Old/New Testament
Het antwoord van Zofar
11 Toen zei Zofar, de vriend uit Naäma, tegen Job:
2 Zou iemand bij zo'n stortvloed van woorden kunnen blijven zwijgen?
Zou iemand die zó goed weet te praten, ook gelijk hebben?
3 Denk je dat jouw onzin anderen tot zwijgen zal brengen?
Denk jij met God te kunnen spotten zonder dat iemand er wat van zegt?
4 Je beweert dat wat jij zegt, waar is.
Je zegt dat je nooit iets verkeerds hebt gedaan.
5 Maar wat zou God daar Zelf over zeggen?
Wat zou er gebeuren als Híj zijn mening gaf?
6 Liet Hij jou maar zien dat je nog niet de helft van de wijsheid kent!
Besef liever dat Hij een deel van je ongehoorzaamheid zelfs door de vingers ziet.
Dat Hij je niet eens zo zwaar straft als je verdient.
7 Weet jij iets van Gods plannen en gedachten?
Kun jij de Almachtige God volledig begrijpen?
8 Gods geheimen zijn net zo ongrijpbaar als de hemel.
Wat kun jij dan eigenlijk doen?
Zijn geheimen zijn dieper dan het dodenrijk.
Wat weet jij dan eigenlijk?
9 Ze zijn groter dan de aarde
en wijder dan de zee.
10 Als Hij je grijpt en gevangen neemt
en je naar de rechtbank brengt om over je recht te spreken,
wie zal Hem dan kunnen tegenhouden?
11 Want Hij weet wie er oneerlijk zijn.
Hij ziet iemands slechte daden – zou Hij doen alsof die er niet zijn?
12 Het is voor een ezel onmogelijk om mens te worden.
Net zo onmogelijk is het voor een dwaas om verstandig te worden.
13 Wat jij moet doen is dit:
werkelijk naar Hem verlangen en je handen naar Hem uitstrekken.
14 Ook moet je stoppen met het doen van slechte dingen.
Zorg dat er niets oneerlijks in je huis wordt gedaan.
15 Pas dan kun je zonder schaamte naar God opkijken.
Pas dan zal je niets overkomen en hoef je nergens bang voor te zijn.
16 Dan zul je al je ellende vergeten.
Al je verdriet zal wegstromen als water.
17 Dan zal er weer licht schijnen in je leven.
Het licht van de ochtend zal weer doorbreken na deze donkere nacht.
18 Je zal weer moed hebben om te leven, omdat je weer hoop hebt.
Als je na je werk thuiskomt, zul je rustig kunnen gaan slapen.
19 Je zal nergens van wakker schrikken.
Iedereen zal met je bevriend willen zijn.
20 Maar met de mensen die zich niets van God aantrekken, zal het slecht aflopen.
Ze zijn wanhopig: er is geen uitweg meer.
Het enige wat ze kunnen verwachten, is de dood.
Job antwoordt Zofar
12 Maar Job antwoordde:
2 Ja, jullie zijn nog eens wijze mannen!
Als jullie dood zijn, zal ook de wijsheid uitgestorven zijn!
3 Maar ik ben ook niet dom.
Ik weet net zoveel als jullie.
Jullie vertellen mij heus niets nieuws.
4 Mijn vrienden lachen mij uit.
Maar ik roep God om hulp en Hij beantwoordt mijn gebed.
Iemand die leeft zoals God het wil, wordt nu eenmaal uitgelachen.
5 Mensen met wie het goed gaat, zeggen van hem:
"Het zal zijn eigen schuld wel zijn. Dat krijg je ervan."
6 Maar slechte mensen en misdadigers wonen in vrede.
Mensen die God kwaad maken, leven in alle rust
omdat God hun het goede geeft.
7 Maar vraag het eens aan de dieren.
Zij zullen het je uitleggen.
Vraag het eens aan de vogels.
Zij weten hoe het zit.
8 Of vraag het aan de aarde zelf.
Die zal jullie inlichten.
Vraag het aan de vissen in de zee.
Zij zullen het jullie vertellen.
9 Wie van hen weet niet
dat de Heer dit Zelf doet?
10 Zij weten allemaal
dat God het is die hun het leven heeft gegeven.
11 Zoals mijn mond het eten proeft,
zo proeven mijn oren of het wijs is wat ze horen.
12 Men zegt dat oude mensen wijs zijn.
Dat een lang leven verstandig maakt.
13 Maar alleen God is wijs en machtig.
Alleen Hij weet alles en begrijpt alles.
14 Als Hij iets afbreekt,
wordt het niet meer opgebouwd.
Als Hij iemand opsluit,
is er niemand die hem vrijlaat.
15 Als Hij het niet meer laat regenen,
drogen de beken op.
Als Hij de regen laat vallen,
wordt alles overspoeld.
16 Hij is machtig en verstandig.
Slechte mensen en hun slachtoffers zijn allebei in zijn macht.
17 Raadgevers stuurt Hij arm weg.
Rechters maakt Hij tot dwazen.
18 Mensen die door koningen gevangen gezet zijn, bevrijdt Hij.
In hun plaats bindt Hij de koningen vast.
19 Leiders stuurt Hij in armoede weg.
Machtige mensen brengt Hij ten val.
20 Raadgevers legt Hij het zwijgen op.
Oude wijze mannen neemt Hij hun wijsheid af.
21 Belangrijke mensen komen voor schut te staan.
Machtige mensen maakt Hij machteloos.
22 Hij legt de diepste diepten bloot.
De diepste duisternis brengt Hij aan het licht.
23 Hij maakt volken groot en vernietigt ze weer.
Hij maakt volken machtig en doet hen later weer verdwijnen.
24 Leiders van landen berooft Hij van hun verstand,
zodat ze ronddwalen in de wildernis.
25 Ze tasten rond in het donker,
ronddwalend alsof ze dronken zijn. (lees verder)
Job antwoordt Zofar (vervolg)
13 Dat heb ik allemaal met eigen ogen gezien.
Dat heb ik allemaal met eigen oren gehoord.
2 Wat jullie weten, weet ik ook.
Ik weet niet minder dan jullie.
3 Maar toch wil ik tot de Almachtige God spreken.
Toch verlang ik ernaar om me bij Hem te verdedigen.
4 Want jullie vertellen me alleen maar leugens.
Jullie lijken op een slechte dokter die alleen maar doet alsof hij weet wat je hebt.
5 Houden jullie je mond nu maar.
Dat zou veel verstandiger zijn.
6 En luister alsjeblieft naar wat ik tegen jullie zeg.
Doe iets met wat jullie van mij horen.
7 Willen jullie Hem met leugens verdedigen?
Zeggen jullie dingen die niet waar zijn omdat jullie voor Hem op willen komen?
8 Kiezen jullie partij voor Hem?
Denken jullie dat jullie Hem moeten verdedigen?
9 Wat gebeurt er als Hij jullie onderzoekt?
Denken jullie dat Hij die leugens dan niet vindt?
Mensen laten zich bedriegen, maar Hij niet!
10 Hij zal jullie streng straffen
als jullie in het geheim partijdig zijn.
11 Hebben jullie dan geen ontzag
voor zijn hemelse macht en majesteit?
12 Wat jullie zeggen heeft net zo weinig betekenis als stof.
Jullie verdediging is net zo zwak als een schild van klei.
13 Wees stil en luister naar wat ik te zeggen heb.
Ik zal zelf wel merken wat de gevolgen van mijn woorden zullen zijn!
14 Ik weet dat ze mij mijn leven kunnen kosten.
Maar dat heb ik ervoor over.
15 Als Hij mij voor mijn woorden wil doden,
blijf ik toch nog hopen dat Hij naar mij wil luisteren.
Ik wil me tegenover Hem verdedigen.
16 En Hij zál ook naar mij luisteren.
Want Hij weigert alleen om te luisteren naar mensen die zich helemaal niets van Hem aantrekken.
17 Luister goed naar wat ik zeg.
Luister goed en zet je oren wijd open.
18 Ik ga nu aan de Rechter mijn zaak uitleggen.
Ik wéét gewoon dat Hij mij gelijk zal geven.
19 Niemand kan mij tegenspreken!
Als ik nog langer zwijg, wordt dat mijn dood.
20 God, ik vraag maar twee dingen van U,
zodat ik me niet langer voor U hoef te verbergen:
21 laat mij alstublieft met rust
en maak mij niet langer bang.
22 Roep mij, dan zal ik U antwoorden.
En geef mij alstublieft antwoord als ik spreek.
23 Hoe vaak ben ik U ongehoorzaam geweest?
Vertel me toch wat ik verkeerd heb gedaan!
24 Waarom verbergt U Zich voor mij?
Waarom behandelt U me als een vijand?
25 Waarom doet U mij kwaad?
Ik stel niets voor!
Ik ben maar als een afgevallen blad, een verdroogde grashalm.
26 Waarom straft U me zo zwaar?
Waarom straft U me nu pas
voor de dingen die ik verkeerd heb gedaan toen ik nog jong was?
27 U heeft mij gevangen gezet, met mijn voeten in het blok.
U bespiedt alles wat ik doe en laat mijn voeten struikelen.
28 Ik voel mij als een verrot stuk hout,
als een door de motten aangevreten mantel. (lees verder)
Saulus ontmoet Jezus
9 Saulus ging nog steeds hevig tekeer. Hij bedreigde en doodde de leerlingen. 2 Hij wilde ook naar Damaskus gaan. Hij wilde daar de mannen en vrouwen die van dat geloof waren, gevangen nemen en naar Jeruzalem brengen. Daarom vroeg hij aan de hogepriester om hem brieven mee te geven voor de synagogen van Damaskus. Daarin stond dat de hogepriester Saulus daarvoor toestemming gaf. 3 Met die brieven reisde Saulus naar Damaskus.
Toen hij vlak bij de stad was, straalde er plotseling een fel licht uit de hemel om hem heen. 4 Hij viel op de grond en hoorde een stem zeggen: "Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?" 5 Saul vroeg: "Wie bent U, Heer?" De Heer zei: "Ik ben Jezus, die jij vervolgt. Maar het is heel moeilijk voor je om tegen mijn wil in te gaan!" 6 Saulus was hevig geschrokken en vroeg: "Heer, wat moet ik doen?" En de Heer zei: "Sta op en ga de stad in. Daar zul je horen wat je moet doen." 7 De mannen die met hem meereisden, waren stomverbaasd. Want ze hoorden wel de stem, maar zagen niemand. 8 Saulus stond van de grond op. Maar toen hij zijn ogen opendeed, kon hij niets zien. Ze namen hem bij de hand en brachten hem naar Damaskus. 9 Drie dagen lang kon hij niet zien. En hij at niets en dronk niets.
Ananias gaat naar Saulus
10 In Damaskus woonde een leerling van Jezus die Ananias heette. 11 Hij zag de Heer die tegen hem zei: "Ananias!" Hij antwoordde: "Ja, Heer." De Heer zei: "Ga naar de Rechtestraat. Vraag bij het huis van Judas naar een man die Saulus heet. Hij komt uit Tarsus. Hij is aan het bidden. 12 Hij heeft in zijn gebed een man zien binnen komen die Ananias heet. Die legde hem de handen op, zodat hij weer kon zien." 13 Ananias antwoordde: "Maar Heer, ik heb van heel veel mensen gehoord dat deze man uw gelovigen in Jeruzalem veel kwaad heeft gedaan. 14 En nu heeft hij toestemming gekregen om hier alle mensen gevangen te nemen die U aanbidden!" 15 Maar de Heer zei tegen hem: "Ga, want Ik heb hem uitgekozen. Hij moet aan niet-Joodse volken, aan koningen en aan het volk Israël over Mij gaan vertellen. 16 En Ik zal hem laten zien hoeveel hij moet lijden voor zijn geloof in Mij."
17 Ananias ging naar het huis. Hij legde Saulus de handen op en zei: "Saul, broeder, ik ben gestuurd door de Heer Jezus die jij hebt gezien toen je hierheen onderweg was. Hij wil dat je weer kan zien, en dat je vol wordt van de Heilige Geest." 18 Onmiddellijk leek het alsof er korsten van zijn ogen vielen. Hij kon weer zien. Hij stond op en liet zich dopen. 19 Toen hij gegeten had, voelde hij zich beter.
Saulus bleef een paar dagen bij de leerlingen in Damaskus. 20 Hij ging onmiddellijk in de synagoge staan vertellen dat Jezus de Zoon van God is. 21 Iedereen die het hoorde, was stomverbaasd. Ze zeiden: "Dat is toch die man die in Jeruzalem iedereen vermoordde die die naam aanbad? Hij is toch hierheen gekomen om mensen gevangen te nemen en naar de leiders van de priesters in Jeruzalem te brengen?"
© stichting BasisBijbel 2013 Gecorrigeerde tekst © 2015 Alle rechten voorbehouden Uitgegeven bij de ZakBijbelBond: 2016