steeds is de Heer woedend en zijn straf houdt nog niet op.
12 Want het volk gaat nog steeds niet terug naar de Heer die hen strafte. Nog steeds gaan ze niet naar de Heer van de hemelse legers om hulp. 13 Daarom zal de Heer op één dag van Israël de kop en de staart afsnijden, de palmtak en de rietstengel. 14 De leiders zijn de kop en de palmtak, en de leugen-profeten zijn de staart en de rietstengel. 15 De leiders van dit volk zijn slechte leiders: ze leiden dit volk expres de verkeerde kant op. Daardoor loopt het slecht met het volk af. 16 Daarom zal de Heer niet langer blij zijn over de jonge mannen. Hij zal niet langer medelijden hebben met de weeskinderen en de weduwen. Want iedereen is slecht. Niemand trekt zich nog iets van God aan. Alles wat de mensen zeggen, is dwaas. Daarom is de Heer nog steeds woedend en houdt zijn straf nog niet op.
17 Want het kwaad verspreidt zich als een vuur. Het zal dorens en distels verbranden. Daarna zal het vuur de struiken en bomen van het bos in brand zetten. Een dikke rookwolk stijgt op. 18 Ook de woede van de Heer is als een laaiend vuur dat het hele land zal verbranden. In het hele land zal het donker worden. Alle mensen zullen omkomen. 19 De mensen zullen elkaar aanvallen: ze stelen links, maar zullen nog steeds honger hebben. Ze roven rechts, maar de honger zal blijven. De stammen van Israël zullen elkaar aanvallen: 20 Manasse valt Efraïm aan en Efraïm valt Manasse aan, en samen vallen ze Juda aan. Daarom is de Heer nog steeds woedend en houdt zijn straf nog niet op.
God waarschuwt Israël
10 De Heer zegt tegen Israël: "Het zal slecht aflopen met de onrechtvaardige leiders die onrechtvaardige wetten en regels maken. 2 Wetten waardoor arme mensen worden verdrukt en oneerlijk worden behandeld. Wetten waardoor de weduwen worden uitgebuit en de weeskinderen worden geplunderd. 3 Maar wat zullen jullie doen op de dag dat Ik jullie kom straffen? Wat zullen jullie doen op de dag dat Ik een volk uit de verte op jullie afstuur om jullie te vernietigen? Naar wie zullen jullie vluchten om hulp te gaan halen? Waar zullen jullie je rijkdommen in veiligheid brengen? 4 Jullie zullen allemaal bukken onder het slavenjuk of omkomen in de strijd." Om al deze dingen is de Heer nog steeds woedend en houdt zijn straf nog niet op.
God zal Assur straffen voor zijn trots
5 Maar tegen Assur zegt de Heer: "Assur, het zal slecht met jou aflopen. Jij bent de stok waarmee Ik mijn volk wil slaan. Jij bent het wapen van mijn boosheid. 6 Ik zal jou op mijn volk afsturen, omdat Ik woedend ben op mijn volk dat zich niets van Mij aantrekt. Ik zal jou laten komen om het land leeg te roven en te vertrappen als vuilnis in de straten. 7 Maar jij begrijpt niet dat dit míjn plan is. Jij hebt je eigen plannen. Jij wil allerlei volken vernietigen. 8 Jij denkt: 'Ik heb toch overal koningen aangesteld? 9 Ik heb de steden Kalno en Karkemis, Hamat en Arpad, Samaria en Damaskus veroverd. Met al die steden liep het hetzelfde af. 10 Ze hadden veel meer goden dan Jeruzalem en Samaria. En hun godenbeelden waren veel mooier dan die van Jeruzalem en Samaria. Toch heb ik die steden veroverd. 11 Dan zal ik Samaria en Jeruzalem met hun goden toch zeker óók kunnen veroveren?'
12 Maar eerst zal Ik met Jeruzalem op de berg Sion doen wat Ik van plan ben. Daarna zal Ik de koning van Assur straffen voor zijn trots. 13 Want hij denkt: 'Ik heb landen veroverd en hun voorraden meegenomen. Ik heb als een reus de bewoners onder de voet gelopen. En dat heb ik allemaal door mijn eigen macht en mijn eigen wijsheid gedaan! 14 Ik nam de rijkdommen van de volken mee. Dat was net zo gemakkelijk als het leeghalen van vogelnestjes. Ik raapte de hele aarde leeg zoals je eieren uit een verlaten nest raapt. Niemand durfde met zijn vleugels te slaan, zijn snavel open te doen of te piepen.'
15 Maar kan een bijl soms over zijn werk opscheppen tegen de man die ermee hakt? Kan een zaag over zijn werk opscheppen tegen de man die ermee zaagt? Beweegt een staf soms de man die hem vasthoudt? Het is toch maar een stuk hout? 16 Waarom is Assur dan trots op wat hij heeft gedaan? Daarom zal Ik, de Heer van de hemelse legers, de honger sturen naar het rijke Assur. De honger zal al zijn rijkdom doen verdwijnen, net zoals een vuur alles verbrandt. 17 Want de Heer, het Licht van Israël, zal als een vuur zijn. De Heilige God van Israël zal als een vlam zijn. En die vlam en dat vuur zullen op één dag alles van Assur verbranden alsof het dorens en distels zijn. 18 Zijn prachtige bossen en wijngaarden[c] zal Ik op één dag helemaal vernietigen.[d] Assur zal zo zwak worden als iemand die ernstig ziek is. 19 Er zullen maar heel weinig bomen overblijven. Een kind kan ze tellen."
Een klein deel van Israël zal overblijven
20 De Heer zegt: "Het overblijfsel van het volk Israël zal in die tijd niet langer vertrouwen op Assur, de stok waarmee Ik hen sloeg. Maar dan zullen ze werkelijk vertrouwen op Mij, de Heilige God van Israël. 21 Dat kleine overblijfsel van het volk Israël zal terugkomen bij de sterke God. 22 Want, Israël, al is je volk nu zo ontelbaar als het zand langs de zee, slechts een klein overblijfsel zal terugkomen. Want Ik ben vastbesloten om je te vernietigen. Deze straf heb je verdiend. 23 Het besluit van de Heer van de hemelse legers staat vast en iedereen zal het zien."
24 De Heer van de hemelse legers zegt: "Mijn volk dat op de berg Sion woont, wees niet bang als jullie worden verdrukt door Assur, zoals jullie vroeger werden verdrukt door Egypte. 25 Want het duurt maar even. Daarna ben Ik niet meer boos op júllie, maar op Assur. Dan zal Ik Assur straffen en vernietigen. 26 Dan zal Ik hém met mijn zweep slaan, zoals Ik Midian heb geslagen bij de rots Oreb,[e] zegt de Heer van de hemelse legers. En zoals Ik vroeger bij de Rietzee[f] mijn staf heb gezwaaid en mijn macht heb laten zien, zo zal Ik nu weer mijn staf zwaaien en mijn macht laten zien. 27 In die tijd zal de last die Assur op jullie schouders had gelegd, van jullie afglijden. Het juk[g] dat hij op jullie nek had gelegd, zal worden vernietigd, vanwege de man die Ik heb gezalfd."
Assur valt het land binnen
28 Jesaja zegt: het leger van De vijand overvalt[h] Ajat, trekt door Migron, laat zijn bepakking in Michmas achter, 29 trekt de bergpas over en brengt de nacht door in Geba. De bewoners in Rama beven van angst. De mensen uit Gibea-van-Saul vluchten. 30 Schreeuw het uit, Bat-Gallim! Pas op, Laïs! Arm Anatot! 31 De mensen uit Madmena vluchten. De bewoners van Gebim slaan massaal op de vlucht. 32 De vijand staat al bij Nob.[i] Ze schudden dreigend hun vuisten in de richting van de berg Sion en Jeruzalem.
33 Maar let op, de Heer van de hemelse legers zal met geweld de boomtoppen afkappen. De hoge stammen zullen worden omgehakt. 34 Met een bijl zal Hij het dichte bos van de Libanon omhakken. De Libanon zal kaalgekapt worden[j] door de Almachtige God.
Het goede nieuws is voor Joden en niet-Joden
3 Daarvoor ben ik nu dus een gevangene van Jezus Christus.[a] 2 Ik ben dat om jullie te dienen, jullie die geen Joden zijn. Jullie hebben gehoord welke taak God mij heeft gegeven. 3 Om jullie te dienen heeft Hij in zijn goedheid mij zijn verborgen plannen bekend gemaakt. Daarover heb ik jullie hierboven al kort geschreven. 4 Als jullie dat lezen, kunnen jullie iets begrijpen van wat ik weet van de verborgen plannen van Christus. 5 In de eeuwen hiervóór wilde God nog niets over die plannen aan de mensen vertellen. Tenminste, niet op de manier zoals Hij het nu door de Heilige Geest heeft verteld aan de boodschappers van God en de profeten. 6 Dit is Gods plan: de mensen van andere volken mogen samen met de Joden Gods erfenis ontvangen. Want als zij het goede nieuws geloven, horen ook zij bij Gods gezin. En daardoor zijn de dingen die God in Jezus Christus aan de Joden heeft beloofd, nu ook voor hén.
7 Dankzij Gods liefdevolle goedheid ben ik een dienaar van dat goede nieuws geworden. God heeft mij daarvoor zijn kracht gegeven. 8 Ik ben de minst belangrijke van alle gelovigen.[b] Maar toch heeft God mij in zijn liefdevolle goedheid de taak gegeven om aan de niet-Joodse mensen te vertellen over de onbegrijpelijke rijkdom van Christus. 9 God, die alle dingen door Jezus Christus heeft gemaakt, heeft eeuwenlang zijn plannen verborgen gehouden. En nu mag ík aan de mensen zijn plan bekend maken! 10 Pas nú wil God de gemeente gebruiken om zijn grote wijsheid bekend te maken aan de onzichtbare leiders en machten van de geestelijke wereld. 11 Want dat is altijd zijn plan geweest met Jezus Christus, onze Heer.
12 Door ons geloof in Jezus kunnen wij vol vertrouwen en zonder vrees naar God toe gaan. 13 Geef dus alsjeblieft de moed niet op, nu ik moet lijden omdat ik jullie het goede nieuws heb verteld. Wees er liever blij over, want jullie zijn erdoor gered.
De grote liefde van Christus
14 Daarom kniel ik neer voor de Vader van Jezus Christus. 15 Hij is als Vader het voorbeeld voor iedereen in de hemel en op de aarde. 16 Dan bid ik dat Hij vanuit de rijkdom van zijn hemelse macht en majesteit jullie geest met zijn kracht zal vullen, door de Heilige Geest. 17 Want dan zal Christus in jullie hart wonen door jullie geloof. Dan zullen jullie stevig geworteld zijn in zijn liefde, net zoals een boom met zijn wortels stevig in de grond staat. 18 En dan zullen jullie samen met alle andere gelovigen gaan zien hoe breed en hoe lang, hoe hoog en hoe diep de liefde van Christus is. 19 En dan zullen jullie gaan zien dat die liefde te groot is om te begrijpen. En dan zullen jullie vol worden van God Zelf.
20 God is in staat om eindeloos veel meer te doen dan wij kunnen bidden of bedenken. Dat doet Hij door de kracht die in ons werkt. 21 Daarom is alle eer voor Hem in de gemeente, dankzij Jezus Christus, voor altijd en eeuwig! Amen! Zo is het!
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016