Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
Het Boek (HTB)
Version
2 Samuël 10

David en de Ammonieten

10 Enige tijd later overleed koning Nachas van de Ammonieten. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Hanun. ‘Ik zal Hanun laten zien dat ik het goed met hem meen,’ zei David, ‘want zijn vader Nachas is altijd vriendelijk en trouw tegenover mij geweest.’ Daarom stuurde David afgevaardigden om Hanun te condoleren en te troosten met het verlies van zijn vader. Maar Hanuns officieren fluisterden hem in: ‘U gelooft toch zeker niet dat deze mannen zijn gekomen om u te condoleren met het verlies van uw vader! David heeft ze gestuurd om te spioneren in de stad, voordat hij ons aanvalt!’ Daarom liet Hanun Davids mannen gevangennemen. Hij schoor de helft van hun baarden af en knipte hun mantels ter hoogte van hun billen af. Halfnaakt stuurde hij hen daarna naar huis terug. Toen David hoorde wat er was gebeurd, droeg hij de mannen op in Jericho te blijven tot hun baarden weer waren aangegroeid, zij schaamden zich enorm over hun uiterlijk.

De Ammonieten beseften heel goed dat zij de woede van David hadden opgewekt en daarom haalden zij twintigduizend Syrische huurlingen uit de landen Zoba en Rechob, duizend man van de koning van Maächa en twaalfduizend man uit het land Tob. 7,8 Toen dit David ter ore kwam, stuurde hij Joab en het hele leger van Israël op hen af. De Ammonieten verdedigden de poorten van hun stad, terwijl de Syriërs uit Zoba, Rechob, Tob en Maächa in het open veld vochten. Toen Joab doorkreeg dat hij op twee fronten moest vechten, koos hij de beste strijders uit, nam zelf het commando over hen en ging de Syriërs in het open veld te lijf. 10 De rest van het leger moest onder bevel van zijn broer Abisaï de Ammonieten aanvallen die de stad verdedigden. 11 ‘Als het nodig is, moet je mij te hulp komen tegen de Syriërs,’ beval Joab hem. ‘Maar als de Ammonieten te sterk mochten zijn voor jou, zal ik jou te hulp komen. 12 Houd moed! We moeten vandaag werkelijk tot het uiterste gaan als wij ons volk en de steden van onze God willen redden. Moge de wil van de Here worden gedaan.’ 13 Toen Joab en zijn troepen zich in de strijd wierpen, sloegen de Syriërs op de vlucht. 14 Toen de Ammonieten dat zagen, sloegen ook zij voor Abisaï op de vlucht en trokken zich terug in de stad. Daarna keerde Joab terug naar Jeruzalem.

15,16 De Syriërs beseften dat zij niet tegen de Israëlieten waren opgewassen. Daarom kregen zij bij het hergroeperen steun van nog meer Syrische troepen, die Hadadezer van de andere kant van de Eufraat had laten komen. Deze troepenaanvulling kwam in Helam aan onder bevel van opperbevelhebber Sobach van Hadadezers leger. 17 David werd van deze ontwikkelingen op de hoogte gesteld en nam daarna zelf het bevel over het Israëlitische leger en trok naar Helam, waar de Syriërs hem aanvielen. 18 Maar opnieuw gingen de Syriërs op de vlucht voor de Israëlieten die zevenhonderd wagenmenners en veertigduizend ruiters, onder wie generaal Sobach, versloegen en dood op het slagveld achterlieten. 19 Toen Hadadezers bondgenoten zagen dat de Syriërs waren verslagen, gaven zij zich over aan Israël en werden Davids dienaren. Voortaan bedachten de Syriërs zich wel tweemaal voor zij de Ammonieten te hulp kwamen.

2 Corinthiërs 3

Gods nieuwe verbond

Moeten wij onszelf bij u aanbevelen? Of moeten wij, net als sommigen dat doen, een getuigschrift voor u meebrengen? Of dat aan u vragen? De enige brief die wij hebben, bent uzelf, een brief die in ons hart gegrift is. Door de verandering in uw leven kan iedereen zien dat wij een goed werk onder u hebben gedaan. Men kan zien dat u een brief van Christus bent, die door ons geschreven is, niet een brief met pen en inkt geschreven of in steen gebeiteld, maar een brief die door de Heilige Geest in harten van mensen gegrift is. Wij durven dit alleen maar over onszelf te zeggen, omdat wij er dankzij Christus op vertrouwen dat God ons zal helpen het waar te maken. Wij denken niet zelf iets van blijvende waarde te kunnen doen. Onze kracht en de resultaten komen alleen van God. Hij heeft ons geholpen anderen over zijn nieuwe verbond te vertellen. Dit is geen verbond door de wet, maar door de Heilige Geest. Want hoe men ook probeert de wet van God te houden, het eindigt altijd met de dood. Door de Heilige Geest komt er leven.

Toch begon het oude verbond, dat tot de dood leidde, met zoʼn stralend licht, dat de Israëlieten het niet konden verdragen naar Mozes te kijken. Want terwijl hij hun de wet gaf die zij moesten gehoorzamen, straalde zijn gezicht door de aanwezigheid van God. Maar dat was van voorbijgaande aard. Moeten wij dan niet een veel grotere glans verwachten, nu de Heilige Geest leven geeft? Als het verbond dat tot veroordeling leidt al zoʼn glans gaf, hoeveel meer moet dan de glans van het verbond zijn dat de mensen bij God brengt? 10 Sterker nog: de glans die van Mozesʼ gezicht afstraalde, was een flauw schijnsel vergeleken bij de schitterende glans van het nieuwe verbond. 11 Dus, als het oude verbond, dat toch weer zou verdwijnen, al een hemelse glans had, hoeveel sterker moet dan de glans van Gods nieuwe verbond zijn, omdat dat blijvend is.

12 Omdat wij hiernaar uitzien, kunnen wij Gods boodschap met grote vrijmoedigheid brengen. 13 Dat is een groot verschil met Mozes, die een doek over zijn hoofd droeg, zodat de Israëlieten niet zouden zien dat de glans langzaam van zijn gezicht verdween. 14 Niet alleen het gezicht van Mozes was bedekt, maar ook de gedachten en het inzicht van de mensen. Zelfs nu nog ligt er een sluier over de Boeken van het oude verbond wanneer ze worden voorgelezen. Deze sluier wordt alleen weggenomen door het geloof in Jezus Christus. 15 Ja, ook in deze tijd zijn zij verblind, als zij lezen wat Mozes geschreven heeft. 16 Maar als iemand zich tot de Here bekeert, wordt die sluier weggenomen. 17 De Here is de Geest, die leven geeft en waar Hij is, is vrijheid. 18 Wij, gelovigen, hebben geen sluier over ons gezicht. Wij zijn net spiegels, die het schitterende licht van de Here weerspiegelen. Terwijl zijn Geest in ons werkt, gaan wij steeds meer op Hem lijken.

Ezechiël 17

Het raadsel van de grote arend

17 Daarop kreeg ik de volgende boodschap van de Here: ‘Mensenzoon, geef het volk Israël het volgende raadsel op: “Dit zegt de Oppermachtige Here: 3,4 een grote arend met brede, krachtige vleugels, vol kleurige, lange veren, vloog naar de Libanon. Hij rukte de top van een grote ceder af en bracht die naar een handelsstad, waar hij haar in de grond plantte. Daarna haalde hij wat zaad uit uw land en zaaide dat in de vruchtbare grond langs een brede rivier, waar het even snel opgroeide als een wilg. De top schoot wortel en groeide uit tot een lage, maar breed uitgroeiende wijnstok, waarvan de ranken zich naar de arend toekeerden en de wortels zich stevig in de grond verankerden. De ranken waren sterk en ook sproten er mooie bladeren uit de wijnstok voort. Maar toen er een andere grote arend voorbijkwam met brede vleugels en veel veren, strekte plotseling de wijnstok zijn wortels en ranken naar hem uit en vroeg als het ware de arend om water, terwijl hij toch in goede aarde stond met genoeg water om een uitstekende wijnstok met veel bladeren en vruchten te worden. De Oppermachtige Here vraagt nu: moet Ik deze boom laten groeien en bloeien? Nee! Ik zal hem met wortel en al uit de grond rukken! Ik zal zijn takken vol fruit wegkappen en zijn bladeren laten verdorren. Hij zal gemakkelijk ontworteld kunnen worden, daar zullen niet veel mensen en weinig inspanning voor nodig zijn. 10 Zelfs als de wijnstok verplant zou worden, is het de vraag of hij het zal uithouden. Nee, toch niet, want als de oostenwind er overheen jaagt, zal hij volledig verdorren. Hij zal sterven in diezelfde goede aarde waarin hij eerst zo goed groeide.” ’

11 Toen kreeg ik de volgende boodschap van de Here: 12,13 ‘Vraag deze opstandige Israëlieten: “Weet u niet wat dit raadsel betekent? Ik zal het u vertellen. Koning Nebukadnezar van Babel—de eerste van de twee arenden—kwam naar Jeruzalem en voerde haar koning en functionarissen—de top van de boom en haar loten—weg naar Babel. Nebukadnezar sloot daarop een overeenkomst met een lid van de koninklijke familie—Zedekia—en liet hem een eed van trouw zweren. Hij plantte een jonge plant in vruchtbare grond langs een brede rivier en verbande de regeringsleiders, 14 zodat het koninkrijk niet weer de kracht zou krijgen om opnieuw in opstand te komen. Alleen door zich aan de overeenkomst te houden, kon het koninkrijk blijven bestaan. 15 Maar ondanks dat kwam Zedekia opnieuw in opstand tegen Babel. Hij zond afgevaardigden naar Egypte en vroeg om een groot leger en vele paarden om Nebukadnezar te bestrijden. Maar zal het hem goed gaan nadat hij zo al zijn beloften heeft gebroken? Zal hij in zijn opzet slagen? 16 Nee! Want,” zegt de Here, “het staat voor Mij vast dat de koning van Israël zal sterven. Nebukadnezar zal de boom met wortel en tak uit de grond trekken! Zedekia zal in Babel sterven. In het land van de koning die hem zijn macht gaf en wiens overeenkomst hij verachtte en verbrak. 17 De farao en zijn machtige leger zullen hem niet kunnen helpen als de koning van Babel Jeruzalem opnieuw belegert en vele slachtoffers maakt. 18 Want de koning hield zich niet aan zijn belofte, nadat hij gehoorzaamheid had gezworen. Daarom zal hij niet ontkomen.” 19 De Oppermachtige Here zegt: “Zo waar Ik leef, Ik zal hem straffen omdat hij zich niet hield aan de plechtige eed die hij in mijn naam had afgelegd. 20 Ik zal mijn net over hem heen gooien en hij zal in mijn valstrik lopen. Ik zal hem naar Babel brengen en daar met hem afrekenen om zijn ontrouw aan Mij. 21 De beste soldaten van zijn leger zullen op de vlucht met het zwaard worden gedood en zij die in de stad overblijven, zullen over de vier windstreken worden verspreid. Dan zult u weten dat Ik, de Here, deze woorden heb gesproken.”

22,23 De Oppermachtige Here zegt: “Ik zal Zelf het mooiste twijgje van de top van de hoogste ceder nemen en dat planten op de top van de hoogste berg. Het zal uitgroeien tot een prachtige ceder, met veel takken en vruchten. Allerlei dieren zullen onder die boom bijeenkomen en zijn takken zullen bescherming bieden aan alle soorten vogels. 24 Iedereen zal moeten erkennen dat Ik, de Here, die hoge bomen omhak en lage bomen verhoog, de groene boom laat verdorren en de dorre boom laat bloeien. Ik, de Here, heb dit gezegd en zal het ook doen.”’

Psalmen 60-61

60 1,2 Een waardevol lied van David voor de koordirigent. Te zingen op de wijs van: ‘De lelie van het getuigenis.’ David schreef dit leerzame gedicht nadat hij had gestreden tegen de Arameeërs van Mesopotamië en Zoba, en nadat Joab op de terugweg daarvan twaalfduizend Edomieten in het Zoutdal had verslagen.

O God, U hebt ons verstoten, uiteengescheurd,
uw toorn over ons uitgestort:
keer U weer naar ons toe!
U hebt het land laten trillen en scheuren.
Het staat te wankelen.
Ons volk heeft door U zwaar geleden,
U hebt ons bedwelmde wijn laten drinken.
Aan hen die ontzag voor U hebben,
hebt U een eigen vaandel gegeven
zodat zij zich kunnen verzamelen
om te strijden tegen de boogschutters.
Zo zijn uw volgelingen gereed voor de strijd.
Laat ons overwinnen,
want dat hangt alleen van U af.
Geef ons toch antwoord!
God heeft vanuit zijn heilige plaats
tot ons gesproken.
Ik juich van vreugde
en zal Sichem verdelen.
Ik ga het dal van Sukkot opmeten.
Gilead en Manasse zijn van mij
en Efraïm is mijn helm.
Juda is de staf waarmee ik regeer.
10 Moab is mijn wasbak,
Edom vertrap ik met mijn sandalen
en over Filistea triomfeer ik.
11 Wie brengt mij naar de versterkte vesting?
Wie begeleidt mij naar Edom?
12 U bent het, o God,
U die ons eerst had verstoten.
Wilt U, o God, optrekken met onze legers?
13 Help ons tegen de vijand,
want hulp van mensen stelt niets voor.
14 Met de hulp van God kunnen wij dapper strijden,
Hij zal onze vijanden verslaan.

61 Een lied van David voor de koordirigent. Te zingen bij snarenspel.

Hoort U mijn smeken wel, o God?
Luister toch naar mijn gebed.
Vanuit de verste uithoek van het land
roep ik U, ik kan niet meer!
Wilt U mij naar een plaats brengen
waar ik zelf niet kan komen?
Een plaats waar ik veilig ben?
U hebt mij immers altijd beschermd,
bij U schuilde ik altijd tegen de vijand.
Laat mij toch altijd in uw huis mogen blijven.
Laat mij bij U mogen schuilen,
veilig onder uw vleugels.
O God, U hebt mijn geloften gehoord,
al uw volgelingen ontvangen uw erfenis.
Geef de koning een lang leven
en laat zijn nageslacht altijd regeren.
Geef dat hij U ook altijd trouw zal volgen,
laten uw goedheid, liefde en trouw
hem altijd beschermen.
Dan zal ik voortdurend uw lof zingen
en elke dag mijn geloften nakomen.

Het Boek (HTB)

Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.