Print Page Options
Previous Prev Day Next DayNext

M’Cheyne Bible Reading Plan

The classic M'Cheyne plan--read the Old Testament, New Testament, and Psalms or Gospels every day.
Duration: 365 days
Het Boek (HTB)
Version
Deuteronomium 29

Het verbond van God

29 Op de vlakten van Moab herhaalde Mozes de regels van het verbond dat de Here bij de berg Horeb met het volk Israël had gesloten.

2,3 Hij riep alle Israëlieten bij elkaar en zei: ‘U hebt met eigen ogen de grote plagen en machtige wonderen gezien die de Here over de farao en zijn volk in het land Egypte bracht. Maar pas vandaag heeft de Here u inzicht gegeven, uw ogen en oren geopend.

Veertig jaar lang heeft de Here u door de woestijn geleid zonder dat uw kleren versleten of uw sandalen kapot gingen! Hij liet niet toe dat u zich ergens vestigde om koren voor brood en druiven voor wijn te verbouwen omdat Hij u wilde laten voelen dat Hij het is die voor u heeft gezorgd. Toen wij hier aankwamen, trokken koning Sichon van Chesbon en koning Og van Basan tegen ons ten strijde, maar wij vernietigden hen. Wij namen hun land en gaven het als erfdeel aan de stammen van Ruben en Gad en aan de halve stam van Manasse. Daarom moet u de bepalingen van dit verbond naleven zodat het u goed zal gaan bij alles wat u doet. 10 U allen—uw leiders, het volk, uw rechters en uw ambtenaren—staat vandaag voor de Here uw God. 11 Samen met uw kleine kinderen, uw vrouwen, de vreemdelingen die bij u wonen en zij die uw hout hakken en uw water dragen. 12 U staat op het punt een verbond te sluiten met de Here uw God. Een verbond dat Hij vandaag met u sluit. Als u dit verbond verbreekt, weet u welke vervloekingen u te wachten staan. 13 Hij zal u vandaag bevestigen als zijn volk en wil duidelijk maken dat Hij uw God is, net zoals Hij het heeft gezworen aan uw voorouders Abraham, Isaak en Jakob. 14,15 Dit verbond en bijbehorende vervloekingen gelden niet alleen voor u, zoals u hier vandaag voor Hem staat, maar ook voor alle toekomstige generaties van Israëlieten. 16 U herinnert zich dat wij in Egypte leefden en hoe wij daarna door de gebieden van andere volken kwamen: 17 u hebt hun heidense afgoden van hout, steen, zilver en goud gezien. 18 Op de dag dat iemand van u—man of vrouw, familie of stam van Israël—de Here onze God de rug toekeert en de goden van deze andere volken wil aanbidden, zal een plant in uw midden opgroeien die bitter en giftig fruit voortbrengt. 19,20 Laat niemand bij het horen van deze vervloekingen optimistisch denken: “Het gaat mij toch wel goed, ook al ga ik mijn eigen gang.” Want de Here zal dat niet vergeven! Zijn toorn en jaloezie zullen zich in al hun hevigheid tegen die man keren. En alle vervloekingen die in dit boek staan geschreven, zullen op hem neerkomen en de Here zal ervoor zorgen dat niets op aarde nog aan hem herinnert. 21 De Here zal die man uit alle stammen van Israël verbannen en alle vervloekingen over hem uitstorten, die in dit boek beschreven staan. 22 Dan zullen uw kinderen, de toekomstige generatie en de buitenlanders die uit verre landen bij u komen, de plagen en ziekten zien die de Here over u zal hebben gestuurd. 23 Zij zullen zien dat het hele land is verbrand met zwavel en zout. Niets is ingezaaid en er wordt niet geoogst. De plantengroei is verdwenen net als in Sodom en Gomorra en in Adma en Seboïm, de steden die de Here in zijn toorn verwoestte. 24 “Waarom heeft de Here hun dit aangedaan?” zullen de volken zich afvragen. “Waarom was Hij zo toornig?” 25 En hun zal worden verteld: “Omdat de mensen van dat volk het verbond verbraken dat de Here, de God van hun voorouders, met hen had gesloten toen Hij hen uit Egypte wegleidde. 26 Want zij dienden en aanbaden vreemde goden en overtraden op die manier zijn uitdrukkelijke verbod. 27 Daarom keerde de toorn van de Here zich tegen zijn land en al zijn vervloekingen (die in dit boek staan opgeschreven) werden uitgestort over dit volk. 28 In hevige toorn rukte de Here het uit zijn land weg en verdreef het naar een ander land.” 29 Er zijn geheimen die de Here, uw God, u niet heeft geopenbaard. Maar deze woorden, die Hij wel heeft geopenbaard, moeten wij en onze kinderen voor altijd gehoorzamen.’

Psalmen 119:49-72

49 Denk aan wat U tegen mij hebt gezegd,
ik ben immers uw dienaar en U hebt mij hoop gegeven.
50 Dat troost mij in alle ellende die ik meemaak.
Uw beloften geven mij weer leven.
51 Ongelovigen kunnen mij nog zo bespotten,
ik stap niet af van uw wet.
52 Here, als ik denk aan alles
wat U sinds mensenheugenis hebt voorgeschreven,
voel ik mij getroost.
53 De goddeloze mensen die uw wet links laten liggen,
brengen mij tot grote verontwaardiging.
54 Uw leefregels zijn muziek voor mij,
zolang ik hier op aarde woon,
ik voel mij hier een vreemdeling.
55 Als ik ʼs nachts wakker lig,
denk ik aan uw grote naam, Here,
en ook dan houd ik mij aan uw wetten.
56 Dat heb ik van U ontvangen,
omdat ik uw leefregels zorgvuldig bewaar.
57 De Here heeft Zichzelf aan mij gegeven,
ik heb ook beloofd mij altijd aan uw woord te houden.
58 Ik verlang er met mijn hele hart naar
dat U mij goed gezind bent,
geef mij uw genade zoals U hebt beloofd.
59 Ik denk na over mijn levensweg
en haast mij om uw woord te volgen.
60 Zonder aarzelen haast ik mij
te doen wat U voorschrijft.
61 Hoewel de ongelovigen om mij heen
mij voortdurend willen vangen,
vergeet ik niet wat U in uw wet zegt.
62 Rond middernacht sta ik op om U te prijzen
voor uw rechtvaardige wetten en geboden.
63 Ik ga mijn weg samen met alle mensen
die ook ontzag voor U hebben
en die leven volgens uw gebod.
64 De aarde is vol van uw goedheid en liefde, Here.
Leer mij alles over uw wetten.
65 U hebt mij, uw dienaar, het goede gegeven.
Precies, Here, zoals uw woord dat aangeeft.
66 Geef mij een goed onderscheidingsvermogen en verstand,
want ik stel mijn vertrouwen op uw wet.
67 Voordat ik in moeilijkheden kwam, dwaalde ik vaak van U af.
Maar nu houd ik mij alleen nog aan wat U zegt.
68 U bent een goede God en doet het goede voor de mensen.
Leer mij alles wat U van de mensen wilt.
69 Ongelovigen schuiven mij allerlei leugens in de schoenen,
maar ik houd mij met mijn hele hart vast aan uw wet.
70 Zij hebben harten van steen,
maar ik ervaar vreugde als ik aan uw wet denk.
71 Het is goed dat ik grote moeilijkheden heb doorgemaakt,
want daardoor heb ik U en uw wet beter leren kennen.
72 Uw woorden gaan voor mij ver boven
grote rijkdommen aan goud en zilver.

Jesaja 56

God sluit niemand uit

56 Wees rechtvaardig en eerlijk tegen iedereen, zegt de Here God. Doe wat rechtvaardig en goed is, want Ik kom binnenkort om u te redden en mijn rechtvaardigheid te tonen. Gezegend is wie de sabbat in ere houdt, gezegend is wie zichzelf weerhoudt van slechte daden. Als iemand van een ander volk zich bij de Here aansluit, laat hij dan niet zeggen: ‘De Here zal mij achterstellen bij zijn eigen volk.’ Zelfs als hij een eunuch is, moet hij niet denken minderwaardig te zijn. Want dit zeg Ik over de eunuch die de sabbat in ere houdt, zich gedraagt zoals Ik dat wens en weet dat hij deel uitmaakt van mijn verbond: Ik zal hem in mijn huis, binnen mijn muren een naam geven die uitgaat boven de eer die hij zou ontvangen als hij zonen en dochters had. Want de naam die Ik hem zal geven, is een eeuwige, hij zal nooit verdwijnen.

Ja, allen die zich bij het volk van God voegen hoewel zij behoren tot een ander volk, Hem dienen en zijn naam liefhebben, zijn dienaars zijn en de sabbat niet ontheiligen en die zijn verbond en beloften hebben aanvaard, zal Ik ook naar mijn heilige berg brengen. Ik zal hen vol vreugde maken in mijn huis van gebed. Ik zal hun offers en geschenken aannemen, want mijn tempel zal ‘Huis van gebed voor iedereen’ worden genoemd!

Want de Here God, die de uitgestotenen van Israël terugbrengt, zegt: naast mijn volk Israël zal Ik daar ook anderen brengen.

Slechte leiders

Kom, wilde dieren van het land, kom eten, dieren van de bossen, verscheur mijn volk. 10 Want de wachters van mijn volk zijn allemaal blind voor het gevaar. Het zijn leeghoofden die geen alarm slaan als het gevaar komt. Zij houden van zomaar wat liggen, van slapen en mooie dromen. 11 Zij zijn net zo gulzig als honden, nooit hebben zij genoeg, het zijn domme herders die alleen op hun eigen welzijn letten en elke kans benutten om er zelf beter van te worden. 12 ‘Vooruit,’ zeggen zij, ‘laten wij wat wijn halen en een feest houden, laten we ons eens lekker bedrinken. Dit is pas leven, zo mag het wel altijd blijven. En morgen wordt het nog mooier!’

Mattheüs 4

Jezus door de duivel op de proef gesteld

Daarna werd Jezus door de Geest naar de woestijn geleid om door de duivel op de proef te worden gesteld. Nadat hij veertig dagen en veertig nachten had gevast, kreeg Hij ten slotte honger. Op dat moment stelde de duivel Hem op de proef en zei: ‘U bent toch de Zoon van God? Zeg dan dat deze stenen brood moeten worden.’ ‘Nee,’ antwoordde Jezus, ‘want in de Boeken staat dat eten niet het belangrijkste is, maar dat de mens ook leeft van ieder woord dat God spreekt.’

Toen nam de duivel Hem mee naar het dak van de tempel in Jeruzalem. ‘Als U de Zoon van God bent,’ zei hij, ‘spring dan naar beneden. Er staat immers in de Boeken dat God zijn engelen zal sturen om U te beschermen. Zij zullen U op handen dragen en U zult niet struikelen.’ Jezus antwoordde: ‘Er staat ook: “Stel de Here, uw God, niet op de proef.” ’

De duivel nam Hem weer mee, nu naar een heel hoge berg. Hij liet Hem alle landen van de wereld zien, met al hun pracht en praal. ‘Dat zal ik U allemaal geven,’ zei hij, ‘als U voor mij neerknielt en mij aanbidt.’ 10 ‘Ga weg, Satan,’ zei Jezus. ‘Er staat immers in de Boeken: “Aanbid de Here, uw God, en geef niemand anders eer.” ’ 11 Toen liet de duivel Jezus met rust. En er kwamen engelen om voor Jezus te zorgen.

12 Toen Jezus hoorde dat Johannes de Doper was gevangengenomen, ging Hij terug naar Nazareth in Galilea. 13 Niet lang daarna verhuisde Hij naar Kafarnaüm, een stadje aan het meer van Galilea, in het gebied van Zebulon en Naftali.

14 Dat was in overeenstemming met wat de profeet Jesaja had gezegd: 15 ‘Land van Zebulon en Naftali, het gebied aan de weg naar zee, aan de andere zijde van de Jordaan, Galilea, het woongebied van de heidenen: 16 dit volk dat in duisternis leeft, zal een groot Licht zien, en over hen die wonen in het land waar de dood heerst, zal een Licht opgaan.’

17 Van toen af begon Jezus de mensen in het openbaar toe te spreken. ‘Bekeer u, want het Koninkrijk van de hemelen is vlakbij,’ zei Hij.

18 Op een dag liep Hij langs het meer van Galilea en zag twee vissers hun net in het water gooien. Het waren twee broers: Simon, die ook wel Petrus wordt genoemd, en zijn broer Andreas. 19 Jezus zei tegen hen: ‘Ga met mij mee. Dan zal ik een ander soort vissers van jullie maken. Vissers die mensen voor Mij vangen.’ 20 Zij lieten meteen hun netten liggen en gingen met Hem mee.

21 Iets verderop zag Jezus nog twee broers: Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeüs. Zij zaten bij hun vader in de boot netten te repareren. Hen riep Hij ook. 22 Zij lieten direct de boot en hun vader achter en gingen met Jezus mee.

23 Jezus trok door heel Galilea. Hij sprak in de synagogen en vertelde overal het goede nieuws van het Koninkrijk. Hij genas de mensen van alle ziekten en kwalen. 24 Het nieuws over Hem bereikte zelfs heel Syrië. Van alle kanten werden ernstig zieke mensen bij Hem gebracht. Sommigen hadden boze geesten. Anderen leden aan vallende ziekte. Weer anderen waren verlamd. Maar wat zij ook hadden, Hij genas hen allemaal.

25 Grote groepen mensen volgden Hem, zij kwamen uit Galilea, Dekapolis, Jeruzalem, Judea en van de andere zijde van de Jordaan.

Het Boek (HTB)

Het Boek Copyright © 1979, 1988, 2007 by Biblica, Inc.®
Used by permission. All rights reserved worldwide.